Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Lessen Uit Het Leven Van Alledag

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    De zaaier en het zaad

    Met de gelijkenis van de zaaier illustreerde Christus de dingen van het koninkrijk der hemelen en het werk van de grote Landman voor zijn volk. Zoals een zaaier op het land, kwam Hij om het hemelse graan van de waarheid te zaaien. Zijn onderwijs door gelijkenissen was op zichzelf het zaad waarmee de kostbaarste waarheden van zijn genade werden gezaaid. Omdat de gelijkenis van de zaaier zo eenvoudig is, heeft men deze gelijkenis niet zo gewaardeerd als het geval had moeten zijn. Christus wil onze gedachten van het natuurlijke zaad dat in de aarde wordt verborgen, leiden naar het zaad van het evangelie. Het zaaien daarvan brengt de mens terug naar zijn trouw aan God. De gelijkenis van het zaadje werd verteld door de Vorst des hemels en dezelfde wetten die het gewone zaaien beheersen gelden ook voor het zaaien van het zaad der waarheid.LLA 15.1

    Er was een menigte bijeen aan het meer van Galilea om naar Jezus te luisteren. Het was een belangstellende, verwachtende schare. Er waren zieken op hun matrasjes die wachtten tot hun geval aan Hem kon worden voorgelegd. God had Hem het recht gegeven de kwalen van een zondig mensdom te genezen en Hij bestrafte de ziekte en verspreidde leven, gezondheid en vrede rondom Zich.LLA 15.2

    Toen de menigte steeds groter werd, verdrongen de mensen zich om Christus tot er geen plaats meer was om tot hen te spreken. Hij zei toen iets tegen de mannen in hun vissersboten, en stapte in de boot die wachtte om Hem naar de overzijde van het meer te brengen. Nadat Hij zijn discipelen had verzocht een eindje van land te varen, sprak Hij de schare op de oever toe.LLA 15.3

    Aan het meer lag de prachtige vlakte van Gennésaret. Daarachter verhieven zich de heuvels en zowel in de heuvels als op de vlakte waren zaaiers en maaiers druk bezig, de eersten met het zaaien van het zaad en de laatsten met het oogsten van het vroege koren. Terwijl Christus daarheen keek, zei Hij: ‘Zie, een zaaier ging uit om te zaaien. En bij het zaaien viel een deel langs de weg en de vogels kwamen en aten het op; een ander deel viel op de steenachtige plaatsen waar het niet veel aarde had, maar toen de zon opkwam, verschroeide het en omdat het geen wortels had, verdorde het. Een ander deel viel op de dorens en de dorens kwamen op en verstikten het. Een ander deel viel in goede aarde en gaf vrucht, deels honderd-, deels zestig-, en deels dertigvoudig.’LLA 15.4

    Het werk van Christus werd niet begrepen door de mensen in zijn tijd. De wijze van zijn komst kwam niet overeen met hun verwachtingen. De Here Jezus was de grondslag van heel het joodse bestel. Hun indrukwekkende diensten waren door God zelf geboden, en waren bedoeld om aan de mensen te leren dat op de vastgestelde tijd Iemand zou komen naar Wie al deze zinnebeelden wezen.LLA 16.1

    Maar de joden hadden de vormen en ceremoniën voorop geplaatst en het doel daarvan uit het oog verloren. De overleveringen, eisen en geboden van de mensen verduisterden de lessen die ze naar Gods bedoeling moesten overbrengen. Deze eisen en overleveringen werden struikelblokken voor hun begrip en gebruik van de ware godsdienst Toen de werkelijkheid in de persoon van Christus kwam, herkenden zij Hem niet als de vervulling van al hun zinnebeelden en als het lichaam van de schaduwdiensten. Zij verwierpen de werkelijkheid en klemden zich vast aan hun zinnebeelden en nutteloze vormendienst. Gods Zoon was gekomen, maar zij bleven vragen om een teken. De boodschap: ‘Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.’ beantwoordden zij met de vraag om een wonder 1Matteüs 3:2 Het evangelie van Christus was voor hen een struikelblok omdat zij tekenen eisten in plaats van een Zaligmaker. Zij verwachtten dat de Messias zijn aanspraken zou aantonen door machtige overwinningen, door zijn rijk te gronden op de puinhopen van aardse koninkrijken. Christus gaf antwoord op deze verwachting door de gelijkenis te vertellen van de zaaier. Niet met wapengeweld of door gewelddadig ingrijpen zou Gods koninkrijk komen, maar door het planten van nieuwe beginselen in de harten van de mensen.LLA 16.2

    ‘Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen.’ 2Matteüs 13:37 Christus was niet gekomen als koning, maar als zaaier; niet om koninkrijken omver te werpen, maar om het zaad te zaaien; niet om zijn volgelingen te wijzen op aardse overwinningen en nationale grootheid, maar op een oogst die ingezameld moest worden na volhardende arbeid, ondanks verlies en teleurstellingen.LLA 16.3

    De Farizeeën ontdekten de betekenis van de gelijkenis van Christus, maar de les die daarin lag, was hun niet welkom. Zij deden alsof zij de gelijkenis niet begrepen. Voor de schare was het doel van de nieuwe leraar, wiens woorden op zo vreemde wijze hun harten hadden geraakt en hun eerzucht op zo bittere wijze hadden teleurgesteld, nog raadselachtiger. Ook de discipelen hadden de gelijkenis niet begrepen, maar hun belangstelling was gewekt. Later kwamen zij naar Jezus toe en vroegen om een verklaring.LLA 17.1

    Dit was het verlangen dat Christus wilde wekken, zodat Hij Hen verder kon onderrichten; Hij maakte hen de gelijkenis duidelijk, zoals Hij zijn Woord wil verklaren aan allen die Hem met een oprecht hart zoeken? Zij die Gods Woord bestuderen met een geest, die voor de verlichting van de Heilige Geest openstaat, zullen niet, in het duister blijven wat betreft de betekenis van dat Woord. ‘Indien iemand diens wil doen wil,’ zei Christus, ‘zal Hij van deze leer weten of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek.’ 3Johannes 7:17Allen die tot Christus komen voor een beter begrip van de waarheid zullen dit ontvangen. Hij zal voor hen de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen ontsluiten en deze verborgenheden zullen worden begrepen door hen, die de waarheid willen kennen. Een hemels licht zal de tempel van het hart beschijnen en zal aan anderen geopenbaard worden als het heldere schijnsel van een lamp op een duister pad.LLA 17.2

    ‘Een zaaier ging uit om te zaaien.’ In het oosten was alles zo onzeker en er bestond zoveel gevaar voor geweld dat de mensen voornamelijk in ommuurde steden woonden. De landbouwers gingen dagelijks naar hun werk buiten de stadsmuren. Zo ging Christus als de hemelse Zaaier uit om te zaaien. Hij verliet zijn veilig en vredig tehuis. Hij verliet de heerlijkheid die Hij had bij de Vader eer de wereld bestond.LLA 17.3

    Hij verliet zijn positie op de troon van het universum en ging uit als een lijdend, verzocht mens. Hij ging uit in eenzaamheid, om onder tranen te zaaien, het zaad des levens voor een verloren wereld te bevochtigen met zijn bloed.’LLA 17.4

    Op dezelfde wijze moeten zijn dienstknechten uitgaan om te zaaien. Toen Abraham geroepen werd om het zaad van de waarheid te zaaien, kreeg hij de opdracht: ‘Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land dat Ik u wijzen zal.’ 4Genesis 12:1 ‘En hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou.’ 5Hebreeën 11:8 Tot de apostel Paulus kwam Gods boodschap, terwijl hij in de tempel te Jeruzalem bad: ‘Ga heen, want Ik; zal u uitzenden, ver weg, naar de heidenen.’ 6Handelingen 22:21 Op dezelfde manier, moeten zij, die geroepen worden om zich met Christus te verenigen, alles verlaten om Hem na te volgen. Oude banden moeten verbroken worden, levensplannen veranderd, aardse hoop moet opgegeven Wórden; Het zaad moet onder zwoegen en tranen, in stilte en’ door opofferingen gezaaid worden.LLA 17.5

