Go to full page →

DE VRUCHTEN VAN EXCESSEN USG1 276

Geen man kan waarlijk zijn vrouw liefhebben, wanneer ze zich geduldig in alle slaafsheid aan hem onderwerpt om zijn ontaarde driften te bevredigen. In haar passieve onderworpenheid, verliest zij de waardering, die hij eens voor haar koesterde. Van alles wat veredelend is, ziet hij haar naar omlaag gesleurd naar een lager niveau, en spoedig gaat hij haar verdenken, dat ze zich aan een ander even slaafs onderwerpt als aan hem. Hij gaat aan haar trouw en reinheid twijfelen, krijgt genoeg van haar, en zoekt nieuwe objecten om zijn helse passies op te wekken en te bevredigen. De wet van God wordt ter zijde geschoven. Deze mannen zijn nog erger dan bruten; het zijn demonen in menselijke gedaante. De verheffende, veredelende beginselen van ware, geheiligde liefde kennen ze helemaal niet. USG1 276.1

De vrouw wordt ook jaloers op de man, achterdochtig zijnde, dat, wanneer de kans zich voordoet, hij zich even gemakkelijk met een ander afgeeft als met haar. Zij ziet, dat hij niet beheerst wordt door zijn geweten of door de vreze Gods; al die geheiligde omtuiningen zijn neergehaald door dierlijke driften; al wat nog goddelijk is in de man, wordt dienstbaar gemaakt aan lage, brute begeerten. USG1 276.2

De wereld is van dit soort mannen en vrouwen over vol, en zo op het oog nette, smaakvolle, ja, weelderige woningen, zijn van binnen een hel. Denkt u eens in, indien ge kunt, wat er van de kinderen van zulke ouders moet worden. Zullen deze kinderen nog niet dieper zinken? De ouders drukken het karakterstempel op hun kinderen. Derhalve erven de uit zulke ouders geboren kinderen de geesteskwaliteiten, die van een lage, dierlijke aard zijn. En Satan voedt alles wat naar corruptie neigt. De kwestie, die nu opgelost moet worden, is deze: Zal de vrouw zich gebonden gevoelen om blindelings aan de eisen van haar man te voldoen, wanneer ze ziet dat hij enkel beheerst wordt door lage hartstochten, en wanneer haar verstandelijke inzichten haar overtuigen, dat het tot nadeel is van haar eigen lichaam, dat God haar gegeven heeft om in heiligmaking en eer te bezitten, ja dat te bewaren als een Gode levende offerande? USG1 276.3

Het is geen reine, heilige liefde, die de vrouw ertoe leidt om de dierlijke neigingen van haar man te bevredigen ten koste van leven en gezondheid. Wanneer ze ware liefde en wijsheid bezit, zal ze proberen zijn geest van de bevrediging van zinnelijke begeerten te wenden op hoge, geestelijke aangelegenheden door de aandacht te bepalen bij belangwekkende geestelijke onderwerpen. Het kan zelfs nodig zijn met zachte hand een zekere drang uit te oefenen, zelfs met het riskeren van zijn ongenoegen, er op wijzende dat ze haar lichaam niet kan verlagen door het toegeven aan sexuele excessen. Ze moet hem op een zachte, vriendelijke manier er aan herinneren, dat God het eerste en hoogste recht heeft op haar gehele wezen, en dat ze zich daaraan niet wil onttrekken, gezien ze op de grote dag des Heren rekenschap zal moeten afleggen. “Of weef gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is, Die gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? Want gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn.” 1 Korinthe 6:19, 20. “Gij zijt duur gekocht, wordt geen dienstknechten der mensen.” 1 Korinthe 7 : 23. USG1 277.1

Indien ze haar affecties op een hoger peil wil bren gen, en haar verheven, vrouwelijke waardigheid in eer en heiligmaking wil bewaren, kan de vrouw door haar oordeelkundige invloed veel bereiken om haar man te heiligen en zo aan haar hoge roeping te beantwoorden. Zodoende kan ze haar man en zichzelf redden en dus een tweeledig werk doen. In zo ', n aangelegenheid, zo delicaat en zo moeilijk te behandelen, is veel geduld en wijsheid nodig, maar ook zedelijke moed en sterkte. Kracht en genade kunnen door hef gebed verkregen worden. Oprechte liefde moet het overheersende principe des harten zijn. Liefde tot God en liefde tot de man kunnen alleen de juiste basis tot actie zijn. USG1 277.2

Wanneer de vrouw goed vindt dat ‘t het privilege van de man is de volle macht over haar lichaam te hebben, en haar aan het verstand te brengen dat ze hem in alles moet gehoorzamen, dat ze haar denkbeelden moet richten naar de zijne, dan brengt ze haar persoonlijkheid ten offer; haar identiteit is verloren gegaan, verzwolgen in die van haar man. Ze is louter een machine, in beweging gebracht en beheerst door zijn wil, een schepsel voor zijn genoegens. Hij denkt voor haar, beslist voor haar en handelt voor haar. Ze doet God oneer aan door haar passieve houding. Ze draagt een verantwoordelijkheid tegenover God, en het is haar plicht daaraan te voldoen. USG1 278.1

Wanneer de vrouw haar lichaam en geest stelt onder de macht van haar man, passief in alle dingen zijnde naar zijn wil, terwijl ze haar geweten, haar waardigheid en zelfs h aar persoonlijkheid opoffert, verliest zij de kans om die manhaftige invloed ten goede uit te oefenen, die ze moest bezitten om haar man op een hoger niveau te brengen. Ze kon zijn starre natuur verzachten en haar heiligende invloed kon dienen tot veredeling en reiniging, hem brengende tot een ernstiger poging om zijn driften te beteugelen en zich in het geestelijke meer te ontwikkelen, zodat ze beiden deze goddelijke natuur deelachtig zouden worden, na ontvloden te zijn het verderf, dat in de wereld is door de begeerte. USG1 278.2