Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Alcohol en het moderne leven

    Wee dien, die zijn huis bouwt met ongerechtigheid en zijn opperzalen met onrecht; ... die daar zegt: Ik zal mij een zeer hoog huis bouwen en doorluchtige opperzalen, en hij houwt zich vensteren uit, en het is bedekt met ceder en aangestreken met menie. Zoudt gij regeren, omdat gij u mengt met de ceder? ... Uw ogen en uw hart zijn niet dan op uw gierigheid, en op onschuldig bloed, om dat te vergieten, en op verdrukking en overlast, om die te doen” (Jeremia 22 : 13—17).GG 117.1

    Dit Schriftgedeelte schildert het werk van hen, die alcohol bereiden en verkopen. Hun zaken-doen staat gelijk met diefstal. Voor het geld dat zij ontvangen, wordt niets gelijkwaardigs teruggegeven. Elke gulden, die zij aan hun winst toevoegen, is een vloek geweest voor de verbruiker.GG 117.2

    Met een vrijgevige hand heeft God Zijn zegeningen aan de mensen geschonken. Werden Zijn gaven verstandig gebruikt, hoe weinig zou de wereld dan bekend zijn met armoede en ellende! Het is de boosheid van de mensen, welke Zijn zegeningen verandert in een vloek. Het is de hebzucht om maar winst te maken en de lust der begeerte, waardoor granen en vruchten, die ons ter voeding zijn gegeven, omgezet worden in giften, die ellende en ondergang ten gevolge hebben.GG 117.3

    Elk jaar worden over de gehele wereld millioenen en millioenen liters alcohol gebruikt. Voor een bedrag van millioenen en millioenen guldens wordt besteed, waarvoor ellende, armoede, ziekte, ontaarding, begeerte, misdaad en dood verkregen worden. Ter wille van het geld verschaffen de handelaren in sterke drank aan hun slachtoffers, wat ziel en lichaam verderft en ten ondergang doemt.GG 117.4

    Wanneer zijn slachtoffer dood is, moet de slijter zijn vorderingen nog binnen zien te krijgen. Hij berooft de weduwe en brengt de kinderen tot de bedelstaf. Hij ontziet zich niet om het noodlijdende gezin nog te beroven van hetgeen nodig is voor de noodzakelijkste levensbehoeften, om daarmede de drankschulden van de echtgenoot en vader te vereffenen. Het gejammer van de arme kinderen, de tranen van de wanhopige moeder dienen enkel om hem nog meer te vergrimmen. Wat kan het hem schelen of deze stumpers van honger omkomen? Wat gaat het hem aan wanneer ze naar de ellende en de ondergang gedreven worden? Hij wordt rijk van het schamele bezit van hen, die hij naar het verderf leidt.GG 117.5

    Huizen van ontucht, holen van misdaad, tuchthuizen, gevangenissen, armenhuizen, krankzinnigengestichten, ziekenhuizen — al deze inrichtingen zijn grotendeels gevuld met de slachtoffers van de alcoholverkoop. Evenals het Babylon der verborgenheid in de Openbaring, handelt de verkoper van sterke drank in „slaven en zielen der mensen”. Achter deze handelaar staat de machtige vernieler der zielen, en elke kunstgreep, die de aarde of hel maar kan uitdenken, wordt toegepast om menselijke schepselen onder zijn macht te brengen. In de stad en op het land, in de stationsrestaurants, op de grote mailschepen, in de café’s, in de apotheken, ja, zelfs in de kerk op de tafel van het Heilige Avondmaal, heeft hij zijn strikken gezet. Niets wordt nagelaten om de begeerte naar alcohol op te wekken en aan te moedigen. Op bijna elke straathoek vindt men het café, met zijn helle verlichting, zijn aanlokkelijke sfeer, die de werkman, de welgestelde nietsdoener en de onervaren jeugd uitnodigt.GG 118.1

    In besloten clubs en vergaderzalen worden de dames populaire dranken, vaak onder een aantrekkelijke naam, aangeboden, die toch een percentage alcohol bevatten. Voor zieken en zwakken worden de zogenaamde maagbitters aanbevolen, die grotendeels uit alcohol bestaan.GG 118.2

