Mij is getoond dat de grootste oorzaak, waarom het volk Gods zich nu bevindt in deze staat van geestelijke blindheid, daarin ligt, dat zij zich niets laten gezeggen. Velen hebben de hun gegeven berispingen en waarschuwingen veracht. De waarachtige Getuige veroordeelt de lauwe toestand van Gods volk, waardoor Satan in deze tijd van wachten en waken grote macht over hen verkrijgt. De zelfzuchtigen, de hovaardigen, en die de zonde liefhebben, worden altijd door twijfel besprongen. Satan bezit de bekwaamheid om twijfel te suggereren en tegenwerpingen aan te voeren ten opzichte van het duidelijk uitgedrukte getuigenis, dat God zendt, en velen beschouwen het als een deugd, als een persoonlijk kenteken van intelligentie, wanneer ze ongeloof aan de dag leggen, vragen stellen en uitvluchten zoeken. Zij, die willen twijfelen, hebben daar ruimte genoeg voor. Het is niet de bedoeling Gods alles wat twijfel kan wekken, weg te nemen. Hij voert bewijzen aan, die met een ootmoedig verstand en ontvankelijke geest nauwgezet onderzocht moeten worden, en allen moeten naar hef gewicht dier bewijzen hun beslissing nemen. USG1 338.1
Het eeuwige leven is van onschatbare waarde en zal ons alles kosten wat we hebben. Mij werd getoond, dat we aan eeuwige dingen niet de juiste waarde hechten. Al de waarden die we bezitten, zelfs in deze wereld, moeien verkregen worden door inspanning en soms zelfs door zware offers. En dan gaai hei hier nog maar om een vergankelijke schaf. Zullen we dan minder gewillig zijn ie zwoegen en ie strijden, ons in te spannen en offers te brengen om een schat te verkrijgen van oneindige waarde, en een leven, dat in verhouding staat tot dat van de Oneindige? Kan de hemel ons te veel kosten? USG1 338.2
Geloof en liefde zijn gouden schatten, elementen, waaraan Gods volk zo erg gebrek heeft. Mij is getoond dat ongeloof in de getuigenissen van waarschuwing, bemoediging en berisping het licht afsluiten van Gods volk. Het ongeloof sluif hun de ogen, zodat ze hun ware toestand niet kennen. De waarachtige Getuige beschrijft hun blindheid aldus: “En gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.” Openbaring 3 : 17. USG1 339.1
Het geloof in de spoedige komst van Christus taant. “Mijn Here vertoeft te komen”, zegt men niet enkel bij zichzelf, maar wordt uitgedrukt in woorden en zeer beslist in werken. Domheid in deze wachtenstijd benevelt de zinnen van Gods volk ten opzichte van de tekenen der tijden. De vreselijke ongerechtigheid, alom te bespeuren, vraagt om de grootste ijver en om het levend getuigenis, ten einde de zonde uit de gemeente te houden. Het geloof verschrompelt op een vreselijke wijze, en het is enkel door oefening, dat het kan vermeerderen. USG1 339.2
In de opkomst van de derde-engelboodschap moesten zij, die in het werk Gods stonden, iets wagen; ze moesten offers brengen. Ze begonnen dit werk in armoede, leden de grootste ontberingen en werden met de vinger nagewezen. Ze hadden met tegenstand te kampen en dat dreef hen tot God en hield hun geloof levend. Ons tegenwoordig plan van systematische gaven*)Het begin van het systematisch geven, hetgeen bestond in een speciale wekelijkse gave van elk lid en een bedrag gelijk aan een percentage van de eigendomswaarde, was bekend onder de naam van Systematische Gaven (Systematic Benevolence). Dat was de voorloper van het Tiende-Systeem, waarmede de Zevende-Dags Adventisten van heden zo goed vertrouwd zijn. (White Trustee) voorziet ruim voldoende in het onderhoud van onze arbeiders, en er is geen gebrek en dat onderhoud vraagt geen speciale geloofsbeoefening. Zij die nu beginnen met de verkondiging der waarheid behoeven niets te wagen. Ze lopen geen risico, noch moeten ze speciale offers brengen. Een opgebouwd systeem ten opzichte der waarheid staat hun kant en klaar ter beschikking, alsmede ook publiciteitsmateriaal, een verdediging inhoudend van de waarheidspunten, die ze brengen. USG1 339.3
Sommige jonge mannen maken een aanvang zonder een recht begrip te hebben van het verheven karakter van hun werk. Ze hebben niet te kampen met ontberingen, moeilijkheden, of ernstige conflicten, die hen zouden noodzaken om geloof te oefenen. Zelfverloochening brengen ze niet in praktijk en ze koesteren ook geen geest van offergave. Sommigen worden trots en hovaardig en hebben geen hart voor het werk dat ze doen moeten. De waarachtige Getuige zegt tot deze arbeiders: “Wees dan ijverig en bekeer u.” Sommigen voelen zich zo verheven, dat ze werkelijk een hindernis en een vloek worden voor het dierbare werk Gods. Zij oefenen op anderen geen reddende invloed uit. Deze mannen moeten door en door tot God bekeerd en geheiligd worden door de waarheid, die ze anderen brengen. USG1 340.1