De vermaning van Petrus is van de hoogste waarde voor allen, die streven naar de onsterfelijkheid. Hij richt zich tot hen, die hetzelfde dierbare geloof bezitten: USG1 272.1
“Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan degenen, die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben, door de rechtvaardigheid van onze God en Zaligmaker, Jezus Christus; genade en vrede zij u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus, onze Here; gelijk ons Zijn goddelijke kracht alles, wat tot het leven en de godzaligheid behoort, geschonken heeft, door de kennis Desgenen, Die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd; door welke ons 1870, Vol. 2, blz. 471—478
(Een beroep op de Gemeente) de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij door dezelve der goddelijke natuur deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvloden zijt het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid. En gij, tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis, en bij de kennis matigheid, en bij de matigheid lijdzaamheid, en bij de lijdzaamheid godzaligheid, en bij de godzaligheid broederlijke liefde, en bij de broederlijke liefde liefde jegens allen. Want zo deze dingen bij u zijn, en in u over-vloedig zijn, zij zullen u niet ledig noch onvruchtbaar laten in de kennis van onze Here Jezus Christus. Want bij welken deze dingen niet zijn, die is blind, van verre niet ziende, hebbende vergeten de reiniging zijner vorige zonden. Daarom broeders, benaarstigt u temeer om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen. Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onze Here en Zaligmaker, Jezus Christus.” 2 Petrus 1 : 1-11. USG1 272.2
We zijn in een wereld, waar licht en kennis overvloedig zijn, nochtans zijn velen, die beweren hetzelfde dierbare geloof te bezitten, met opzet dienaangaande onwetend. Ze staan midden in hef licht en toch nemen ze dat niet in zich op. Ouders zien de noodzakelijkheid niet in om zich op de hoogte te stellen, kennis te verkrijgen om dat in hun huwelijksleven practisch toe te passen. Zouden ze de vermaning van de apostel ter harte nemen en opwassen volgens die opgaande trap, dan zouden ze niet onvruchtbaar zijn in de kennis van onze Here Jezus Christus. Maar velen hebben geen begrip van het werk der heiligmaking. Ze schijnen te denken dat ze het hoogtepunt al bereikt hebben, terwijl ze in feite pas de eerste lessen van die opgaande lijn hebben geleerd. Heiligmaking is een groeiproces; dat wordt niet bereikt in een uur of een dag, om zich dan te bestendigen zonder enige inspanning onzerzijds. USG1 273.1
Vele ouders vergaren in het huwelijksleven de kennis niet, zoals dat moest. Ze zijn niet op hun hoede, zodat ze onder de heerschappij van Satan komen, die hun geest en hun leven beheerst. Ze zien niet in dat God van hen verlangt dat ze hun huwelijksleven vrij houden van excessen. Maar heel weinigen zien het als een godsdienstige plicht dat ze hun passies beteugelen. Ze zijn in het huwelijk getreden met degene, die zij zich gekozen hebben en nu gaan ze van het standpunt uit dat het huwelijk het toegeven aan de lagere driften toelaatbaar stelt. Zelfs mannen en vrouwen, die de godzaligheid belijden, geven zich geheel over aan hun zinnelijke passies en denken er niet aan dat God hen verantwoordelijk houdt voor de verkwisting van hun vitale krachten, die hen in hun levenstaak verzwakt en het gehele gestel uitput. USG1 273.2
Hef huwelijksverbond bedekt zonden van de zwartste kleur. Mannen en vrouwen, die de godzaligheid belijden onteren hun eigen lichamen door het toegeven aan verdorven lusten, en plaatsen zich aldus onder het redeloze dier. Ze misbruiken de krachten, welke God gegeven heeft om die te bewaren in alle heiligheid en eer. Leven en gezondheid worden geofferd op het altaar der liederlijke passie. De hogere, edelere krachten worden onderworpen aan dierlijke neigingen. Zij, die zo zondigen, zijn niet bekend met de gevolgen van hun doen. Konden allen de ellende zien, die zij over zich brengen door hun eigen zondige begeerten, dan zouden ze versteld staan, en althans sommigen zouden breken met die zonde waarvan het loon zo vreselijk is. Zo ', n ellendig bestaan valt de meesten ten deel, dat ze de dood zouden verkiezen boven het leven; en vele sterven voortijdig, waar ze hun leven opofferen door in ontaarding zich over te geven aan dierlijke lusten. Maar omdat ze getrouwd zijn, denken ze dat ze daarin geen zonde doen. USG1 274.1