    Om bij kleine kinderen de begeerte naar alcohol op te wekken, wordt deze verwerkt in bonbons. Deze bonbons zijn in de winkels te koop. En door zo’n snoepje uit te delen maakt de slijter van de kinderen zijn toekomstige klanten.GG 118.3

    Dag in, dag uit, maand in, maand uit, jaar aan jaar gaat dit werk voort. Vaders, en echtgenoten, en broeders, de ruggegraat, de hoop en de trots van het volk, zijn de vaste klanten van café’s en slijterijen, om daardoor hun ellende en ondergang tegemoet te gaan.GG 118.4

    Maar nog erger is het, dat het hart van het gezin door de vloek wordt getroffen. Meer en meer geven de vrouwen zich over aan de gewoonte om alcohol te gebruiken. In tal van huishoudens verkeren kleine kinderen, zelfs onschuldige baby’s, in voortdurend gevaar, omdat ze verwaarloosd en mishandeld worden door dronken moeders. Zoons en dochters groeien op in de schaduw van dit schrikkelijke kwaad. Welke andere toekomst hebben zij dan misschien nog lager te zinken dan hun ouders?GG 118.5

    Van de zogenaamd Christelijke landen wordt de vloek overgebracht naar gebieden, waar de afgodendienst nog hoogtij viert. De arme, onwetende wilden wordt het gebruik van alcohol geleerd. Zelfs onder de heidenen zien intelligente mannen daarin een dodelijk gif en zij protesteren er tegen; maar tevergeefs hebben ze getracht hun land te beschermen tegen zijn verwoestingen. Door beschaafde volken worden tabak, alcohol en opium aan de heidense natie’s opgedrongen. De onbeheerste hartstochten van de wilde, gestimuleerd door de drank, brengen hem op een peil van ontaarding als te voren nooit gebeurd, en het wordt een bijna hopeloze onderneming om zendelingen naar die landen uit te sturen.GG 119.1

    Door hun contact met mensen, die hun een kennis van God hadden moeten bij brengen, worden de heidenen tot ondeugden gebracht, die de uitroeiing van gehele stammen en rassen ten gevolge hebben.GG 119.2

    Alles wat met alcohol verbonden is, vormt een macht in de wereld. Aan zijn kant staan de gecombineerde krachten van geld, gewoonte en begeerte. Zijn macht wordt zelfs in de kerk gevoeld. Mannen, die, direct of indirect, hun geld verdiend hebben in de alcoholverkoop, zijn leden van de kerk en nemen daar soms een vooraanstaande plaats in. Velen geven met ruime hand voor populaire liefdadige doeleinden. Hun contributies helpen mede de ondernemingen van de kerk en de ambten der voorgangers in stand te houden. Zij zijn het toonbeeld hoe de macht van het geld in aanzien is. Kerken, die zulke mensen als lid opnemen, ondersteunen in feite de handel in sterke drank. Te vaak heeft de predikant niet de moed om voor het recht op te komen. Hij brengt zijn mensen niet onder het oog wat God gezegd heeft aangaande het werk van de handelaar in sterke drank. Sprak hij duidelijke taal, dan zou dat betekenen de belediging van zijn gemeente, het opofferen van zijn populariteit, het verlies van zijn salaris.GG 119.3

    Maar boven de rechtspraak van de kerk, staat de rechtspraak van God. Hij, die tot de eerste moordenaar zeide: „Daar is een stem des bloeds van uw broeder, dat tot Mij roept van de aardbodem” (Genesis 4 :10), zal voor Zijn altaar de gaven van een handelaar in sterke drank niet aannemen. Zijn toorn is gericht tegen hen, die hun schuld willen bedekken met een kleed der goedertierenheid. Hun geld is met bloed bevlekt. Daarop rust een vloek.GG 120.1

    „Waartoe zal Mij zijn de veelheid uwer slachtoffers?
    zegt de Heere ...
    Wanneer gijlieden voor Mijn aangezicht komt te verschijnen,
    Wie heeft zulks van uw hand geëist, dat gij Mijn
    voorhoven betreden zoudt?
    Brengt niet meer vergeefs offer ...
    Als gijlieden uw handen uitbreidt,
    Verberg ik Mijn ogen voor u;
    Ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet;
    Want uw handen zijn vol bloed.” (Jesaja 1 : 11—15)
    GG 120.2

