Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Een Dienaar der mensheid

    Onze Heere Jezus Christus kwam naar deze wereld om Zich onvermoeid te wijden aan de behoeften der mensen. Hij „heeft onze krankheden op Zich genomen en onze ziekten gedragen” (Mattheus 8 :17), opdat Hij zou kunnen voorzien in elke nood der mensheid. Hij is gekomen om de last van ziekte, ellende en zonde weg te nemen. Het was Zijn taak de mensen algeheel herstel te bezorgen; Hij kwam om hun gezondheid, en vrede, en karaktervolmaaktheid te verschaffen.GG 179.1

    Verschillend waren de omstandigheden en behoeften van degenen, die Zijn hulp inriepen, en niemand die tot Hem kwam, ging heen zonder geholpen te zijn. Van Hem uit vloeide een stroom van genezende kracht, en naar lichaam, en geest, en ziel werden de mensen gezond gemaakt.GG 179.2

    Het werk van de Heiland was niet gebonden aan tijd of plaats. Zijn medelijden kende geen grenzen. Op zo’n uitgebreide schaal verrichtte Hij Zijn onderrichtende en genezende arbeid, dat er in Palestina geen gebouw was, groot genoeg, om de mensen op te nemen, die zich om Hem heen verdrongen. Op de glooiingen der groene heuvelen van Galilea, op de verkeerswegen, aan de kusten der zee, in de synagogen, en op elke andere plaats, waar de zieken maar konden gebracht worden, was de plaats van Zijn genezende praktijk.GG 179.3

    In elke stad, elk dorp, elk gehucht, waardoor Hij trok, legde Hij Zijn handen op de kranken en genas ze. Waar ook maar harten waren om Zijn boodschap te ontvangen, troostte Hij deze met de verzekering van de liefde van hun hemelse Vader. De gehele dag stelde Hij Zich in de dienst van hen, die tot Hem kwamen; in de avonduren schonk Hij Zijn aandacht aan diegenen, die overdag moesten werken om in het onderhoud van hun gezinnen te voorzien.GG 179.4

    Jezus droeg de ontzettende last van de verantwoordelijkheid van de zaligheid der mensen, Hij wist, dat, zo er niet een besliste verandering kwam in de beginselen en doelstellingen der mensheid, allen verloren zouden gaan. Dat was de last van Zijn ziel en niemand kon het gewicht aanvoelen, dat Hem drukte. Gedurende Zijn kindsheid, jeugd en volwassenheid wandelde Hij alleen. Toch was de hemel nauw met Hem verbonden. Dag aan dag moest Hij beproevingen en verzoekingen weerstaan, dag in, dag uit kwam Hij met de boze in aanraking, en aanschouwde diens macht over hen, die Hij zocht te zegenen en te verlossen. Toch faalde Hij niet, noch liet Hij zich ontmoedigen.GG 179.5

    In alle dingen offerde Hij Zijn taak niet op aan Zijn wensen. Hij verheerlijkte Zijn leven door alles daarin ondergeschikt te maken aan de wil Zijn Vaders. Toen in Zijn jeugd, Zijn moeder, Hem vindende in de school der leraren, zeide: ,,Kind, waarom hebt Gij ons zo gedaan?”, antwoordde Hij — en Zijn antwoord is de grondtoon van Zijn levenswerk — „Wat is het dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?” (Lukas 2 : 48,49).GG 180.1

    Zijn leven getuigde aanhoudend van zelfopoffering. Hij had in deze wereld geen dak boven het hoofd, of het moest Hem op Zijn reizen en trekken door vriendelijke mensen geboden worden. Hij kwam om voor ons bestwil het leven van de armsten te leiden en onder de nooddruftigen en ellendigen te verkeren en te arbeiden. Niet erkend en niet geëerd bewoog Hij Zich tussen de mensen, voor wie Hij zoveel had gedaan.GG 180.2

    Hij was altijd geduldig, altijd opgewekt en de ellendigen zagen in Hem de brenger van leven en vrede. Hij aanschouwde de noden van mannen en vrouwen, kinderen en jonge mensen, en tot allen richtte Hij de uitnodiging: „Komt herwaarts tot Mij.”GG 180.3

