Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    EEN WAARSCHUWING VOOR DE WELGESTELDEN

    Indien belijdende Christenen minder van hun rijkdom wilden spenderen aan opschik van hun lichaam en verfraaiing van hun huizen, en niet zo ', n overdaad op tafel zouden brengen, die nadelig is voor de gezondheid, zouden ze grotere bedragen kunnen storten in het schathuis Gods. Ze zouden dan hun Verlosser navolgen, Die de hemel, Zijn rijkdommen en Zijn heerlijkheid verliet en om onzentwille arm werd, opdat wij eeuwige rijkdommen zouden verkrijgen. Wanneer we te arm zijn, om God trouw de tienden en gaven te geven, die Hij vereist, zijn we zeker te arm om kostbaar gekleed te gaan en overdadig te eten; want zo verspillen we het geld onzes Heren aan nadelige lusten ten gerieve en ter verheerlij-king van onszelven. We moeten ons ijverig afvragen: Welke schat hebben we opgelegd in het koninkrijk Gods? Zijn we rijk tegenover God?USG1 394.1

    Jezus gaf Zijn discipelen een les inzake begeerlijkheid: “En Hij zeide tot hen een gelijkenis en sprak: Eens rijken mensen land had wel gedragen; en hij overlegde bij zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen? want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen. En hij zeide: Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken en grotere bou-wen, en zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas en deze mijn goederen; en ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink, wees vrolijk. Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? Alzo is het met dien, die zichzelven schatten vergadert, en niet rijk is in God.” Lukas 12 : 16—21.USG1 394.2

    De lengte en het geluk van dit leven bestaat niet in de hoeveelheid onzer aardse bezittingen. Deze dwaze rijke man had in zijn uitzonderlijke zelfzucht zich schatten vergaderd, die hij niet gebruiken kon. Hij had enkel voor zichzelven geleefd. Zijn werk had hij voorop gesteld, hij had scherpe winsten gemaakt en zich verre gehouden van de genade of de liefde Gods. Wezen en weduwen had hij beroofd, zijn medemensen bedrogen om zijn aards bezit maar te vermeerderen. Hij kon zijn schat in de hemel opgelegd hebben in zakken, die niet verouden; maar door zijn begeerlijkheid verloor hij beide werelden. Zij, die in alle ootmoed de hun door God toevertrouwde middelen gebruiken tot Zijn verheerlijking, zullen straks hun schat ontvangen uit des Meesters hand met de zegening: “Wèl gedaan, gij goede en getrouwe dienstknecht ... ga in tot het feest van uw heer.” Mattheüs 25 : 23 (N.V.).USG1 395.1

    Wanneer we ons verdiepen in het oneindige offer, gebracht voor de zaligheid der mensen, dan kent onze verbazing geen grenzen. Wanneer de zelfzucht zich opdringt om de overwinning te behalen in de harten der mensen en ze worden verzocht om hetgeen ze aan een of ander goed werk verschuldigd zijn, achter te houden, zo moeten ze hun beginselen des rechts versterken door de gedachte dat Hij, Die rijk was in ‘s hemels niet te waarderen schatten, Zich daarvan losmaakte en arm werd. Hij had niets om Zijn hoofd neer te leggen. En dit gehele offer was om ons bestwil, opdat eeuwige rijkdommen ons deelachtig zouden worden.USG1 395.2

    Christus heeft Zijn eigen voeten gezet op de weg van zelfverloochening en offerande, die al Zijn discipelen moeien gaan, willen ze uiteindelijk met Hem verheerlijkt worden. Hij nam de smarten op Zich, die de mens moest ondergaan. Vaak stompt het verstand van wereldse mensen af. Ze kunnen slechts de aardse dingen zien, die de heerlijkheid en de waarde van hemelse dingen verduisteren. De mensen willen zee en aarde bereizen voor aards gewin en zich ontbering en narigheid getroosten om hun doel te bereiken, maar nochtans wenden ze zich af van de hemelse heerlijkheid en eeuwige rijkdommen. Mensen, die in doorsnee met armoede te kampen hebben, zijn doorgaans degenen, die het meeste voor het werk Gods doen. Met het weinige dat ze hebben, zijn ze vrijgevig. Door hun aanhoudende vrijgevigheid hebben ze hun goede impulsen gesterkt. Wanneer ze moeite hadden om de eindjes aan elkaar te knopen, had hun verlangen naar aards bezit geen ruimte of gelegenheid om te groeien.USG1 395.3

    Maar wanneer een begin gemaakt wordt met het vergaren van aardse schaften, beginnen velen te rekenen hoe lang het zal duren alvorens ze in het bezit zijn van een zekere som. In hun verlangen om voor zichzelven welstand te verkrijgen, slagen zij er niet in rijk te worden tegenover God. Hun milddadigheid houdt geen gelijke tred met hun financiële groei. Wanneer hun passie voor meerder bezit groeit, dan is hun hart waar ook hun schat is. De vermeerdering van hun bezit versterkt het hunkerend verlangen naar meer, totdat sommigen gaan menen dat hef geven van hun tienden aan de Here een harde, onrechtvaardige belasting is. De Bijbel zegt: “Wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op.” Psalm 62 : 11. Velen hebben gezegd: “Als ik zo rijk was als die, dan zou ik mijn gaven voor Gods schathuis vermenigvuldigen. Ik zou niets anders doen met mijn bezit dan dat te gebruiken voor de voor-uitgang van Gods werk.” God heeft sommigen beproefd door hen welstand te geven; maar met de rijkdom kwam de harde verzoeking en hun milddadigheid was veel minder dan ten dage van hun armoede. Een hunkerend verlangen naar meerdere rijkdom nam bezit van hun hart en geest en zij vervielen tot afgoderij.USG1 396.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents