Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Ereste Geschriften

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 14: HET MERKTEKEN VAN HET BEEST

    In een gezicht, dat mij op de 27ste Junie 1850 g'egeven werd, sprak mijn begeleidende engel: “De tijd is bijna om. Weerkaast gij het lieflike beeld van Jezus, zoals gij dat behoort te doen?” Toen werd ik op de aarde gewezen, en zag, dat het nodig zijn zou, dat degenen, die in de laatste tijd de boodschap van de derde engel aangenomen hebben, zich voorbereiden. De engel zei: “Bereidt, u bereidt u, bereidt u. Gij zult de wereld meer moeten afsterven, dan gij dat nog ooit gedaan hebt.” Ik zag dat zij een groot werk te doen hadden, en slechts weinig tijd om het in te volbrengen.EG 67.1

    Toen zag ik, dat de zeven laatste plagen spoedig uitgegoten zullen worden op degenen, die geen schuilplaats hebben, en dat de wereld er toch niet meer acht op sloeg, dan zij zouden doen op zoveel droppels water, die op het punt stonden te vallen. Ik werd toen in staat gesteld om het vreselike gezicht van de zeven laatste plagen, de toorn Gods, te verduren. Ik zag, dat Zijn toorn vreselik en ontzettend was, en dat, indien Hij Zijn hand zou uitstrekken, of die in toorn zou opheffen, de bewoners van de wereld zijn zouden alsof zij nooit geweest waren, of zouden lijden aan ongeneeslike zweren en uitterende plagen, die over hen zouden komen, en waarvan zij niet zouden verlost, maar erdoor uitgeroeid worden. Verschrikking greep mij aan, en ik viel voor de engel op mijn aangezicht neder, en smeekte hem om het gezicht te laten voorbijgaan, om het voor mij te verbergen, want dat het te vreselik was. Toen besefte ik, gelijk nooit tevoren, de noodzakelikheid van Gods woord aandachtig te onderzoeken, om te leren hoe wij kunnen ontkomen aan de plagen, welke dat Woord zegt, dat over al de goddelozen komen zullen, die het beest en zijn beéld aanbidden, en zijn merkteken ontvangen in hun voorhoofden of in hnnhand. Het was mij een groot wonder, dat iemand Gods wet kon overtreden en Zijn heilige Sabbat met voeten treden, wanneer er zulke vreselike bedreigingen en oordelen tegen hen werden uitgesproken.EG 67.2

    De paus heeft de rustdag veranderd van de zevende tot de eerste dag. Hij heeft gemeend juist dat gebod te veranderen, dat gegeven is om de mens aan zijn Schepper te doen gedenken. Hij heeft gemeend het grootste gebod van de Tafel der Tien Geboden te veranderen, en zich op die wijze aan God gelijk te maken, of zich zelfs boven God te verheffen. Bij de Heer is geen verandering; daarom ook is Zijn wet onveranderlik; maar de paus heeft zich boven God verheven, in zijn pogen om Zijn onveranderlike voorschriften van heiligheid, rechtvaardigheid en goedheid te wijzigen. Hij heeft Gods geheiligde dag met voeten getreden, en op eigen gezag een van de zes werkdagen ervoor in de plaats gesteld Al het volk is achter het beest aangegaan, en iedere week beroven zij God van Zijn heilige tijd. De paus heeft een breuk gemaakt in de heilige wet van God, maar ik zag dat de tijd daar was, dat Gods volk deze breuk helen, en de verwoeste plaatsen bouwen moest.EG 68.1

    Ik p'eitte met de engel, dat Gol Zijn volk, dat afgeweken was, zou redden om Zijner barmhartigheid wil. Wanneer de plagen beginnen te vallen, zullen zij, die voortgaan met de heilige Sabbat te breken, hun mond niet opendoen om de verontschuldigingen in te brengen, welke zij nu maken voor het schenden ervan. Hun monden zullen gesloten zijn, terwijl de plagen vallen, en de grote Wetgever eisen zal dat er recht gedaan zal worden aan degenen die Zijn heilige wet bespot hebben, en die gencemd hebben “een vloek voor de mens,” ellendig “en nietswaardig.” Wanneer dezulken de ijzcren greep van deze wet voelen, als hij hen zal aangrijpen, zullen deze uitdrukkingen in levende letters voor hun ogen verschijnen, en zullen zij de zonde beseffen van die wet bespot te hebben, die Gods woord heilig, rechtvaardig, en goed noemt.EG 69.1

    Toen werd ik gewezen op de heerlikheid des hemels, en de schatten die weggelegd zijn voor de getrouwen. Alles was lieflik en heerlik. De engelen zongen een heerlik lied, en dan weer staakten zij hun gezang, namen hun kronen van hun hoofden, en wierpen ze glinsterend aan de voeten van de lieflike Jezus, en riepen met welluidende stemmen, “Glorie, Halleluja!” Ik mengde mijn stem met de hunne in hun lofliederen tot eer van het Lam, en iedere maal dat ik mijn mond opende om Hem te prijzen, had ik een onbeschrijflik besef van de heerlikheid, die mij omringde. Het was een veel groter, een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlikheid. De engel sprak: “Het kleine overblijfsel, dat God liefheeft en Zijn geboden bewaart, en getrouw is tot het einde, zal zich verheugen in deze heerlikheid, en immer in de tegenwoordigheid van Jezus zijn om met de heilige engelen te zingen.”EG 69.2

    Toen werden mijn ogen van de heerlikheid afgetrokken, en werd ik gewezen op het overblijfsel op de aarde. De engel zei tot hen: “Wilt gij de zeven laatste plagen ontvlieden? Wilt gij de heerlikheid beerven, en genieten van al hetgeen God bereid heeft voor degenen, die Hem liefhebben, en die gewillig zijn om voor Hem te lijden? Indien gij dit wilt, dan moet gij sterven om te kunnen leven. Bereidt u, bereidt u, bereidt u. Gij moet een grotere voorbereiding ondergaan dan tot heden, want de dag des Heren komt, gruwelik, met verbolgenheid en hittige toorn, om het land te stellen tot verwoesting, en deszelfs zondaars daaruit te verdelgen. Offert alles aan God op. Legt alles op Zijn altaar,—uw eigen ik, uw bezittingen, en alles, als een levende offerande. Alles zal opgegeven moeten worden om de heerlikheid binnen te gaan. Yergadert u schatten in de hemel, waar geen dief doorgraaft of roest verderft. Gij moet hier deel hebben aan het lijden van Christus, indien gij hiernamaals met Hem deel wilt hebben aan Zijn heerlikheid.”EG 70.1

    De hemel zal goedkoop genoeg zijn, indien wij hem door lijden verkrijgen. Wij moeten onszelven de gehele weg langs verloochenen, onszelven dageliks afsterven, Jezus alleen laten verschijnen, en Zijn heerlikheid voortdurend in het oog houden. Ik zag, dat degenen, die in de laatste tijd de waarheid hebben aangenomen, zullen moeten leren wat het is om te lijden om Christus' wil; dat zij beproevingen zullen moeten doorstaan, die zwaar en zeer pijnlik zullen zijn, opdat zij gelouterd mogen worden, en door lijden toegerust om het zegel van de levende God te ontvangen, de tijd der benauwdheid door te gaan, de Koning in Zijn schoonheid te aanschouwen, en in de tegenwoordigheid van God en van reine, heilige engelen te leven.EG 70.2

    Toen ik zag, wat wij moeten zijn om de heerlikheid te beërven, en daarna aanschouwde, hoeveel Jezus geleden had om zulk een rijk erfdeel voor ons te verkrijgen, bad ik dat wij in Christus' lijden gedoopt mochten worden, dat wij niet mochten terugschrikken voor beproevingen, maar ze met lijdzaamheid en blijdschap verduren, wetende wat Jezus geleden had, opdat wij door Zijn armoede en Zijn lijden rijk gemaakt worden zouden. De engel sprak: “Verloochent uzelf; gij moet met spoed voortgaan.” Sommigen van ons hebben tijd gehad om de waarheid aan te nemen, en stap na stap voort te treden, en iedere stap, die wij gedaan hebben, heeft ons kracht gegeven om de volgende te doen. Maar nu is de tijd bijna verstreken, en wat ons jaren gekost heeft om te leren, zullen zij in een paar maanden moeten leren. Ook zullen zij veel moeten afleren, en veel weer opnieuw leren. Zij, die het merkteken van het beest en van zijn beeld niet willen ontvangen, wanneer het dekreet daartoe uitgaat, moeten nu besluiten om te zeggen; Neen, wij willen niets te doen hebben met de instelling van het beest.EG 71.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents