Go to full page →

HOOFDSTUK 109—EENVOUD IN KLEDING USG1 614

In Zijn Prediking op de Berg vermaant Christus Zijn volgelingen hun geest niet toe te staan, zich te verdiepen in aardse dingen. Duidelijk en klaar zegt Hij: “Gij kunt niet God dienen en de Mammon. Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? ', ‘ “En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; en Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest gelijk een van deze. ', ‘ Mattheüs 5 : 24, 25, 28, 29. USG1 614.1

Deze woorden houden zo heel veel in. Ze waren toepasselijk in de dagen van Christus, en ze zijn toepasselijk in onze tijd. Jezus constrasteert hier de natuurlijke eenvoud van de bloemen des velds met de gekunstelde versiering op de kleding. Hij verkondigt dat de heerlijkheid van Salomo de vergelijking niet kon doorstaan met een van de bloemen in haar natuurlijke lieflijkheid. Dit houdt een les in voor allen, die verlangen de wil van God te kennen en te doen. Jezus heeft de zorg en de toewijding 1881, Vol. 4, blz. 628—648 opgemerkt aan kleding besteedd, en heeft gewaarschuwd, ja bevolen, dat we ons daarin niet te veel verdiepen. Het is van het hoogste belang dat we nauwkeurig op Zijn woorden acht slaan. Salomo werd zo in beslag genomen door gedachten over uiterlijk vertoon, dat hij verzuimde zijn geest te ontwikkelen door een bestendige gemeenschap met de God der wijsheid. Volmaaktheid en schoonheid van karakter werden over ‘t hoofd gezien in zijn streven naar uiterlijke schoonheid. Hij verkocht zijn eer en onkreukbaarheid van karakter in zijn pogen om zichzelve voor de wereld te verheerlijken, en werd tenslotte een despoot, die zijn verkwisting mogelijk maakte door zware belastingen op het volk te leggen. Eerst werd hij verdorven van hart, toen viel hij van God af om tenslotte afgoden te gaan aanbidden. USG1 614.2

Wanneer we zien hoe onze zusters de eenvoud in de kleding loslaten, en een liefde koesteren voor de mode der wereld, wordt het ons zwaar om het hart. Wanneer ze die weg gaan bewandelen, keren ze zichzelven van God af en verwaarlozen de innerlijke versiering. Ze moeten zich niet de vrijheid veroorloven om de hun door God gegeven tijd te besteden aan onnodige versiering van hun kleding. Hoeveel beter zou die besteed kunnen worden aan het onderzoek der Schriften om aldus een gedegen kennis te verkrijgen van de profetieën en de practische lessen van Christus.... USG1 615.1

Het zou God behaaglijk zijn onze zusters gekleed te zien in een nette, eenvoudige tooi, ijverig bezig zijnde in Gods werk. In bekwaamheid schieten ze niet te kort en wanneer ze van de talenten, die ze alreeds hebben, een juist gebruik zouden maken, zouden ze voor hun taak groeien. Wanneer de tijd, die ze nu spenderen aan nodeloos werk, gewijd werd aan het onderzoeken van Gods woord en om dat aan anderen te verklaren, zou hun eigen geest verrijkt worden met juwelen der waarheid en zouden ze gesterkt en veredeld worden in hun pogen anderen een begrip te geven van de redenen van ons geloof. Waren onze zusters conscientieuze Bijbel-Christinnen, die elke kans aangrepen om anderen het licht te brengen, dan zouden we tal van zielen zien die de waar-heid aannamen enkel en alleen door hun zelfverlooche-nende arbeid. Zusters, in de tijd dat ieders lot in de weegschaal wordt gewogen, zal het dan voor u een ge-noegen zijn op uw leven terug te blikken, of zult ge bemerken dat de schoonheid van de uiterlijke mens werd nagestreefd, terwijl de innerlijke schoonheid der ziel bijna geheel werd verzuimd? USG1 615.2

Bezitten onze zusters niet voldoende ijver en zedelijke moed om zich zonder enige verontschuldiging te houden aan de richtlijnen van de Bijbel? De apostel heeft, alleszins duidelijke aanwijzingen op dit punt gegeven: “Ik wil dan. . . . dat de vrouwen, in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid zichzelven versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of paarlen, of kostelijke kleding; maar (hetwelk de vrouwen betaamt, die de godvruchtigheid belijden) door goede werken.” 1 Timotheüs 2 : 8-10. Door Zijn apostel verklaart de Here Zich duidelijk tegen het dragen van goud. Laten degenen met ervaring er op letten dat ze door hun voorbeeld anderen op dit punt niet op dwaalwegen brengen. Die ring aan uw vinger mag erg in ‘t oog vallen, maar het is onnodig, en het dragen daarvan oefent een slechte invloed uit op anderen. USG1 616.1

