Matteüs 13:44.
Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in een akker, die een mens ontdekte en in zijn blijdschap erover gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker.’ LLA 56.1
Vroeger was het gebruikelijk dat mensen hun schatten in de grond verborgen. Diefstal en roof kwamen veelvuldig voor. Wanneer er een verandering kwam in de heersende macht, liepen zij die grote bezittin-gen hadden, veel kans dat zij zware belastingen moesten betalen. Bovendien stond het land steeds bloot aan invallen door plunderende legers. Bijgevolg probeerden de rijken hun schatten te beschermen door deze te verbergen. De grond werd beschouwd als een veilige bergplaats. Dikwijls echter werd deze bergplaats vergeten. De dood kon de eigenaar overvallen. Gevangenschap of verbanning kon hem scheiden van zijn schatten en de rijkdom die hij met zoveel moeite had bewaard bleef liggen voor de gelukkige vinder. In de tijd van Christus was het niet ongewoon als iemand in een verwaarloosd stuk grond oude munten of gouden en zilveren sieraden vond. LLA 56.2
Iemand huurt een stuk land om het te bewerken, en terwijl de ossen de grond omploegen, komt een begraven schat voor de dag. Als de man deze schat ontdekt, ziet hij dat een fortuin binnen zijn bereik ligt. Terwijl hij het goud weer verbergt, gaat hij naar huis terug en verkoopt alles wat hij bezit om het land, waarin de schat begraven ligt, te kopen. Zijn familie en zijn buren beschouwen hem als niet goed wijs. Als zij het stuk grond zien, ontdekken zij geen waarde in de verwaarloosde grond. Maande man weet wat hij doet en zodra het stuk land hem toebehoort, doorzoekt hij het hele stuk om de schat te zoeken die hij heeft verkregen. LLA 56.3
Deze gelijkenis illustreert de waarde van de hemelse schat en de inspanning die geëist wordt om deze te bezitten. De vinder van de schat in het stuk grond was bereid alles weg te doen wat hij had, was bereid om zich onvermoeibaar in te spannen om de verborgen rijkdom te bezitten. Zo moet de vinder van hemelse schatten geen arbeid te zwaar en geen offer te groot achten om de schatten der waarheid te verkrijgen. LLA 56.4
In de gelijkenis stelt de akker waarin de schat verborgen ligt de Schrift voor. De schat is het evangelie. De aarde zelf bevat niet zoveel goudaders en kostbare dingen als Gods Woord. LLA 57.1