MIJ werd de bittere teleurstelling van God volk getoond, toen zij Jezus niet op de verwachte tijd zagen. Zij begrepen niet, waarom hun Heiland niet kwam; want zij konden geen bewijs er voor zien,dat de profetiese tijd niet geēindigd was. De engel sprak: “Is Gods in gebreke gebleven? Pleeft God Zijn beloften niet vervuld? Neen; Hij heeft al wat Hij beloofde vervuld. Jezus isopgestaan en heeft de deur van de heilige plaats in het hemelse heiligdom gesloten en een deur naar het heilige der heili-gen geopend, en is daar binnen gegaan om het heiligdom te reinigen. Allen, die geduldig wachten, zullen de verborgenheid verstaan. De mens heeft gedwaald; maar er is geen fout begaan aan Gods kant. Al wat God beloofd heeft, is volbracht; maar de mens heeft zich vergist door te geloven dat de aarde het heiligdom was, dat aan het einde van de profetiese tijdperken gereinigd worden zou. Het is de verwachting van de mens, niet de belofte van God, die niet vervuld is geworden.” EG 300.1
Jezus zond Zijn engelen om de aandacht van Zijn teleurgestelde kinderen te vestigen op het heilige der heiligen, waarheen Hij gegaan was om het heiligdom te reinigen en een speciale verzoening te doen voor Israel. Jezus sprak tot de engelen dat alien, die Hem vinden zouden, het werk zouden verstaan, dat Hij moest verrichten. Ik zag dat, terwijl Jezus in het heilige der heiligen was, Zijn huwelik met het Nieuwe Jeruzalem gesloten zou worden, en nadat Zijn werk in het heilige der heiligen volbracht zou zijn, zou Hij met koninklike macht naar de aarde nederdalen, en de geliefden tot Zich nemen, die geduldig op Zijn wederkomst gewacht hadden. EG 300.2
Mij werd getoond wat in de hemel had plaats gehad aan het einde van de profetiese tijdperken, in 1844. Toen Jezus de bediening in de heilige plaats geēindigd, en de deur van dat vertrek gesloten had, kwam er grote duisternis over degenen, die de boodschappen van Zijn komst gehoord en verworpen hadden, en zij verloren Hem uit het gezicht. Jezus bekleedde Zich toen met kostbare klederen. Rondom de onderzoom van Zijn kleed was een schelletje en een granaatappel, een schelletje en een granaatappel. Een borstlap van kunstig werk hing van Zijn schouders af. Wanneer Hij Zich bewoog, sehitterde die gelijk diamanten, letters vergrotende, die er uitzagen als namen, die op de borstlap geschreven of gegraveerd waren. Op Zijn hoofd was iets, dat op een kroon geleek. Toen Hij al Zijn klederen aan had, omringden de engelen Hem, en in een vurige wagen reed Hij tot in het binnenste van het voorhangsel. EG 301.1
Toen werd mij gelast om te letten op de twee vertrekken van het hemelse heiligdom. Het voorhangsel, of de deur, werd open gedaan, en ik kon binnengaan. In het eerste vertrek zag ik de kandelaar met de zeven lampen, de tafel van de toonbroden, het wierookaltaar, en het wierookvat. Al wat in dit vertrek stond, scheen van het zuiverste goud te zijn, en weerkaatste bet beeld van Hem, die de plaats was binnengegaan. Het voorhangsel, dat de twee vertrekken van elkaar scheidde, was van verschillende kleuren en stof, met een prachtige rand, waarin figuren in goud gewerkt waren, die engelen voorstelden. Het voorhangsel werd opgeheven, en ik zag in het tweede vertrek. Daar zag ik een ark, welke leek of hij van het fijnste goud gemaakt was. Bij wijze van een rand langs het bovendeel van de ark was een allerprachtigst stuk werk, kronen voorstellende. In de ark waren stenen tafelen, waarop de tien geboden stonden. EG 301.2