Vooral moeten de vrouwen van predikers attent zijn, dat ze niet afwijken van de duidelijke voorschriften van de Bijbel op dit punt ten aanzien der kleding. Velen be-schouwen deze inscherpingen als te ouderwets om daar nog notitie van te nemen; maar Hij, die ze aan Zijn dis-cipelen gaf, begreep de gevaren van de liefde voor kleding in onze tijd en liet ons deze waarschuwing horen. Zullen we op die waarschuwing acht slaan en wijs zijn? Buitensporigheid in kleding neemt voortdurend toe. Het einde is nog niet te zien. De mode verandert steeds, en onze zusters lopen er achter aan, zonder te zien op tijd of kosten. Het zou een heel bedrag zijn, aan kleding uitgegeven, wanneer dat eens aan God de Gever, werd teruggeschonken.... USG1 616.2

Diegenen onder de Sabbatvierders, die aan de invloed der wereld hebben toegegeven, zullen beproefd worden. We staan midden in de gevaren van het laatste der dagen, en er zal een bezoeking komen over Gods belijdend volk, zoals velen niet verwacht hebben. De oprechtheid van hun geloof zal beproefd worden. Velen doen met wereldse mensen mee wat betreft hovaardij, ijdelheid en het najagen van vermaak en vleien zich-zelven, dat ze dit wel kunnen doen en dan toch Christenen zijn. Maar juist dat hieraan toegeven voert hen van God af en maakt van hen kinderen der wereld. Christus heeft ons niet zo ', n voorbeeld gegeven. Alleen zij die het eigen-ik verzaken en een leven leiden van soberheid, nederigheid en heiligheid, zijn ware navolgers van Jezus; en dezen voelen zich niet thuis in het gezelschap van wereldse mensen. USG1 616.3

Velen kleden zich als de wereld om invloed te hebben op ongelovigen, maar hierin vergissen ze zich deerlijk. Willen ze dat er een zuivere, reddende invloed van hen uitgaat, laten ze dan uitleven wat ze belijden, hun geloof tonen door goede werken en duidelijk de scheidingslijn laten zien tussen de Christen en de wereldling. De woorden, de kleding, de daden moeten van God getuigen. Dan zal op allen om hen heen een heilige invloed uitge-oefend worden en zelfs ongelovigen zal het opvallen dat ze met Jezus verkeerd hebben. Wanneer sommigen wensen dat hun invloed getuigt ten gunste der waarheid, laten ze dan uitleven wat ze belijden, aldus het nederige Voorbeeld navolgend. USG1 617.1

Hovaardij, domheid, en dwaasheid zijn constante gezellen. De Here is misnoegd over de hovaardij, die onder Zijn belijdend volk heerst. Hij wordt onteerd door hun navolgen van de ongezonde, onwelvoeglijke, en kostbare modes van deze ontaarde eeuw. USG1 617.2

De mode beheerst de wereld; en ze is een tyrannieke meesteres, die vaak haar aanhang dwingt om zich de grootste ongemakken en lasten op te leggen. De mode legt een zware belasting op zonder reden en jaagt iemand genadeloos op kosten. Ze oefent een fascinerende macht uit en staat gereed de armen te becritiseren en belachelijk te maken, wanneer ze niet in haar kielzog varen wat ‘t ook kost, zelfs al moest dat hun leven zijn. Satan triomfeert, gezien zijn listen zo ', n succes hebben, en de Dood lacht om de gezondheidvernielende dwaasheid en blinde ijver van de aanbidders van de mode-afgod ... USG1 617.3

Het is een schande voor onze zusters dat ze hun heilig karakter en hun plicht tegenover God zo vergeten, door de modes van de wereld na te volgen. We hebben daarvoor geen enkele verontschuldiging, behalve dan de perversiteit van ons eigen hart. Door zo ', n handelwijze breiden we onze invloed niet uit. Het is zo in strijd met onze geloofsbelijdenis dat het ons in de ogen der wereldlingen belachelijk maakt. USG1 618.1