    De dronkaard is tot betere dingen in staat. Hij is begiftigd met talenten, waarmede God geëerd en de wereld gezegend wordt; maar zijn medemensen hebben zijn ziel een strik gelegd en hebben zich verrijkt met zijn achteruitgang. Zij hebben in weelde geleefd, terwijl de arme slachtoffers, die zij bestolen hebben, in armoede en ellende leven. Maar God zal rekenschap eisen van de hand van hem, die medegeholpen heeft de dronkaard ten ondergang te voeren. Hij, die in de hemelen troont, heeft de eerste oorzaak, noch het laatste gevolg van de dronkenschap uit het oog verloren. Hij, die voor het musje zorgt en het gras van het veld bekleedt, zal degenen niet voorbijgaan, die geschapen zijn naar Zijn eigen beeld, gekocht met Zijn eigen bloed, om aan hun jammerklachten geen gehoor te schenken. God let op al die boosheid, waaruit misdaad en ellende voortvloeien.GG 120.3

    De wereld en de kerk mogen de man vereren, die zich welstand verworven heeft door de menselijke ziel te verlagen. Zij mogen alle hoffelijkheid hem toekennen, die de mensen stap voor stap gebracht heeft op de weg van schande en ondergang. Maar God houdt van dit alles aantekening en zal eenmaal recht- vaardig oordelen. De handelaar in sterke drank mag dan door de wereld beschouwd worden als een goed zakenman, maar de Heere zegt: „Wee hem”. Hem zal ten laste gelegd worden de hopeloosheid, de ellende, de narigheid, in de wereld gebracht door de alcoholverkoop. Hij zal rekenschap moeten afleggen van het gebrek en de smart van moeders en kinderen, die voedsel en kleding en een veilig thuis moesten ontberen, en bij wie alle hoop en vreugde is verkild. Hij zal rekenschap moeten afleggen van de zielen, die hij onvoorbereid naar de eeuwigheid heeft gezonden. En zij, die de handelaar in sterke drank in zijn werk steunen, delen in zijn schuld. Tot hen zegt God: „Uw handen zijn vol bloed”.GG 120.4

    De vergunning voor de alcoholverkoop wordt door velen gezien als een middel om het daaruit voortvloeiende kwaad te beperken. Maar de vergunning van de alcoholverkoop plaatst deze onder de bescherming van de wet. De regering sanctionneert zijn bestaan, en bevordert aldus het kwaad, dat ze voorgeeft te beperken. Onder bescherming van de wet doen brouwerijen, distilleerderijen en wijnmakerijen hun werk over het gehele land, en de slijter heeft zijn winkel vlak naast onze deur.GG 121.1

    Vaak is het de tapper verboden om alcohol te schenken aan iemand, die dronken is of als dronkaard bekend staat; maar het werk om van de jeugd dronkaards te maken gaat gestaag door. Het bestaan van de alcoholverkoop is nauw verweven met het opwekken van de alcoholbegeerte bij de jeugd. Stap voor stap wordt de jeugd verder geleid, tot de gewoonte om alcohol te gebruiken is ingeworteld, en er een verlangen is ontstaan, dat tot elke prijs bevredigd moet worden. Het zou minder schadelijk zijn, de echte dronkaard, wiens ondergang, in de meeste gevallen, al zeker is, zijn borrel maar te geven, dan de bloem van onze jeugd ten verderve te lokken door deze vreselijke gewoonte.GG 121.2

    Door het vergunningstelsel bij de alcoholhandel worden diegenen, die trachten met het gebruik te breken, steeds in verleiding gebracht. Er zijn inrichtingen geopend, waar de slachtoffers van de drankzucht geholpen worden om hun begeerte te overwinnen. Dat is een goed werk, maar zolang de verkoop van alcohol door de wet wordt gesanctionneerd, trekt de dronkaard maar weinig nut uit deze toevluchtsoorden. Zij kunnen daar niet altijd blijven. Ze moeten hun plaats in de maatschappij weer gaan innemen. De begeerte naar alcohol, hoewel aan banden gelegd, is niet geheel uitgeroeid; en wanneer ze in de verleiding komen, wat overal kan gebeuren, vallen ze maar al te vaak daaraan ten prooi.GG 121.3