Twee liefllike cherubim, een aan ieder einde van de ark, stonden met hun vleugels erover uitgestrekt, en raakten elkander aan boven het hoofd van Jezus, toen Hij vóór het verzoendeksel stond. Hun aangezich en waren naar elkander gekeerd, en zij zagen op de ark neder, het gehele engeleheir voorstellende, met belangstelling op de wet van God neerziende. Tussen de cherubim was een gouden wderookvat, en wanneer de gebeden van de heiligen, in het geloof opgezonden, tot Jezus, opkwamen en Hij ze Zijn Yader aanbood, steeg er een welriekende wolk uit de wierook op, die er uitzag als rook met de prachtigste kleuren. Boven de plaats, waar Jezus voor de ark stond, was een uitermate schitterende heerlikheid, waar ik niet naar zien kon; het geleek op de troon van God. Terwijl de wierook tot de Vader opsteeg, ging de uitermate grote heerlikheid van de troon naar Jezus uit, en werd van Hem verspreid over degenen, wier gebeden opstegen als welriekende wierock. Een rijke overvloed van licht scheen on Jezus neer, en overschaduwde het verzoendeksel, en de glans der heerlikheid vervulde de tempel. Ik kon het gezicht van die alles te boven gaande glans niet lang verdragen. Geen woorden kunnen het toneel beschrijven. Ik was overweldigd en keerde mij weg van de majesteit en heerlikheid ervan. EG 302.1
Mij werd ook een heiligdom op de aarde getoond, met twee vertrekken. Het geleek op dat in de hemel, en mij werd gezegd, dat het een afbeeding van het hemelse was. Al wat in het eerste vertrek van het aardse heiligdom stond, was gelijk aan dat in het eerste vertrek van het hemelse Het voorhangsel werd opgeheven, en ik hlikte in het heilige der heiligen, en zag dat al, wat daarin was, hetzelfde was als in het heilige der heiligen van het hemelse heiligdom. De priester deed dienst in heide vertrekken van het aardse. Hij ging dageliks in het eerste vertrek, maar trad het heilige der heiligen eenmaal in het jaar hinnen, om het te reinigen van de zonden, die daarheen overgehracht waren. Ik zag dat Jezus dienst deed in beide vertrekken van het hemelse heiligdom. De priesters gingen het aardse binnen met het bloed van een dier voor een zondoffer. Christus was het hemelse heiligdom ingegian door het offer van Zijn eigen bloed. De aardse priesters werden weggenomen door de dood, derhalve konden zij niet lang bestaan; maar Jezus was een priester tot in alle eeuwigheid. Door middel van de slachtoffers en offeranden, die in het aardse heiligdom gebracht werden, moesten de kinderen Israels zich de verdiensten toeēigenen van een Heiland, die te komen stond. En in de wijsheid Gods werden de biezonderheden van dit werk aan ons geopenbaard, opdat wij erop terugziende, het werk van Jezus in het hemelse heiligdom zouden kunnon verstaan. EG 302.2
Toen Jezus op Golgotha stierf, riep Hij uit, “Het is volbracht,” en het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën, van hoven tot beneden. Dit was om aan te tonen, dat de bediening van het aardse heiligdom voor goed geëindigd was, en dat God niet langer de priesters in hun aardse tempel zou ontmoeten, om hun offeranden aan te nemen. Het bloed van Jezus, dat door Hemzelf in het hemelse heiligdom geofferd zou worden, was toen vergoten. Evenals de priester het heilige der heiligen eenmaal in het jaar binnenging om het aardse heiligdom te reinigen, zo is Jezus het heilige der heiligen van het hemelse heiligdom ingegaan, aan het einde van de 2300 dagen van Daniel 8, in 1844, om een uiteindelike verzoening te doen voor al degenen, die door Zijn tussenkomst gebaat konden worden, en om op die wijze het heiligdom te reinigen. EG 303.1