De Heiland zag dat de mensen in beslag genomen waren door het streven naar gewin en dat zij de eeuwige werkelijkheid uit het oog verloren. Hij nam het op Zich dit kwaad te verbeteren. Hij wilde de betovering verbreken die de ziel verlamde. Terwijl Hij zijn stem ver-hief, riep Hij: ‘Wat zou het een mens baten als hij de gehele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven?’ 4Matteüs 16:26 Hij houdt de gevallen mensheid de betere wereld voor ogen, die zij uit het oog verloren hebben, opdat zij de eeuwige werkelijkheden zouden zien. Hij brengt hen naar de drempel van de oneindigheid, verlicht met Gods onbeschrijflijke heerlijkheid en toont hun de schatten die daar zijn. LLA 58.5
De waarde van deze schat gaat zilver en goud te boven. De rijk-dom van aardse mijnen kan er niet mee worden vergeleken. LLA 58.6
‘De waterdiepte zegt: In mij is zij niet, en de zee zegt: Zij is niet bij mij. Gedegen goud kan voor haar niet gegeven worden en zilver kan niet als haar koopprijs afgewogen worden; zij kan niet worden geschat tegen het fijne goud van Ofir, noch tegen de kostbare chrysopaas of de lazuursteen. Goud noch glas kunnen haar evenaren, men ruilt haar niet tegen kleinodiën van gelouterd goud; paarlemoer noch kristal komen naast haar in aanmerking en het bezit van wijsheid gaat koralen te boven.’ 5Job 28:14-18 . LLA 58.7
Deze schat is in de Schriften te vinden. De Bijbel is Gods grote studieboek, zijn grote opvoeder. De grondslag van alle ware weten schap is in de Bijbel te vinden. Iedere tak van kennis kan gevonden worden door het onderzoeken van Gods Woord. Bovenal bevat het de kennis die alle andere kennis overtreft: het verlossingsplan. De Bijbel is de mijn van de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus. LLA 59.1
De ware hogere kennis wordt verkregen door het bestuderen en het gehoorzamen van Gods Woord. Maar wanneer Gods Woord opzij wordt gelegd voor boeken die niet tot God en tot Gods koninkrijk leiden, is de verkregen kennis een verdraaien van die naam. LLA 59.2
In de natuur liggen wondere waarheden. De aarde, de zee en de lucht zijn vol van de waarheid.’ Zij zijn onze leraars. De natuur laat zich horen door lessen van hemelse wijsheid en eeuwige waarheid. De gevallen mens wil deze lessen echter niet begrijpen. De zonde heeft zijn uitzicht verduisterd en uit zichzelf kan hij geen verklaring geven van de natuur zonder deze boven God te plaatsen. Goede lessen kun-nen geen indruk maken op de geest van hen die Gods Woord verwer-pen. De lessen uit de natuur worden door hen zo verdraaid, dat ze de aandacht aftrekken van de Schepper. LLA 59.3
Velen achten de wijsheid van de mens hoger dan de wijsheid van de goddelijke Leraar en Gods studieboek wordt beschouwd als ouder wets, aftands en saai. Maar wie door de Heilige Geest tot leven zijn gewekt, denken er anders over. Zij zien de kostbare schat en zijn bereid alles te verkopen om de akker te kopen waarin deze schat ver borgen is. In plaats van boeken met de meningen van schrijvers van naam kiezen zij het Woord van Hem, die de grootste Auteur en de beste Leraar is die de wereld ooit heeft gekend. Hij heeft zijn leven voor ons gegeven, opdat wij door Hem eeuwig leven konden verkrijgen. LLA 59.4