God eist een prompte, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan Zijn wet; maar de mensen zijn in slaap gewiegd of verlamd door de misleidingen van Satan, die excuses en uitvluchten suggereert, en hun gewetensbezwaren overwint, zeggende zoals hij tot Eva in de hof zei: “Gijlieden zult de dood niet sterven”. Genesis 3 : 4. Onge-hoorzaamheid verhardt niet alleen het hart en het geweten van de schuldige, maar heeft de neiging het geloof van anderen te verderven. Dat, wat hun eerst heel verkeerd toe lijkt, verliest, doordat ze het steeds voor ogen hebben, langzamerhand dit beeld, totdat ze zich uiteindelijk gaan afvragen of dit nu werkelijk wel zonde is, en onbewust vallen ze in dezelfde dwaling. USG1 503.2
Door Samuël beval God Saul om op te trekken en de Amalekieten te slaan en al hun bezittingen te vernietigen. Maar Saul gehoorzaamde het bevel slechts gedeeltelijk; het minderwaardige vee vernietigde hij, maar bewaarde het beste en spaarde de goddeloze koning. De volgende dag ontmoette hij, vol lof over zichzelf, de profeet Samuël. Hij zei: “Gezegend zijt gij de Here! Ik heb des Heren woord bevestigd”. Maar de profeet antwoordde onmiddellijk: “Waf is dan dit voor een stem der schapen in mijn oren en een stem der runderen, die ik hoor?” 1 Samuël 15 : 13, 14. USG1 503.3
Daardoor werd Saul in de war gebracht en hij probeerde de verantwoordelijkheid anderen op de nek te schuiven door te antwoorden: “Zij hebben ze van de Amalekieten gebracht, want het volk heeft de beste schapen en runderen verschoond om de Here, uw God te offeren, maar het overige hebben wij verbannen”. Vers 15. Samuël dan berispte de koning en herinnerde hem aan het uitdrukkelijk bevel van God, namelijk om alles te vernietigen wat de Amalekieten toebehoorde. Hij bracht hem zijn overtreding onder het oog, dat hij de Here ongehoorzaam was geweest. Maar Saul weigerde te erkennen dat hij verkeerd gedaan had; wederom verontschuldigde hij zich door aan te voeren dat hij het beste van het vee bewaard had om de Here ie offeren. Samuël was tot diep in zijn hart bedroefd over de hardnekkigheid, waarmede de koning weigerde zijn zonde in te zien en te belijden. Op spijtige toon vroeg hij: “Heeft de Here lust aan brandofferen en slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Heren? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtofferen, opmerken dan het vette der rammen. Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des Heren woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn”. Verzen 22, 23. USG1 504.1