    De man, die een vals dier heeft, en die, zijn aard kennende, het vrij laat rond lopen, wordt door de wetten van het land aansprakelijk gehouden voor het kwaad, dat het beest kan doen. In de aan Israël gegeven wetten bepaalde de Heere, dat wanneer een als vals bekend staand dier de dood van een menselijk wezen veroorzaakte, de eigenaar zijn leven moest geven voor zijn onattentheid of boosaardigheid. Aan de hand van ditzelfde beginsel moest het gouvernement, dat de alcoholverkoper vergunning verleent, aansprakelijk gesteld worden voor de gevolgen van zijn handel. En wanneer het een misdaad is, die met de dood gestraft moet worden, om een gevaarlijk dier vrij te laten rondlopen, hoeveel groter is dan de misdaad om het werk van slijter of tapper vergunning te verlenen!GG 122.1

    Vergunningen worden verleend op grond daarvan, dat ze belastingen brengen in ‘s lands schatkist. Maar wat zijn die inkomsten vergeleken met de enorme uitgaven, die besteed moeten worden voor de misdadigers, de zwakzinnigen, de paupers, die de vrucht zijn van de alcoholhandel? Iemand, onder de invloed van sterke drank, begaat een misdaad; hij wordt voor de rechters geleid, en zij, die voor de alcoholverkoop vergunning gaven, zijn nu gedwongen de resultaten van hun eigen werk onder ogen te zien. Zij verleenden het recht om een drank te verkopen, die een gezond mens krankzinnig maakt, en nu zijn ze genootzaakt de man naar de gevangenis te zenden, terwijl vaak zijn vrouw en kinderen onverzorgd achter blijven en ten laste komen van de gemeenschap.GG 122.2

    Beschouwt alleen maar de financiële kant van de kwestie, en hoe dwaas is het dan niet zo’n handel goed te keuren! Maar welke inkomsten kunnen het verlies van de menselijke rede goed maken, of de misvorming van het beeld Gods in de mens, de ondergang van de kinderen, die gebracht worden tot ellende en pauperisme, om in de kinderen de boze neigingen van hun dronken vaders te doen voortleven?GG 122.3

    De man, die zich aan de drank heeft verslaafd, is in een deplorabele toestand. Zijn hersenen zijn ziek, zijn wilskracht is verzwakt. Zover er nog enige kracht in hem over is, is zijn begeerte toch niet te beteugelen. Men kan niet op zijn verstand werkenGG 122.4

    om hem te overtuigen dat hij zichzelve moet verloochenen. Een maal in de holen der ondeugd terecht gekomen, zal iemand, die besloten heeft een matig gebruiker te worden, steeds naar het glas grijpen, en met het eerste teugje van de alcohol is elk goed besluit te niet gedaan en elk restje van de wil vernietigd. Een slok van het bedwelmende vocht, en alle gedachten aan zijn resultaten zijn in rook vervlogen. De door droefheid overmande vrouw is vergeten. De tot uitspatting verlokte vader trekt er zich verder niets van aan, dat zijn kinderen hongerig en naakt zijn. Door vergunning van de verkoop, hecht de wet haar goedkeuring aan deze zieleontaarding, en weigert de verkoop stop te zetten, die de wereld vol ellende brengt.GG 123.1

    Moet dit altijd zo doorgaan? Zullen de zielen altijd moeten worstelen voor de overwinning met de deur der verleiding wijd voor hen geopend? Moet de vloek der drankzucht altijd als een dreiging over de wereld hangen? Moet hij elk jaar als een verterend vuur gaan over duizenden gelukkige gezinnen? Wanneer een boot schipbreuk lijdt in het gezicht van de kust, staan de mensen niet met hun handen in de zakken. Zij wagen hun leven om mannen en vrouwen van de verdrinkingsdood te redden. Hoe veel groter moest hun inspanning zijn om hen te bewaren voor het lot van de dronkaard!GG 123.2

    Het is niet de dronkaard met zijn gezin alleen, die in gevaar gebracht wordt door het werk van de slijter, noch is de belastingdruk het grootste kwaad, dat door zijn alcoholverkoop op de gemeenschap rust. In de grote samenleving der mensheid zijn wij allen met elkander verbonden. Het kwaad, dat een lid van de grote broederschap der mensen overkomt, betekent gevaar voor allen.GG 123.3