    ‘De zaaier zaait het woord.’ Christus was gekomen om de wereld te bezaaien met het zaad der waarheid. Vanaf de zondeval van de mens heeft Satan het zaad van de dwaling gezaaid. Door een leugen kreeg hij macht over de mensen en hij werkt nog steeds op deze wijze om Gods koninkrijk op aarde omver te werpen en de mensen in zijn macht te krijgen. Christus kwam als zaaier uit een andere wereld om het zaad van de waarheid te zaaien. Hij die in de raadsbijeenkomsten van God was geweest, die in het binnenste heiligdom van de Eeuwige had vertoefd, kon aan de mensen de zuivere beginselen van de waarheid brengen. Sinds de zondeval van de mens had Christus de waarheid aan de wereld geopenbaard. Door Hem wordt het onverderfelijk zaad, ‘het levende en blijvende woord van God’, aan de mens meegedeeld. In de eerste belofte, aan het gevallen mensdom in de hof van Eden gegeven, zaaide Christus het zaad van het evangelie. Maar de gelijkenis van de zaaier is in het bijzonder van toepassing op zijn persoonlijk werk onder de mensen.LLA 18.1

    Gods Woord is het zaad. Alle zaad heeft een levenskiem in zich. Het leven van de plant komt daaruit voort. Op dezelfde wijze is er leven in Gods Woord Christus zegt: ‘De woorden die Ik tot u spreek zijn geest en zijn leven.’ 7Johannes 6:63 ‘Wie mijn woord hoort en Hem gelooft die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven.’ 8Johannes 5:24 In elk gebed en elke belofte van Gods Woord ligt de macht, het leven van God zelf, waardoor het gebod kan worden nageleefd en de belofte kan worden verwerkelijkt. Wie door het geloof het Woord ontvangt, krijgt het leven en het karakter van God zelf.LLA 18.2

    Elk zaad draagt vrucht naar zijn aard. Als het zaad onder de juiste omstandigheden wordt gezaaid, zal het zich ontwikkelen tot een plant. Wanneer het onvergankelijk zaad van het Woord door geloof in het hart wordt opgenomen, zal het een karakter en een leven voortbrengen naar het beeld van Gods karakter en leven.LLA 18.3

    De leraars in Israël zaaiden niet het zaad van Gods Woord. Christus’ werk als leraar der waarheid was duidelijk tegengesteldaan het werk van de rabbi’s in zijn tijd. Zij stonden stil bij overleveringen, bij menselijke meningen en speculaties. Dikwijls plaatsten zij wat mensen hadden onderwezen en geschreven over het Woord, in de plaats van het Woord zelf. Hun leer had geen kracht om de ziel leven te geven. Het onderwerp van Christus’ leer en prediking was Gods Woord. Hij antwoordde zijn ondervragers met een duidelijk: ‘Er staat geschreven.’ ‘Wat zegt de Schrift?’ ‘Hoe leest gij?’ Bij iedere gelegenheid waar belangstelling was gewekt door vriend of vijand zaaide Hij het zaad van het Woord. Hij, die de Weg, de Waarheid en het Leven is, die zelf het levende Woord is, wijst op de Schrift en zegt: ‘Zij zijn het die van Mij getuigen.’ En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften op Hem betrekking had.’ 9Johannes 5:39 Lucas 24:27LLA 18.4

    Christus’ dienstknechten moeten hetzelfde werk doen. Net als vroeger worden de belangrijke waarheden van Gods Woord opzij geschoven voor menselijke meningen en ideeën. Veel bekende predikers van het evangelie aanvaarden niet alles in de Bijbel als het geïnspireerde Woord. De ene geleerde verwerpt dit deel. De ander trekt een ander deel in twijfel. Zij plaatsen hun eigen oordeel boven het Woord, en de schriften die zij onderwijzen berusten op hun eigen gezag. Het goddelijk gezag wordt teniet gedaan. Zo wordt het zaad van het ongeloof alom verbreid, want de mensen raken in de war en weten niet wat zij moeten geloven. Er bestaan tal van opvattingen waarbij de geest zich niet mag bepalen. In de dagen van Christus gaven de rabbi’s een gekunstelde, mystieke verklaring aan tal van bijbelgedeelten. Omdat de duidelijke leer van Gods Woord hun gebruiken veroordeelde, probeerden zij de kracht daaraan te ontnemen. Dat wordt ook nu nog gedaan. Men doet het voorkomen alsof Gods Woord geheimzinnig en onbegrijpelijk is, om zo de overtredingen van Gods wet te vergoelijken. Christus bestrafte die gebruiken in zijn dagen. Hij onderwees dat Gods Woord door iedereen moest worden verstaan. Hij wees naar de Schrift als het onfeilbaar gezag en wijmoeten hetzelfde doen. De Bijbel moet worden voorgehouden als het Woord van de oneindige God, als het eind van alle strijd en als de grondslag van alle geloof.LLA 19.1

    De Bijbel is van zijn macht beroofd en de gevolgen zijn zichtbaar in de achteruitgang van het geestelijk leven. In de preken die van veel kansels worden gehoord is geen goddelijke manifestatie die het gewe-ten wakker schudt en leven brengt aan de ziel. De toehoorders kunnen niet zeggen: ‘Was ons hart niet brandende in ons terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?’ 10Lucas 24:32 Velen roepen uit naar de levende God en verlangen naar zijn tegenwoordigheid. Wijsgerige theorieën of literatuur kunnen het hart niet bevredigen, hoe prachtig ze ook mogen zijn. De beweringen en bedenkingen van mensen hebben geen waarde. Laat Gods Woord tot de mensen spreken. Laten zij die alleen maar overleveringen en menselijke meningen en eisen hebben gehoord, luisteren naar de stem van Hem, wiens Woord de mens kan vernieuwen tot eeuwig leven.LLA 19.2

    Christus’ geliefkoosde onderwerp was de vaderlijke tederheid en overvloedige genade van God. Hij stond veel stil bij de heiligheid van zijn karakter en zijn wet. Hij maakte Zich aan denmensen bekend als de Weg, de Waarheid en het Leven. Dit moeten de onderwerpen zijn van Christus’ dienstknechten. Breng de waarheid zoals deze is in Christus. Maak de eisen van de wet en van het evangelie duidelijk. Spreek met de mensen over Christus’ leven van zelfverloochening en opoffering, over zijn vernedering en dood, zijn opstanding en hemelvaart. Spreek over zijn middelaarswerk bij de Vader en over zijn belofte: ‘Ik kom weer om u tot Mij te nemen.’ 11Johannes 14:3LLA 19.3

    Volg het voorbeeld van Christus in plaats van te spreken over dwaalleringen of te proberen de tegenstanders van het evangelie te verslaan. Laat nieuwe waarheden uit Gods schatkamer het leven ver-lichten. ‘Predik het Woord.’ ‘Zaai aan alle wateren.’ ‘Dring aan, gelegen of ongelegen.’ ‘Die mijn woord heeft, spreke mijn woord naar waarheid; wat heeft het stro met het koren gemeen? luidt het woord des Heren.’ ‘Doe niets aan zijn woorden toe opdat Hij u niet terechtwijze en gij een leugenaar bevonden wordt.’ 122Timoteüs4:2 Jesaja 32:20 Jeremia 23:28 Spreuken 30:6LLA 20.1

    ‘De zaaier zaait het woord.’ Hier wordt het grote beginsel naar voren gebracht dat aan alle opvoedkundig werk ten grondslag moet liggen. ‘Het zaad is Gods Woord.’ In maar al te veel scholen in onze tijd wordt Gods Woord terzijde geschoven. Andere onderwerpen houden de gedachten bezig. De studie van ongelovige schrijvers neemt een grote plaats in de opvoeding in. Gevoelens van twijfelaars worden vervlochten in de leerstof in de schoolboeken. Wetenschappelijk onderzoek wordt misleidend omdat de ontdekkingen op onjuiste wijze worden verklaard of worden verdraaid. Gods Woord wordt vergeleken met de hypothesen van de wetenschap en wordt voor onzeker en onbetrouwbaar gehouden. Op deze wijze wordt het zaad van twijfel in de gedachten van jonge mensen gezaaid en in tijden van verzoeking ontkiemt het. Wanneer het geloof in Gods Woord is verdwenen heeft de mens geen gids en geen beveiliging. De jeugd wordt op wegen geleid die van God en van het eeuwig leven afleiden.LLA 20.2