    Gedurende Zijn dienende arbeid besteedde Jezus meer tijd aan het genezen van zieken dan aan de verkondiging des Woords. Zijn wonderen getuigden van de waarheid van Zijn woorden, dat Hij niet gekomen was om te vernietigen maar om zalig te maken. Waar Hij ook heenging, daar ging het nieuws van Zijn barmhartigheid Hem vooraf. Waar Hij doorgegaan was, daar verheugden degenen, die Zijn medelijden waren deelachtig geworden, zich in hun gezondheid en probeerden ze hun herkregen krachten. Tallozen verdrongen zich om hen heen, om uit hun mond de werken te vernemen, welke de Heere had gewrocht. Zijn stem was het eerste geluid, dat menigeen ooit had gehoord, Zijn naam het eerste woord, dat zij ooit hadden gesproken, Zijn gelaat het eerste, dat zij ooit hadden aanschouwd. Waarom zouden ze Jezus niet liefhebben en Zijn lof verkondigen? Wanneer Hij door de steden en vlekken trok, dan was Hij gelijk een vitale stroom, die overal leven en vreugde verspreidt.GG 180.4

    „Het land van Zebulon en het land Nafthali,
    Aan de weg der zee, over de Jordaan,
    Galilea der volken;
    Het volk, dat in duisternis zat,
    Heeft een groot licht gezien,
    En degenen, die zaten in het land en de schaduwen des doods,
    Dezelven is een licht opgegaan.” (Mattheus 4 :15, 16)
    GG 183.1

    De Heiland buitte elk werk der gezondmaking uit om goddelijke beginselen in te planten in de geest en de ziel. Dat was de opzet van Zijn werk. Hij deelde aardse zegeningen uit om de harten der mensen te bewegen het evangelie van Zijn genade aan te nemen. GG 183.2

    Christus zou de hoogste plaats hebben kunnen innemen onder de leraars van de Joodse natie, maar Hij verkoos veel liever het evangelie aan de armen te brengen. Hij ging van plaats tot plaats opdat degenen op de hoofden zijwegen de woorden der waarheid konden beluisteren. Bij de zee, op de berghelling, in de straten der stad, in de synagoge, werd Zijn stem gehoord, verklarende de Schriften. Vaak leerde Hij in de voorhof van de tempel, opdat de Heidenen Zijn woorden konden horen.GG 183.3

    Zo geheel verschillend van de Schriftverklaringen, gegeven door de Schriftgeleerden en Farizeën, was Christus’ leer, dat het de aandacht der mensen trok. De rabbi’s stelden zich in op de overlevering, op menselijke theorie en speculatieve beschouwing. Vaak werd wat mensen geleerd en geschreven hadden aangaande de Schriften, in de plaats gesteld van de Schrift zelve. Het onderwerp van Christus’ leer was het Woord van God. Die vragen stelden, trad Hij tegemoet met een duidelijk: „Er staat geschreven”, „Hebben de Schriften niet gezegd?”, „Hoe leest gij?” Bij elke gelegenheid, wanneer belangstelling was gewekt, hetzij bij vriend of vijand, bracht Hij het Woord. Duidelijk en krachtig verkondigde Hij de Evangelieboodschap. Zijn woorden wierpen een vloed van licht op de leerstellingen van patriarchen en profeten, en de Schrift kwam tot de mensen als een nieuwe openbaring. Nooit tevoren hadden Zijn hoorders in het Woord Gods zo’n diepte van betekenis bemerkt.GG 183.4

    Nooit is er zo’n evangelist als Christus geweest. Hij was de Majesteit des Hemels, maar Hij vernederde Zichzelve door onze natuur op Zich te nemen, opdat Hij de mensen kon tegemoet treden, waar zij ook waren. Aan alle mensen, rijken en armen, vrijen en slaven, bracht Christus, de Boodschapper des verbonds, het blijde nieuws der zaligheid. Zijn roem als de grote Heelmeester, verspreidde zich door geheel Palestina. De zieken kwamen naar de plaatsen, door welke Hij zou trekken, opdat zij Hem om hulp konden vragen. Bovendien kwam menig verlangende om naar Zijn woorden te luisteren, en om maar even de druk van Zijn hand te voelen. Zo ging Hij van stad tot stad, van vlek tot vlek, predikende het evangelie en genezende de kranken — de Koning der heerlijkheid, in het schamele gewaad der mensheid.GG 184.1