    Menigeen die door zijn hang naar geld of een gemakkelijk leven niets te doen wil hebben met enige beperking ten aanzien van de alcoholverkoop, heeft, te laat, ervaren, dat de handel daarin met hem iets te maken heeft. Hij heeft zijn eigen kinderen aan de drank zien ten onder gaan. Bandeloosheid loopt uit op brooddronkenheid. Het eigendom komt in gevaar. Het leven is onzeker. Ongelukken op het land en ter zee nemen toe. Ziekten die ontstaan in de holen van vuilheid en ellende vinden haar weg naar de huizen der rijken en welgestelden. Ondeugden, die gekoesterd worden door kinderen, opgroeiende in liederlijkheid en misdaad, infecteren zoons en dochters uit beschaafde gezinnen.GG 123.4

    Er is niemand, wiens belangen door de alcoholverkoop niet geschaad worden. Er is niemand, die ter wille van zijn eigen veiligheid, niet moest meewerken om daar een einde aan te maken.GG 124.1

    Boven alle andere plaatsen, die enkel te maken hebben met wereldse aangelegenheden, moeten de gebouwen van de wetgevende macht en gerechtshoven bevrijd blijven van de vloek der drankzucht. Zij, die aan het hoofd van de regering staan, senatoren, rechters, mannen, die de wetten van een volk invoeren en handhaven, mannen in wier handen het leven, de goede naam, de bezittingen van hun medemensen rusten, moeten mannen zijn van geheelonthouding. Dan alleen kan hun verstand helder genoeg zijn om onderscheid te maken tussen goed en kwaad. Dan alleen kunnen ze beginselvastheid bezitten, alsmede wijsheid om recht te oefenen en genade te verlenen. Maar wat leert de geschiedenis? Hoevelen van deze mannen hebben hun verstand beneveld, hun gevoel voor goed of kwaad geweld aangedaan door gebruik van alcohol! Hoe vaak zijn verdrukking brengende wetten ingevoerd, hoe vaak onschuldigen ter dood veroordeeld door de onrechtvaardigheid van wetgevers, getuigen, gezworenen, advocaten, ja zelfs rechters! Velen zijn „de helden om wijn te drinken en kloeke mannen om sterke drank te mengen”, „die het kwade goed, en het goede kwaad noemen”, die „de goddelozen rechtvaardigen om een geschenk, en de gerechtigheid van de rechtvaardigen van dezelven afwenden”. Van dezulken zegt God:GG 124.2

    „Wee dengenen ...
    Gelijk de tong des vuurs de stoppel verteert,
    En het kaf door de vlam verdaan wordt,
    Alzo zal hun wortel als een uittering wezen
    En hun bloem zal als stof opvaren;
    Omdat zij verwerpen de wet des Heeren der heirscharen
    En de rede des Heiligen van Israël versmaden.” (Jesaja 5 : 22—24)
    GG 124.3

    De ere Gods, de stabiliteit van de natie, het welvaren van de gemeenschap, van het gezin, en van het individu, eisen, dat alles in het werk wordt gesteld om het volk te verlossen van het kwaad der onmatigheid. Spoedig zullen we het resultaat van dit verschrikkelijke kwaad zien, zoals we het nu niet zien. Wie wil een vastberaden poging doen om het werk der vernieling tegen te gaan? Tot nu toe is de strijd nauwelijks begonnen. Laat een leger gevormd worden om aan de verkoop van bedwelmende dranken, die de mensen tot dwazen maakt, een einde te maken. Laat men het gevaar van de alcoholverkoop in al zijn realiteit schilderen, opdat het geweten der mensheid wordt wakker geschud en om een alcoholverbod wordt gevraagd. Laat men de door de drank verdwaasde mensen in de gelegenheid stellen zich uit hun slavernij te bevrijden. Laat de stem van de natie aan haar wetgevers vragen, om aan deze boze handel een einde te maken.GG 124.4

    „Red degenen, die ter dood gegrepen zijn,
    Want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt;
    Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet;
    Zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken?
    En Die uw ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten?”
    En „wat zult gij zeggen, wanneer Hij bezoeking over
    u doen zal?” (Spreuken 24 : 11, 12; Jeremia 13 : 21)
    GG 125.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents