Ik zag engelen heen en weer snellen in de hemel, zag hen nederdalen naar de aarde, en wederom opstijgen naar de hemel, voorbereidselen makende voor het plaats hebben van de ene of andere belangrijke gebeurtenis. Toen zag ik een andere machtige engel, die last kreeg om naar de aarde af te dalen, en zijn stem te vosgen bij die van de derde engel, en kracht en nadruk aan diens boodschap bij te zetten. Er werd aan de engel grote macht en heerlikheid verleend, en toen hij afdaalde, werd de aarde verlicht door zijn heerlikheid. Het licht, dat deze engel met zich voerde, drong overal door, en hij riep krachtiglik met een grote stem, zeggende: “Babylon is gevallen, is gevallen, en is geworden een woonstede der duivelen, en een bewaarplaats van alle onreine geesten, en een bewaarplaats van alle onrein en hatelik gevogelte.” De boodschap van de val van Babylon, gelijk die gegeven werd door de tweede engel, wordt herbaald, met de verdere aanduiding van het bederf, dat sedert 1844 in de kerken is ingeslopen. Het werk van deze engel komt op de rechte tijd om zich te voegen bij het laatste grote werk van de boodschap van de derde engel, terwijl die tot een luide kreet aangroeit. En op die wijze wordt Gods volk bereid om te bestaan in de ure der verzoeking, die zij spoedig zullen ondergaan. Ik zag dat er een groot licht over hen scheen, en zij sloten zich bij elkander aan om onbevreesd de boodschap van de derde engel teverkondigen. EG 331.2
Er werden engelen gezonden om de machtige engel uit de hemel te helpen; en ik hoorde stemmen, die overal schenen te weerklinken: “Gaat uit van haar, mijn volk! opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt; want haar zonden zijn de een op de andere gevolgd tot de hemel toe, en God is aan haar ongerechtigheden gedachtig geworden.” Deze boodschap schijnt een toevoeging aan de derde boodschap te zijn en er mede samen te gaan, gelijk het middernachtelik geroep samenging met de boodschap van de tweede engel in het jaar 1844. De heerlikheid Gods rustte op de geduldige wachtende heiligen, en zij gaven de laatste plechtige waarschuwing onbevreesd, de val van Babylon verkondigende, en Gcds volk oproepende om uit te gaan van haar, opdat zij aan het vreselike lot, dat haar treffen zou, zouden ontkomen. EG 332.1
Het licht, dat de wachtenden bescheen, drong overal door; en diegenen in de kerken, die enig licht hadden, en die de drie boodschappen niet gehoord en verworpen hadden, gehoorzaamden de roepstem, en verlieten de gevallen kerken. Velen onder hen waren tot jaren des onder scheids gekomen, sedert deze boodschappen gegeven waren, en het licht scheen op hen neer, en hun werd vergund om te kiezen tussen leven en dood. Sommigen kozen het leven, en namen hun standplaats in onder degenen, die uitzagen naar hun Heer, en al Zijn geboden hielden. De derde boodschap moest zijn werk doen; alien moesten er door getoetst worden, en de geliefden uit de godsdienstige lichamen uitgeroepen worden. Een drijvende kracht bewoog de oprechten, terwijl de openbaring van de kracht Gods vrees en een weerhoudende invloed deed komen over hun ongelovige familiebetrekkingen en vrienden, zodat zij degenen, die de werking van Gods Geest in zich gevoelden, niet durfden te binderen, en ook geen macht hadden om zulks te doen. De laatste oproeping werd zelfs tot de arme slaven gebracht, en de vromen onder hen zongen vreugdeliederen van verrukking, dat zij het vooruitzicht hadden op een gelukkige verlossing. Hun meesters konden hen niet weerhouden; vrees en verbaasdheid deed hen zwijgen. Machtige wonderen werden gewrocht, de kranken werden genezen, en tekenen en wonderen volgden de gelovigen. God was in het werk, en iedere heilige volgde, zonder de gevolgen te vrezen, de overtuiging van zijn eigen geweten, en sloot zich aan bij degenen, die al de geboden Gods hielden; en met kracht verkondigden zij de derde boddschap. Ik zag dat deze boodschap zal eindigen met een macht en kracht, die het middernachtelik geroep verre te boven gaat. EG 333.1
Dienstknechten Gods, aangedaan met kracht uit den hoge, en met hun aangezichten verlicht, en blinkende van heilige toewijding, gingen uit om de boodschap uit de hemel te verkondigen. Zielen, die door al de verschillende godsdienstige lichamen verspreid waren, gaven gehoor aan de roepstem, en de geliefden werden met spoed uit de gedoemde kerken verzameld, gelijk Lot haastig uit Sodom gedreven werd, voordat de stad werd verwoest. Gods volk werd gesterkt door de uitermate grote heerlikheid, die overvloedig op hen rustte, en hen voorbereidde om het uur van verzoeking te kunnen verduren. Ik hoorde overal de.stem als van een grote schare, zeggnde: “Hier is de lijdzaamheid der heiligen; hier zijn zij, die, de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus.” EG 333.2
*****