Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    EEN BEELD UIT DE PRAKTIJK

    Jaren geleden, toen de groep gelovigen in de spoedige komst van Christus nog erg klein was, kwamen de Sabbat- vierders in Topsham, Maine, voor de dienst bijeen in de grote keuken ten huize van Broeder Stockbridge Howland. Op een Sabbat was Broeder Howland niet aanwezig. Daarover waren we wat verbaasd, omdat hij altijd stipt op tijd was. Spoedig daarop kwam hij binnen met een glans op het gezicht waarvan de heerlijkheid Gods afstraalde. “Broeders en zusters,” zei hij, “ik heb hef gevonden. Ik heb gevonden dat wij een weg kunnen volgen met de waarborg van Gods Woord: ‘Gij zult nimmer meer struikelen’. Ik zal u dat nader toelichten.”USG3 401.3

    Hij vertelde ons toen dat hij had opgemerkt dat een broeder, een arme visser, het gevoel had dat hij niet zo hoog gerespecteerd werd als wel moest, en dat Broeder Howland en anderen zich boven hem verheven voelden. Dat was niet waar, maar hij meende dat het zo was; en zo had hij enkele weken de diensten niet bijgewoond. Dus ging Broeder Howland naar zijn huis, knielde voor hem neer, en zei: “Mijn broeder, vergeef mij. Wat heb ik gedaan?” De man nam hem bij de arm en probeerde hem uit de knielende houding op te richten. “Neen,” zei Broeder Howland, “wat hebt u tegen mij?” “Ik heb niets tegen u.” “Maar dat moet toch wel,” zei Broeder Howland, “want vroeger spraken we tot elkander, maar de laatste tijd spreekt u helemaal niet meer tegen me en nu wil ik toch wel weten wat er aan scheelt.”USG3 401.4

    “Sta op, Broeder Howland”, zei hij. “Neen”, zei Broeder Howland, “dat doe ik niet.” “Dan kniel ik naast u neer”, zei hij, en hij viel op zijn knieën en beleed hoe kinderachtig hij geweest was en hoe vaak hij achterdocht had gekoesterd. “En nu,” zei hij, “werp ik dat alles van mij af.”USG3 402.1

    Toen Broeder Howland dit vertelde, straalde van zijn gezicht de heerlijkheid Gods. Juist toen hij klaar was, kwam de visser met zijn gezin binnen en hadden wij een heerlijke vergadering.USG3 402.2

    Veronderstelt eens dat sommigen onder ons zouden doen wat Broeder Howland gedaan heeft. Dat wanneer onze broeders kwaad denken, wij naar hen toe zouden gaan, zeggende: “Vergeef mij, als ik u in enig opzicht kwaad heb berokkend.” Dan zouden wij de macht van Satan breken en onze broeders bevrijden van hun aanvechtingen. Laat niets komen tussen u en uw broeders. Kunt u door het brengen van een offer de narigheden van de achterdocht uit de weg ruimen, doet het dan. God wil dat we elkander als broeders liefhebben. Hij wil dat we meelevend en hoffelijk zijn. Hij verwacht dat wij onszelf opvoeden om te geloven dat onze broeders ons liefhebben en te geloven dat Christus ons liefheeft. Liefde verwekt liefde.USG3 402.3

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents