Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 59—CONSIDERATIE VOOR DE DWALENDEN

    Wanneer, nadat iemand zijn oordeel zo goed mogelijk kenbaar heeft gemaakt, een ander denkt, dat hij ergens in de zaak een verbetering kan aanbrengen, moet hij vriendelijk en geduldig de broeder zijn zienswijze openbaren, zonder hem de mond te snoeren, noch zijn onkreukbaarheid van opzet in twijfel te trekken, evenmin als hij zelf verdacht en onrechtvaardig gelaakt zou willen worden. Wanneer de broeder, die de zaak Gods ter harte gaat, ziet, dat hij in zijn ernstige pogingen een fout heeft begaan, zal hij dit zich erg aantrekken; want de neiging zal zich bij hem voordoen om zichzelf te wantrouwen en het vertrouwen in zijn eigen oordeel te verliezen. Niets zal zijn moed en goddelijke kracht zo verzwakken als dat hij zich zijn fouten realiseert in het werk, dat God hem opgedragen heeft, een werk, dat hij meer lief heeft dan zijn leven. Wat is het dan onrechtvaardig van zijn broeders, die zijn fouten ontdekken, om hem de doorn dieper en steeds dieper in het hart fe steken, om het hem maar goed te laten voelen, terwijl ze met iedere steek zijn geloof en moed, en zijn vertrouwen in zichzelf om met succes aan de opbouw van Gods werk te arbeiden, verzwakken.USG1 309.2

    Vaak worden de waarheid en de feiten met de dwalenden openlijk besproken, om ze hun fouten te laten 1872, Vol. 3, blz. 92—94
    (Het werk te Battle Creek)
    zien en voelen, opdat ze die verbeteren. Maar dit moet altijd geschieden met een gevoelvolle tederheid, niet met ruwheid of gestrengheid, rekening houdende met eigen zwakheid, want een ieder kan in de verleiding komen. Wanneer degene, die de fout gemaakt heeft, die ziet en erkent, dan, inplaats van hem te grieven en te proberen het hem nog harder te laten voelen, moet men hem troosten. In de Bergrede zei Christus: “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden.” Mattheüs 7:1,2. Onze Heiland wijst een haastig oordeel af. “Wat ziet gij de splinter, die in het oog uws broeders is ... en zie, er is een balk in uw oog?” Verzen 3, 4. Vaak gebeurt hef, dat, wanneer iemand zo vlug is in het ontdekken van fouten bij anderen, hij grotere fouten gemaakt heeft, maar daarvoor blind is.
    USG1 309.3

    Allen die navolgers van Christus zijn, moeten precies zo met iemand handelen, als wij zouden wensen dat de Here in onze fouten en zwakheden met ons zou handelen, want we zijn allen dwalende, en hebben Zijn medelijden en vergiffenis nodig. Jezus stemde er in toe de menselijke natuur aan te nemen, opdat Hij kon weten hoe Hij medelijden moest betonen en hoe Hij bij Zijn Vader moest pleiten voor zondige, dwalende, sterfelijke wezens. Hij was bereid ‘s mensen Voorspraak te worden, en Hij vernederde Zichzelf om bekend te worden met de verzoekingen, waaraan de mens bloot stond, opdat Hij diegenen kon helpen, die in de verzoeking vielen, en een medelevend, trouw hogepriester kon zijn.USG1 310.1

    Vaak is het nodig, dat de zonde berispt en het kwaad gelaakt wordt. Maar arbeiders Gods, die werken voor hef heil van hun medemensen, moeten ten opzichte van de fouten van anderen niet genadeloos staan, noch hun fouten in hun beleid aan de kaak stellen. Ze moeten hun zwakheden niet zo uitmeten en berispen. Ze moeten zich afvragen, of, wanneer een ander tegenover hen zo ', n handelwijze zou volgen, dit het gewenste effect zou hebben; zou dat hun liefde voor en vertrouwen in degene, die hun fouten zo aan de kaak stelde, doen toenemen? Vooral moeten de fouten van arbeiders in Gods wijngaard in een zo klein mogelijke kring gehouden worden, want vele zwakkelingen zouden daar munt uit slaan indien ze gewaar werden, dat zij, die voorgaan in woord en leerstelling, als andere mensen fouten bezitten. En het is al heel wreed om de misslagen van een arbeider Gods te openbaren aan ongelovigen, wanneer die arbeider nog waardig geacht wordt om in de toekomst voor de redding van zielen te blijven werken. Uit deze onthulling komt geen goed, maar enkel kwaad voort. De Here heeft een misnoegen over deze handelwijze, want dat ondermijnt het vertrouwen van het volk in hen, die Hij aangenomen heeft om Zijn werk te bevorderen.USG1 310.2

    Het karakter van iedere medearbeider moet terdege beschermd worden door de medebroeders in Gods wijngaard. Dienaangaande zei God: “Tast Mijn gezalfden niet aan en doet Mijn profeten geen kwaad.” 1 Kron. 16:22; Psalm 105:15. Liefde en vertrouwen moeten worden aangekweekt. Een gebrek aan liefde en vertrouwen in een arbeider ten opzichte van een medearbeider, maakt degene, die dit gebrek heeft, niet gelukkiger; integendeel, hij maakt zijn broeder en zichzelf ongelukkig. Er ligt een groter kracht in de liefde dan er ooit gelegen heeft in een gispend oordeel. De liefde zal zich een weg banen door tal van hindernissen, terwijl een gispend oordeel elke toegang tot de ziel zal afsluiten.USG1 311.1

    * * * * *

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents