Beste Broeder N.: Ik voel mij gedrongen door een gevoel van plicht om u enkele regels te schrijven. Mij zijn enige dingen getoond betreffende uw geval die ik niet achter durf houden. Mij werd getoond dat Satan munt sloeg uit uw geval omdat uw vrouw de waarheid niet heeft aangenomen. Gij werd in het gezelschap gebracht van een slechte vrouw, iemand wier schreden rechtstreeks naar de ondergang voeren. Ze toonde heel veel sympathie met u uit hoofde van de tegenstand, die gij ontving van uw vrouw. Evenals de slang in het Paradijs, deed ze zich betoverend voor. Ze wekte bij u de indruk, dat gij kwalijk behandeld werd; dat uw vrouw uw gevoelens niet waardeerde en uw affectie’s voor haar niet beantwoordde, dat uw huwelijk een vergissing was; totdat gij op ‘t laatst ging gevoelen dat uw trouwgelofte om haar levenslang als uw vrouw te erkennen, een bittere smaak 1868, Vol. 2, blz. 89—93 kreeg. En uit sympathie knoopte gij relaties aan met deze vrouw die zich voordeed als een engel. Gij hebt in haar oor gefluisterd wat gij alleen had kunnen toevertrouwen aan uw eigen vrouw, voor wie gij toch de gelofte hebt afgelegd dat gij haar voor het leven zoudt liefhebben, eren en verzorgen. Gij hebt nagelaten altijd te waken en te bidden, opdat gij niet in verzoeking zou geleid worden. Uw ziel werd bevlekt door een misdaad. Op uw levensverslag in de hemel hebt ge een afschuwelijke smet geworpen. Nochtans zal een diepe verootmoediging en berouw voor God door Hem worden aangenomen. Het bloed van Christus is in staat deze zonden uit te wissen. USG1 202.1
Gij zijt diep gezonken. Satan lokte u in zijn net, en liet u daarna aan uw lot over om uzelve daarvan zo goed mogelijk los te maken. Door aan die verzoeking toe te geven hebt gij u kwelling en moeilijkheden op de hals gehaald. Ge wordt verontrust door een schuldig geweten. Gij wantrouwt uzelve en denkt dat iedereen u wantrouwt. Gij zijt naijverig op uzelve en denkt dat een ieder in zijn hart naijver tegen u koestert. Gij hebt geen vertrouwen in uzelve en beeldt u in dat uw broeders geen vertrouwen in u hebben. Satan brengt u vaak het verleden voor de geest en zegt u dat ge heus niet behoeft te proberen om de waarheid uit te leven, want dat de weg voor u te nauw is. Gij zijt overwonnen, en nu slaat Satan munt uit uw zondige handelwijze om u te doen geloven dat voor u geen verlossing meer mogelijk is. USG1 203.1
Ge zijt op Satans slagveld in een ernstige strijd gewikkeld. De muur, die opgetrokken is om elke gezinskring, en die deze heilig maakt, hebt gij afgebroken. En nu kwelt Satan u voortdurend. Gij hebt geen rust. Ge hebt geen vrede, en ge probeert uw broeders voor uw inwendige strijd, voor uw twijfel en naijver, verantwoordelijk te stellen; gij hebt het gevoel dat de fout bij hen schuilt, en dat ze geen aandacht aan u schenken. De moeilijkheid berust bij u. Gij wenst uw eigen weg te gaan, en scheurt uw hart niet voor God, noch werpt ge u in al uw zonde en mismaaktheid berouwvol aan Zijn voeten. Wanneer gij in uw pogingen om uzelve te redden, volhardt, zal dat uw eeuwige ondergang worden. USG1 203.2
Doe al die naijver en dat vitten van u weg. Wend uw aandacht eens op uw eigen gevoel, en red uw eigen ziel door ootmoedig berouw, enkel en alleen pleitende op het bloed van Christus. Werk een werk voor de eeuwigheid. Wanneer ge de waarheid los laat, zijt gij en uw gezin tof de ondergang gedoemd. Wanneer de muren ter bescherming van de heiligheid en de voorrechten van de gezinskring eenmaal zijn afgebroken, is het moeilijk ze weer op te bouwen; maar in de kracht van God, en in Zijn kracht alleen, zijt ge daartoe in staaf. De waarheid, de heilige waarheid, is uw anker, dat u ervoor zal bewaren om nog verder meegesleurd te worden naar de misdaad en de ondergang. USG1 204.1
Een geweten, dat eens geschonden is, is zeer verzwakt. Dat heeft behoefte aan de kracht van aanhoudende waakzaamheid en onophoudelijk gebed. Gij staaf op een hellend vlak. Gij hebt al de kracht nodig, die de waarheid kan geven om u te sterken en u voor een algehele ondergang te bewaren. Leven en dood zijn u voorgesteld; wat zult ge kiezen? Had ge ingezien hoe nood-zakelijk beginselvastheid is, en dat ge niet impulsief moet handelen, niet zo gauw ontmoedigd moet worden, maar gereed moet zijn om moeilijkheden te verdragen, dan zoudt ge niet zo diep in de put ziften als nu. Ge hebt impulsief gehandeld. Ge zijt niet, zoals ons smetteloos Voorbeeld, gewillig geweest om het gewroet van zondaren tegen u te verdragen. We worden vermaand Hem te gedenken, Die dit verdragen heeft, anders worden we geestelijk vermoeid en slap. Ge zijt zo zwak geweest als een kind, zonder enige kracht om te volharden. Ge hebt de noodzakelijkheid niet gevoeld om in het geloof bevestigd, gesterkt, geworteld, gegrond, en opgebouwd te zijn. USG1 204.2