Go to full page →

HOOFDSTUK 5: DE BEDIENING VAN CHRISTUS EG 184

Nadat Satan zijn verzoeking voleindigd had, week hij van Jezus voor een tijd, en engelen bereidden voedsel voor Hem in de woestijn, en sterkten Hem, en de zegen Zijns Vaders rustte op Hem. Satans ergste verzoekingen waren niet gelukt; toen zag hij met verwachting uit naar het tijdperk van Jezus' bediening, wanneer hij op verschillende tijden zijn sluwheid tegen hem gebruiken zou. Hij hoopte nog om Hem te kunnen overwinnen, door degenen, die Jezus niet wilden aannemen, op te zetten om Hem te haten, en te zoeken Hem te doden. Satan hield een speciale raadsvergadering met zijn engelen. Zij waren teleurgesteld en verwoed, omdat zij niets vermocht hadden tegen de Zoon van God. Zij besloten geslepener te zullen zijn, en hun krachten tot het uiterste in te spannen om Zijn eigen volk te doen twijfelen of Hij de Heiland van de wereld was, en op die wijze Jezus te ontmoedigen in Zijn zending. Hoe nauwgezet de Joden ook mochten zijn in hun ceremonieën en het brengen van hun offeranden, als zij blind gehouden konden worden voor de profetieen, en zij hen konden laten geloven, dat de Messias verschijnen zou als een machtige wereldse koning, dan zouden zij er toe gebracht kunnen worden om Jezus te verachten en te verwerpen. EG 184.1

Mij werd getoond, dat Satan en zijn engelen zeer bezig waren gedurende Christus' bediening, en de mensen, ongeloof, haat, en hoon inboezemden. Zij werden menigmaal woedend, wanneer Jezus de een of andere snijdende waarheid uitsprak, die hun zonde bestrafte. Satan en zijn engelen dreven hen aan om de zoon van God om het leven te brengen. Meer dan eens namen zij stenen op om Hem te stenigen; maar engelen waakten over Hem, en namen Hem weg van de vertoornde menigte, en brachten Hem naar een veilige plaats. En wederom, terwijl Zijn heilige lippen de naakte waarheid verkondigden, grepen zij Hem aan en leidden Hem op de top van een berg, om Hem van de steilte af te werpen. Er ontstond twist onder hen omtrent wat zij met Hem doen zouden; maar de engelen verborgen Hem opnieuw voor de ogen van de menigte, en Hij, door het midden van hen doorgegaan zijnde, ging weg. EG 185.1

Nog steeds hoopte Satan dat het grote verlossingsplan mislukken zou. Hij spande al zijn kraehten in om de harten van de mensen te verharden, en hun gevoelen tegen Jezus te verbitteren. Hij hoopte, dat zo weinigen Hem zouden aannemen als de Zoon van God, dat Hij Zijn lijden en offer te groot zou achten voor zulk een klein aantal. Maar ik zag, dat indien er slechts twee gevonden waren, die Jezus als de Zoon van God aangenomen, en in Hem geloofd hadden tot behoud van hun zielen. Hij het plan zou uitgevoerd hebben. EG 185.2

Jezus begon Zijn werk door Satons macht, over de lijdenen te breken, Hij gaf da zieken hun gezondheid terug, gaf de blinden hun gezicht, en heelde de lammen, zodat zij van vreugde opsprongen om Gol te verheerliken. Hij genas degenen, die gebrekkig waren, en die Satans wrede macht vele jaren gebouden gahouden had. Met minzame woorden troostte Hij de zwakken, de angstvalligen, en de moelelozen. De zwakken en lijdenden, die Satan triomfantelik in zijn macht hield, rukte Jezus uit zijn handen, gaf hun gezondheid naar het lichaam, en bracht hun grote vreugda en geluk. Hfj wekte de doden op, en zij verhearlikten God voor het krachtige vertoon van Zijn macht. Hij deed grote dingen voor alien, die in Hem geloofden. EG 186.1

Het leven van Christus was vol woorden en daden van goedertierenheid, medegevoal, en liefde. Hij luisterde immer met aan lacht naar, en verlichtte de ellende van degenen, die tot Ham kwamen. Manigten droegen in hun eigen persoon de bewijzen van Zijn Goddelike kracht. En toch, nadat het werk gedaan was, schaamden velen onder hen zich voor de eenvoudige, en toch machtige leraar. Omdat de oversten van het volk niet in Hem geloofden, was het volk onwillig om Jezus aan te nemen. Hij was een man van smarten, en verzocht in krankheid. Zij konden niet niet verdragen, beheerst te worden door Zijn matig, zelf-verloochenend leven. Zij verlangden te genieten van de eer, die de wereld verleent. En toch volgden velen de Zoon van God, luisterden naar Zijn leringen, en verheugden zich over de woorden, die zo genadig van Zijn lippen vielen. Zijn woorden waren vol betekenis, en toch zo duidelik, dat de zwakste ze kon verstaan. EG 186.2

Satan en zijn engaleņ verbliadden de ogen en verduisterden het verstand van de Joden, en zetten de voornaamsten onder het volk en de oversten op om de Heiland te doden. Dienaren werden uitgezonden om Jezus tot hen te brengen; maar wanneer zij in Zijn nabijheid kwamen, werden zij verslagen over Zijn Leer. Zij zagen hoe vervuld Hij was van me legevoel en mededogen, wanneer Hij het lijden van de mensen zag, Zij hoorden Hem met, liefde en tederheid bemoedigand spreken tot de zwakken en de verdrukten. Zij hoorden Hem ook op een toon van gezag de macht vao Saitan bestraffen, en zijn gevangenen vrijstellen. .Zijn luisterden naar de woorden van wijsheid, die over Zijn lippen kwamen, en werden geboeid; zij kon lea de han len niet aan Hem slaan. Zij keerden terug tot de priesters en de ouderlingen zoaler Jezus. Wanneer hun gevraagd werd, “Waarom hebt gij Hem niet geb acht?” verhaalden zij wat zij hadden gezien van Zijn wondertekenen, en de heilige woorden van wijsheid, liefde .en kennis, welke zij gehoord hadden, en eindigden met te zeggen: “Nooit heeft een mens alzo gesproken, gelijk deze mens.” De hogepriesters beschuldigden hen, dat, zij ook verleid waren, en sommigen van de dienaars waren besch vamd, dat Zij Hem niet gevat hadden. De priesters vroegen op verachtelike toon of iemand uit de oversten in Hem geloofd had. Ik zag dat velen van de oversten en ouderlingen in Jezus geloofden; maar Satan hield hen terug van het te erkennen; zij vreesden de smaad der mensen meer dan zij God vreesden. EG 187.1

Tot dus verre had de sluwheid en de haat van Satan het verlossingsplan niet doen mislukken. De tijd voor de bereiking van het doel, waartoe Jezus in de wereld gekomen was, naderde. Satan en zijn engelen hielden tezamen raad, en besloten om Christus' eigen volk op te zetten en begerig om Zijn bloed te laten roepen, en Hem met wreedheid en hoon te beladen. Zij hoopten dat Jezus zulk een bebandeling niet zou willen verdragen, en niet nederig en zachtmoedig zou blijven. EG 187.2

Terwijl Satan zijn plannen beraamde, legde Jezus zorgvuldig voor Zijn discipelen al bet lijden bloot, dat Hij moest ondergaan,—dat Hij zou gekruisigd worden, en dat Hij de derde dag wederom zou opstaan uit de doden. Maar hun verstand scheen niet helder te zijn, en zij konden niet begrijpen, wat Hij tot hen sprak. EG 188.1

*****