    Aan dit alles kan in grote mate de wijdverbreide ongerechtigheid in onze hedendaagse wereld worden toegeschreven. Als Gods Woord opzij geschoven wordt, wordt de macht daarvan om de boze neigingen van het menselijk hart te beteugelen, verworpen. De mens zaait naar het vlees en zal naar het vlees verderf oogsten. Hier ligt ook de belangrijke oorzaak van geestelijke zwakheid en onbekwaamheid. De geest die zich afwendt van Gods Woord om zich te voeden met de geschriften van mensen die niet geïnspireerd zijn, wordt afgestompt en verzwakt. Hij wordt niet in aanraking gebracht met de diepe, veelomvattende beginselen van de eeuwige waarheid. Het verstand richt zich op het bevatten van dingen, waarmee het vertrouwd is, en als gevolg van deze toewijding aan beperkte zaken wordt het verzwakt, de krachten ervan worden beperkt en na verloop van tijd kan het zich niet meer verruimen.LLA 20.3

    Dit alles is een bedrieglijke opleiding. De taak van iedere leraar zou moeten zijn, de geest van de jeugd te richten op de grote waarheden van het geïnspireerde Woord. Dit is de scholing die noodzakelijk is voor dit leven en voor het hiernamaals.LLA 20.4

    Nu moet u niet denken dat hierdoor de wetenschappelijke studie wordt gehinderd of dat men een lagere intellectuele maatstaf bereikt. Het kennen van God is zo hoog als de hemel en zo uitgebreid als het universum. Niets werkt zo veredelend en versterkend als het bestuderen van de grote onderwerpen die te maken hebben met ons eeuwig leven. De jongeren moeten ernaar streven deze door God gegeven waarheden te bevatten. Hun verstand zal zich verruimen en sterker worden door deze inspanning. Het zal voor iedere leerling die een dader van het woord is, een ruimere gedachtenwereld openen, en hem voorzien van een rijkdom aan kennis die onvergankelijk is.LLA 20.5

    De scholing, verkregen door het bestuderen van de Bijbel, is een proefondervindelijke kennis van het verlossingsplan. Een dergelijke scholing zal Gods beeld in de mens herstellen. Het verstand zal gesterkt worden tegen verzoeking en men zal een medewerker van Christus kunnen worden in zijn werk van barmhartigheid in de wereld. Dit alles zal hem tot een lid van het hemels gezin maken en hem erop voorbereiden om deel te hebben aan de erfenis der heiligen in het licht.LLA 21.1

    Maar iemand die onderricht geeft in de geheiligde waarheid kan alleen datgene mededelen dat hij zelf uit ervaring kent. ‘De zaaier zaait zijn zaad.’ Christus onderwees de waarheid omdat Hij de waarheid is. Zijn eigen denken, zijn karakter, de ervaringen van zijn leven, lagen opgesloten in zijn onderricht. Zo moeten zijn dienstknechten, die het Woord willen onderrichten, dit tot hun bezit maken door een persoonlijke ervaring. Zij moeten weten wat het betekent dat Christus voor hen tot wijsheid, gerechtigheid, heiligmaking en verlossing is gemaakt. Als zij Gods Woord aan anderen voorhouden, moeten zij het niet voorstellen als een veronderstelling of een mogelijkheid. Zij moeten met de apostel Petrus verklaren: ‘Wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit.’ 132 Petrus 1:16 Elke dienaar van Christus en iedere leraar moet met de geliefde apostel Johannes kunnen zeggen: ‘Het leven toch is geopenbaard en wij hebben gezien en getuigen en verkondigen u het eeuwige leven dat bij de Vader was en aan ons geopenbaard is.’ 141 Johannes 1:2LLA 21.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents