De boodschap aan de gemeente der Laodicensen houdt een scherpe veroordeling in, en is van toepassing op het volk van God in deze tegenwoordige tijd. USG1 335.1
“En schrijf aan de engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods: Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart, of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. Want gij zegt: ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.” Openbaring 3 : 14-17. USG1 335.2
De Here toont ons hier, dat de boodschap, die aan Zijn volk gebracht moet worden door dienstknechten, die Hij geroepen heeft om het volk te waarschuwen, geen boodschap is van vrede-en-veiligheid. Ze is niet louter theoretisch, maar practisch in elk opzicht. Het volk Gods wordt in de boodschap aan de Laodicensen voorgesteld als verkerende in vleselijke gerustheid. Zij voelen zich op hun gemak en wanen zich in een positie van geestelijke verhevenheid. “Want gij zegt: ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.” USG1 335.3
Welke grotere misleiding kan er over mensen komen dan een vertrouwen dat ze goed staan, en juist het tegendeel is het geval! De boodschap van de waarachtige Getuige vindt het volk Gods in een treurig zelfbedrog; hoewel ze in die misleiding toch eerlijk zijn. Ze weten niet dat hun toestand in Gods oog ellendig is. Terwijl degenen, tot wie de boodschap gericht is, zich vleien dat ze zich in een verheven geestelijke positie bevinden, doorbreekt de boodschap van de waarachtige Getuige hun gerustheid door de scherpe veroordeling van hun ware toestand van geestelijke blindheid, armoede, en rampzaligheid. Het getuigenis, zo scherp en streng, kan geen vergissing zijn, want het is de waarachtige Getuige, die spreekt en Zijn getuigenis moet correct zijn. USG1 336.1
Het is moeilijk voor hen, die zich zo veilig wanen in hun verworvenheden en die menen dat ze rijk zijn in geestelijke kennis, de boodschap te ontvangen, die zegt dat ze misleid zijn en elke geestelijke genade zo hoog nodig hebben. Het ongeheiligde hart is “arglistig, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het.” Jeremia 17:9. USG1 336.2
Mij werd getoond dat velen zich vleien goede Christenen te zijn, die geen straal licht van Jezus bezitten. Zij hebben in het goddelijke leven voor zich persoonlijk geen ware ervaring. Zij moeten zich tot in hun diepste wezen voor God verootmoedigen, voor ze werkelijk aanvoelen hoe ze zich moeten inspannen om de kostelijke gaven des Geestes te verkrijgen. USG1 336.3
God leidt Zijn volk stap voor stap. Het Christelijke leven is een voortdurende strijd en voorwaarts-gaan. Er is in dat conflict geen moment rust. Alleen door constante, aanhoudende inspanning behalen we de overwinning over de verleidingen van Satan. Als volk triomferen we in de klaarheid en de kracht der waarheid. We worden geschraagd in onze positie door een overvloedig en duidelijk schriftuurlijk getuigenis. Maar waar we gebrek aan hebben, is Bijbelse ootmoed, geduld, geloof, liefde, zelfverloochening, waakzaamheid en de geest van opoffering. Wij moeten de heiligheid, zoals die in de Bijbel naar voren wordt gebracht, aankweken. De zonde overheerst onder Gods volk. De klare boodschap van berisping, gericht aan de Laodicensen, is niet aangenomen. Velen geven zich over aan hun twijfel en hun geliefkoosde zonden, terwijl ze in de grote misleiding verkeren dat ze aan niets gebrek hebben, hetgeen in hun gesprekken en gevoelens tot uiting komt. Zij denken dat het berispend getuigenis van de Geest Gods onge-wettigd is, of dat het niet op hen slaat. Dezen hebben de grootste behoefte aan de genade Gods en geestelijk onderscheidingsvermogen opdat ze hun tekortkomingen in geestelijke kennis mogen ontdekken. Hun ontbreekt bijna elke eigenschap, nodig voor een volmaakt Christelijk karakter. Zij hebben geen practische kennis van Bijbelse waarheid, waardoor het leven op een lager peil komt, en hun wil is ook niet in harmonie met de wil van Christus. Zij leven niet in gehoorzaamheid aan al Gods eisen. USG1 336.4
Een louter belijden dat men in de waarheid gelooft, is niet voldoende. Al de soldaten van het kruis van Christus verplichten zich daadwerkelijk om mede ter kruistocht te gaan tegen de vijand der zielen, het kwade te veroordelen en wat recht is te handhaven. Maar de boodschap van de waarachtige Getuige openbaart het feit, dat ons volk in een vreselijke misleiding verkeert, waaruit de noodzaak voortvloeit, dat ze gewaarschuwd worden om hen uit hun geestelijke sluimer wakker te schudden en hen aan te zetten tot een besliste actie. USG1 337.1
In mijn laatste gezicht werd mij getoond dat zelfs deze scherp omlijnde boodschap van de waarachtige Getuige de bedoeling Gods niet vervuld heeft. Het volk sluimert voort in zijn zonden. Ze gaan door te verkondigen dat ze rijk zijn en nergens gebrek aan hebben. Velen stellen de vraag: Waarom zijn al die vermaningen gegeven? Waarom beschuldigen de Getuigenissen ons aanhoudend van verslapping en van ernstige zonden? We hebben de waarheid lief; het gaat ons voor de wind; we hebben al die getuigenissen ter waarschuwing en berisping niet nodig. Maar laten die mopperaars hun hart eens onderzoeken en hun leven toetsen aan de practische onder wijzingen van de Bijbel, laten ze hun ziel verootmoedigen voor God, laat de genade Gods de duisternis verlichten, en de schellen zullen hun van de ogen vallen, en zij zullen zich hun geestelijke armoede en ellende bewust worden. Zij zullen de noodzakelijkheid aanvoelen om goud te kopen, hetgeen rein geloof en liefde is; witte klederen, hetgeen een vlekkeloos karakter is, rein gemaakt in het bloed van hun dierbare Verlosser; en ogenzalf, hetgeen is de genade Gods, en dat een klaar onderscheid zal geven van geestelijke dingen en verfoeilijke zonden. Dit verworvene is kostbaarder dan het goud van Ophir. USG1 337.2