    Hij bezocht de grote jaarlijkse feesten van het volk, en tot de massa’s, geheel opgaande in de uiterlijke ceremonie, sprak Hij van de hemelse dingen, en bracht zo de eeuwigheid binnen hun gezichtskring. Voor allen bracht Hij schatten mee uit de schatkamer der wijsheid. Hij sprak tot hen in zulke eenvoudige woorden, dat zij Hem niet konden misverstaan. Door persoonlijk uitgedachte methoden, hielp Hij allen, die verzonken waren in smart en ellende. Met tedere, vriendelijke barmhartigheid benaderde Hij de zonde-zieke ziel, en bracht genezing en kracht.GG 184.2

    Hij, de meest verhevene van alle leraars, zocht in verbinding te komen met de mensen langs wegen, welke hun het meest vertrouwd waren. Hij bracht de waarheid op zo’n wijze, dat deze, zelfs lang daarna, bij Zijn hoorders verstrengeld was met hun meest heilige herinneringen en sympathieën. Hij leerde op een wijze, die hun de volmaaktheid deed aanvoelen van Zijn vereenzelviging met hun belangen en geluk. Zijn onderricht was zo op-de-man-af, Zijn beelden zo passend, Zijn woorden zo vol medegevoel en opgewekt, dat Zijn hoorders onder de indruk kwamen. De eenvoud en ernst, waarmede Hij zich tot de nooddruftigen richtte, onderstreepten elk woord.GG 184.3

    Welk een druk leven leidde Hij! Elke dag kon men Hem de nederige woningen zien binnengaan, waar gebrek en kommer heersten, om tot de terneergedrukten woorden van hoop en tot de wanhopigen woorden des vredes te spreken. Vol van genade en barmhartigheid ging Hij rond om de bedrukten op te richten, de bedroefden te troosten. Waar Hij geweest was, liet Hij een zegen achter.GG 184.4

    Terwijl Hij de armen diende, zocht Jezus ook wegen te vinden om met de rijken in contact te komen. Hij probeerde in kennis te komen met de welgestelde, ontwikkelde Farizeër, de Joodse edelman, en de Romeinse overste. Hij nam hun uitnodigingen aan, bezocht hun feesten, toonde belangstelling voor hun belangen en bezigheden, opdat Hij hun hart kon bereiken teneinde hun de onvergankelijke rijkdommen te openbaren.GG 185.1

    Christus kwam naar deze wereld om te laten zien dat, door het ontvangen van kracht van boven, de mens een rein leven kan leiden. Met onuitputtelijk geduld en sympathieke hulpvaardigheid voelde Hij aan wat de mensen nodig hadden. Door een lichte beroering Zijner genade, bevrijdde Hij de ziel van onrust en twijfel, door vijandschap in liefde en ongeloof in vertrouwen te veranderen.GG 185.2

    Hij kon zeggen tot wie Hij wilde: „Volg Mij”, en degene, tot wie deze woorden gericht waren, stond op en volgde Hem. De ban van ‘s werelds betovering was gebroken. Bij het geluid van Zijn stem trok de geest van hebzucht en ambitie zich terug uit het hart en de vrij gemaakte mensen volgden ogenblikkelijk de Heiland.GG 185.3

    Christus maakte geen onderscheid ten aanzien van nationaliteit of rang of geloofsrichting. De Schriftgeleerden en Farizeën wilden van de gaven des hemels een nationaal bezit maken en de rest van Gods kinderen in de wereld daarvan buitensluiten. Maar Christus kwam naar de wereld om elke afscheiding der verdeeldheid neer te halen. Hij kwam om te laten zien dat Zijn gave van genade en liefde zo vrij en onbeperkt is als de lucht, het licht, of de regen, die de aarde verkwikt.GG 185.4

    Het leven van Christus verwekte een godsdienst, waarin geen kastenonderscheid is, een godsdienst, waardoor Joden en Heidenen, vrijen en slaven verbonden zijn tot een wereldbroederschap, waarin allen voor God gelijk zijn. Zijn handelingen werden niet beinvloed door politieke kwestie’s. Hij maakte geen onderscheid tussen bekenden en vreemdelingen, vrienden en vijanden. Wat Hem na aan het hart lag, was de ziel, dorstende naar de wateren des levens.GG 185.5

    Hij ging geen menselijk wezen voorbij als een nietswaardige, maar probeerde het helende geneesmiddel op elke ziel toe te passen. In welk gezelschap Hij Zich ook bevond, Hij leerde een les, die zich aanpaste aan de tijd en de omstandigheden. Elke veronachtzaming of belediging, welke de mensen hun medemensen hadden aangedaan, deed Hem nog meer hun behoefte aan Zijn goddelijk-menselijk medeleven gevoelen. De meest ruwen en de minst belovenden probeerde Hij met hoop te bezielen, hun de verzekering gevend, dat zij rein en onbevlekt konden worden, opwassend tot een karakter, dat hen tot kinderen Gods zou stempelen.GG 186.1

    Vaak ontmoette Hij mensen, die onder Satans macht gekomen waren, en die geen kracht hadden om zich uit zijn banden te bevrijden. Tot zo iemand, ontmoedigd, ziek, beproefd, gevallen, sprak Jezus woorden van teder medelijden, woorden die juist te pas kwamen en begrepen werden. Anderen, die Hij op Zijn weg ontmoette, streden een persoonlijke strijd met de vijand der zielen. Dezen moedigde Hij aan om te volnarden, hen ver-zekerende dat ze zouden winnen; want de engelen Gods stonden hen terzijde en zouden hun de overwinning verschaffen.GG 186.2

    Aan de tafel van de tollenaars zat Hij aan als een geëerd gast, door Zijn sympathie en medeleven tonende, dat Hij de waardigheid der mensheid erkende, en de mensen hunkerden er naar zich Zijn vertrouwen waardig te maken. In hun dorstende harten vielen Zijn woorden met een gezegende, levenbrengende macht. Nieuwe impulsen kwamen tot ontwaken, en aan deze uitgeworpenen der maatschappij werd de mogelijkheid van een nieuw leven geopend.GG 186.3

    Hoewel Hij een Jood was, bewoog Jezus zich frank en vrij onder de Samaritanen, de Farizeïsche gewoonten van Zijn volk niet tellend. Lijnrecht tegen hun vooroordelen maakte Hij gebruik van de gastvrijheid van dit verachte volk. Hij sliep met hen onder hun daken, at met hen aan hun tafels — de spijzen gebruikende, die door hun handen waren toebereid en opgediend, — leerde in hun straten, en behandelde hen met de meeste vriendelijkheid en hoffelijkheid. En terwijl Hij hun harten tot Zich trok door de band van menselijke sympathie, bracht Zijn goddelijke genade hen tot de zaligheid, welke de Joden verwierpen.GG 186.4

    Christus liet geen kans voorbijgaan om het evangelie der zaligheid te brengen. Luister naar Zijn wonderlijke woorden tot die bekende Samaritaanse vrouw. Hij zat bij de Jacobsbron toen de vrouw daar kwam om water te putten. Tot haar verbazing vroeg Hij haar een gunst. „Geef Mij te drinken”, zeide Hij. Hij verlangde naar een koele dronk, en wenste ook een gelegenheid te scheppen om haar het water des levens te geven. De vrouw antwoordde: „Hoe begeert Gij, die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen.” Hierop repliceerde Jezus: „Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebbenbegeerd en Hij zou u levend water gegeven hebben Eenieder, die van dit water drinkt zal wederom dorsten; maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven” (Johannes 4:7—14).GG 186.5

    Hoeveel belangstelling toonde Christus voor deze ene vrouw! Hoe ernstig en welsprekend waren Zijn woorden! Toen de vrouw ze gehoord had, liet ze haar waterkruik achter en ging naar de stad, zeggende tot haar vrienden: „Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus?” We lezen dat „velen der Samaritanen uit die stad in Hem geloofden,” verzen 29, 39. En wie kan de invloed nagaan, welke deze woorden hebben uitgeoefend tot de zaligheid der zielen in de jaren, welke sindsdien verlopen zijn?GG 187.1

    Waar ook maar harten openstaan om de waarheid te ontvangen, daar staat Christus gereed om die te brengen. Hij openbaart dezulken de Vader, alsmede de dienst, die Hem, Die de harten kent, aangenaam is. In zulke gevallen spreekt Hij niet door gelijkenissen. Tot hen, zoals tot de vrouw bij de bron, zegt Hij: „Ik ben het, Die met u spreek” (vers 26).GG 187.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents