Go to full page →

GODS VOORZIENIGHEID SC 8

Wie maar de geode God laat zorgen,
En op Hem hoopt in 't bangst gevaar,
Is bij Hem veilig en geborgen,
Die redt Hijgodd’lijk, wonderbaar.
Wie op de hoge God vertrouwt,
Heeft zeker op geen zand gebouwd.
Wat baa tons al 't zwaarmedig vrezen?
Wat baa tons 't zuchten, wee en ach!
Vergeefs zou al ons zuchten wezen,
Al kermden w’ook de ganse dag.
De last der jammer die men draagt,
Drukt maar te meer, hoe meer men klaagt.
Men blijv’ eerbiedig God verbeiden,
En zwijg’ de Heer ootmoedig stil;
Hij zal ons naar Zijn wijsheid vrij,
’t Is goed en heilig wat Hij wil
Vertrouw het aan Zijn wijsheid vrij,
Hij weet wat elk hetmuttigst
Treed vrolijk voort op 's Heren wegen,
En neem uw plicht getrouw in acht;
’t wordt eind’lijk alles u ten zegen,
Wanneer gij biddend daar op wacht.
Wie steeds gelovig op Hen ziet
Begeeft, verlaat Hij eeuwig niet. SC 8.1