Menige ziel, die overtuigd was van de waarheid, is er toe gekomen die toch te verwerpen en wel door de hovaardij en liefde voor de wereld, aan de dag gelegd door onze zusters. De gepredikte leer scheen duidelijk en harmonisch, en de hoorders gevoelden dat, door de waarheid aan te nemen, er een zwaar kruis te dragen viel. Wanneer deze mensen dan onze zusters zagen, met zo ', n opschik in hun kleding, hebben ze gezegd: “Die mensen kleden zich net als wij. Ze kunnen niet waarachtig geloven wat ze belijden, en, per slot van rekening, moeten ze misleid zijn. Wanneer ze werkelijk geloofden dat Christus spoedig te komen stond, en over het lot van elke ziel beslist zou worden óf ten eeuwige leven, óf ten dood, dan konden ze geen tijd en geld besteden om zich naar de bestaande modes te kleden.” Hoe weinig hebben deze uiterlijk gelovende zusters een vermoeden gehad van de preek, die hun kleding verkondigde! USG1 618.2

Onze woorden, onze daden, en onze kleding zijn dagelijkse, levende predikers, met Christus vergaderend, of verstrooiend. Dit is geen doodgewone zaak, om zich daar met een grap af te maken. Het onderwerp aangaande de kleding vraagt serieuze overdenking en veel gebed. Tal van ongelovigen hebben aangevoeld dat ze niet goed deden door zichzelven zo tot slaven van de mode te maken, maar wanneer ze zien dat sommigen, die de mond vol hebben over godsvrucht, gekleed gaan als wereldse mensen, en frivool gezelschap zoeken, komen ze tot het besluit dat er in zo ', n handelwijze toch niets verkeerds zit. USG1 618.3

“Wij zijn ', ', , zei de geïnspireerde apostel, “een schouwspel geworden der wereld, en der engelen, en der mensen”. 1 Korinthe 4:9. De gehele hemel let op de dagelijkse invloed, die de belijdende navolgers van Christus op de wereld uitoefenen. Mijn zusters, uw kleding getuigt óf ten gunste van Christus en de geheiligde waarheid, óf ten gunste van de wereld. USG1 619.1

Het is absoluut niet onze bedoeling zorgeloosheid in kleding aan te moedigen. Laaf de kledij welvoeglijk en bevallig zijn. Een eenvoudig katoentje kan er gepast en netjes uitzien. Zijn er geen stroken, dan kan de draagster niet enkel uitsparen door het zelf te maken, maar ze bespaart ook geld door het zelf te wassen en te strijken. Gezinnen leggen zich zware lasten op door hun kinderen naar de mode te laten gekleed gaan. Wat een tijdverspilling! De kleinen zouden er aardig uitzien in een pakje of jurkje zonder een enkele plooi of versiersel, als het maar netjes en helder wordt gehouden. Het is zo ', n bagatel om een dergelijk kledingstuk te wassen en te strijken dat de arbeid niet als een last wordt gevoeld. USG1 619.2

Waarom willen onze zusters God beroven door hun taak voor Hem niet te doen en Zijn schathuis beroven van het geld dat ze voor Zijn werk moesten geven, door de modes van deze tijd na te volgen? De eerste en zorgvuldigste gedachten worden bepaald bij de kleding; tijd wordt vermorst en geld verspild. De cultivering van de geest en het hart wordt verwaarloosd. Het karakter wordt van minder belang beschouwd dan de kleding. Het versiersel van een stille, rustige geest is van oneindige waarde, en het is de dwaasheid ten top om onze kansen tot het verkrijgen van dit kostelijke versiersel der ziel te verspelen door ijdele gedragingen. USG1 619.3

Zusters, wanneer we willen, kunnen we voor God een edel werk doen. De vrouw kent haar eigen kracht niet. Het was niet Gods bedoeling dat haar kundigheden geheel zouden opgaan in problemen als: Wat zal ik eten? Waf zal ik drinken? en waarmee zal ik mij kleden? Er was een hogere opzet voor de vrouw weggelegd, een meer verheven bedoeling. Ze moet haar krachten ontwikkelen en cultiveren, want God kan die gebruiken in het grote werk om zielen te redden van een eeuwige ondergang.;.. USG1 619.4

Maar het grootste kwaad is de invloed op de kinderen’ en opgroeiende jeugd. Bijna zo gauw als ze in de wereld gekomen zijn, zijn ze onderworpen aan de eisen van de mode. Kleine kinderen horen meer spreken over hun kleding dan over hun zaligheid. Ze zien hun moeders meer verdiept in de modebladen dan in de Bijbel. Er worden meer bezoeken gebracht aan de manufacturier en de modiste dan aan de kerk. Het uiterlijk vertoon in de kleding wordt van meer belang geacht dan het ver-siersel des karakters. Boze woorden vallen wanneer de mooie kleren zijn vuil gemaakt en het kind wordt kribbig en prikkelbaar onder al die aanhoudende verboden. USG1 620.1

Een misvormd karakter verontrust de moeder niet zo erg als een vuilgemaakt kledingstuk. Het kind hoort meer van kleding dan van deugd, want de moeder is meer vertrouwd met de mode dan met haar Heiland. Haar voorbeeld omgeeft de jeugd te vaak met een giftige atmosfeer. De ondeugd, vermomd in het kleed der mode, voert zichzelve binnen in de kinderkring. USG1 620.2

Eenvoud in de kleding zal een practische vrouw op haar best doen schijnen. Wij beoordelen iemands karakter naar de wijze hoe hij gekleed gaat. Een opzichtige verschijning verraadt ijdelheid en zwakheid. Een zedige, godvruchtige vrouw zal zedig gekleed gaan. Een verfijnde smaak, een gecultiveerde geest, zal geopenbaard worden in de keuze van een eenvoudige en gepaste kledij. USG1 620.3

Er is een versiersel, dat nooit zal vergaan, dat het geluk van allen rondom ons heen in dit leven zal bevorderen, en in de onsterfelijke toekomst zal schijnen met niet te doven luister. Dat is het versiersel van een zachte, nederige geest. God heeft ons gevraagd om de ziel met de rijkste kleding te bekleden. Bij iedere blik in de spiegel moesten de aanbidders der mode herinnerd worden aan de verwaarloosde ziel. Elk uur, verkwist aan het toilet, moest voor hen een berisping inhouden dat ze het intellect braak laten liggen. Dan zou er een hervorming plaats vinden, die de gehele opzet en alle bedoelingen des levens zou verheffen en veredelen. Inplaats van naar gouden versierselen te zoeken voor het uiterlijk, moest ernstig gestreefd worden om die wijsheid te verkrijgen, die kostbaarder is dan fijn goud, ja, kostbaarder dan robijnen. USG1 620.4

Die neerknielen voor het altaar der mode, zijn betrekkelijk zwak van karakter en hebben maar weinig physieke energie. Ze hebben zich geen hoog doel gesteld, en in hun leven hebben ze niets waardevols bereikt. Overal ontmoeten we vrouwen, wier hart en geest geheel geabsorbeerd zijn in hun liefde voor kleding en opschik. De ziel van de vrouwen in . ', t algemeen verschrompelt en wordt gekleineerd, en haar gedachten zijn ingesteld op haar armzalig, verachtelijk eigen-ik. Toen een modieus geklede jonge dame op straat aan tal van heren voorbij ging, vroeg een van hen enkele inlichtingen aangaande haar. Hef antwoord was: “In het huis van haar vader is zij een prachtig versiersel, maar overigens is ze van geen nut”. Het is betreurenswaardig dat zij, die belijden Christus’ discipelen te zijn, het als iets verhevens beschouwen de kleding en de manieren van deze nutteloze modepoppen na te bootsen. USG1 621.1

Petrus gaf waardevolle aanwijzingen aangaande de kleding van Christelijke vrouwen: “Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten des haars en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken; maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God. Want alzo versierden zichzelven ook de vrouwen, die op God hoopten”. 1 Petrus 3 : 3—5. Al waar wij op aandringen, is het inwilligen van de bevelen van Gods woord. Zijn we Bijbellezers en navolgers van de onderwijzingen des Bijbels? Zullen we God gehoorzamen, of de gewoonten der wereld gelijkvormig worden? Zullen we God dienen of de mammon? Kunnen we verwachten de vrede des geestes en het welbehagen Gods te genieten, wanneer onze wandel lijnrecht ingaat tegen de beleringen van Zijn woord? USG1 621.2

Paulus vermaant de Christenen de wereld niet gelijkvormig te worden, maar veranderd te worden door de vernieuwing des gemoeds “opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke, en volmaakte wil van God zij”. Romeinen 12:2. Maar velen, die belijden kinderen Gods te zijn, voelen helemaal geen gemoedsbezwaren wanneer ze de wereldse gewoonten navolgen door het dragen van goud en paarlen en kostelijke op-schik. Die te nauwgezet zijn om deze dingen te dragen, worden beschouwd als kleingeestig, bijgelovig, en zelfs fanatiek. Maar het is God, die Zich verwaardigt ons deze instructies te geven; het zijn de uitingen van Oneindige Wijsheid, en die dat veronachtzamen, doen dat tot hun eigen gevaar en nadeel. Wier hart uitgaat naar de opschik, verboden in Gods Woord, geven zich over aan hovaardij en ijdelheid. Ze willen de aandacht trekken. Hun kleding zegt: Zie naar mij, bewonder mij. Door zich aanhoudend daaraan over te geven, groeit de ijdelheid. Wanneer de geest zich instelt om alleen God te behagen, verdwijnen al die onnodige versierselen van de persoon. USG1 622.1

De apostel plaatst de uiterlijke opschik in directe tegenstelling met een zachtmoedige en stille geest, en getuigt dan van de vergelijkende waarde van dit laatste: “die kostelijk is voor God”. Er is een absolute tegenstelling tussen de liefde voor uiterlijke versierselen en de genade van een zachtmoedige, stille geest. Alleen wanneer we in alle dingen de wil van God gelijkvormig willen worden, zullen vreugde en blijdschap in de ziel wonen. USG1 622.2

Verlangen naar kleding brengt de zeden in gevaar en maakt van de vrouw het tegengestelde van een Christin, wier karakter zich kenmerkt door ingetogenheid en soberheid.... USG1 622.3

Christus schaamt Zich over Zijn belijdende navolgers Waarin vertonen wij met Hem enige gelijkenis? Waarin beantwoordt onze kleding aan de Bijbelse eisen? Ik voel er niets voor dat de zonden van het volk op mij rusten, en ik wil de bazuin een zeker geluid doen horen. Jaren lang heb ik aangaande dit onderwerp een duidelijk, omlijnd getuigenis uitgedragen, gedrukt zowel als van de kansel. Ik heb niet geschuwd de gehele zienswijze Gods openbaar te maken. Ik moet rein zijn van het bloed van allen. Het feit dat wereldsgezindheid en hovaardij bijna algeheel de boventoon voeren, is geen excuus voor een Christen om als anderen te doen. God heeft gezegd: “Gij zult de menigte tot boze zaken niet volgen”. Exodus 23 : 2. USG1 622.4

Mijn zusters, speelt niet langer met uw eigen zielen en met God. Mij is getoond dat de hoofdoorzaak van uw verslapping in de waarheid uw liefde voor kleding is. Dit leidt tot het verwaarlozen van ernstige verantwoordelijkheden en op ‘t laatst zult ge geen sprankje van Gods liefde in uw hart terugvinden. Herziet zonder uitstel die oorzaak van uw geestelijke verslapping, omdat het zonde is tegen uw eigen ziel en tegen God. Wordt niet verhard door de misleidingen van de zonde. Mode doet afbreuk aan het intellect en vreet aan de geestelijke gesteldheid van ons volk als een kanker. Het navolgen van de mode dringt zich meer en meer in in onze Zevende-Dags Adventistengemeenten en dat is bovenal machtig om ons volk van God fe scheiden. Mij is getoond dat onze kerkelijke voorschriften maar zeer gebrekkig zijn. Al die uiterlijke opschik in de kleding, verboden in Gods Woord, geeft voldoende aanleiding tot kerkelijke tucht. Wanneer men, ondanks waarschuwingen en beroepen en smekingen, blijft doorgaan de perverse wil te volgen, mag daf als een bewijs beschouwd worden, dat in geen enkel opzicht het hart gemeenschap heeft met Christus. Het eigen-ik, en het eigen-ik alleen, is het object van aanbidding, en iemand, die zich zo als Christen voordoet, zal velen van God afleiden. USG1 623.1

Op ons als volk rust een vreselijke zonde, dat we onze kerkleden toegestaan hebben zich te kleden op een wijze, die niet in harmonie is met ons geloof. Daartegen moeten wij zonder uitstel in verzet komen en de deur sluiten voor de verlokkingen van de mode. Doen we dit niet, dan zullen onze gemeenten meer en meer demoraliseren. USG1 623.2

* * * * *