De gemeente heeft groot gebrek aan onzelfzuchtige Christelijke arbeiders. Wanneer allen, die in de regel niet in staat zijn verzoeking te weerstaan en te zwak zijn om alleen te staan, uit X. zouden wegblijven, dan zou er in die plaats een veel zuiverder geestelijke atmosfeer bestaan. Die teren op de fouten en tekortkomingen van anderen en die de ongezonde smetstof inademen van de gebreken en verzuimen van hun naasten, zichzelven opwerpend tot reinigers van de kerk, zijn niet tot voordeel van de gemeenschap, waartoe zij behoren, maar zijn een voortdurende last voor de kring, die met hen zit opgescheept. USG1 506.1
De gemeente heeft gebrek, niet aan lasten, maar aan ernstige arbeiders, niet aan vitters, maar aan opbouwers van Zion. Zendelingen zijn werkelijk nodig bij de hartader van het werk — mannen, die het bolwerk zullen verdedigen, mannen van ijzer en staal, die voor de eer opkomen van hen, die God heeft geplaatst aan het hoofd van Zijn werk en die zich tot het uiterste zullen inspannen om het werk in al zijn vertakkingen te ondersteunen, zo nodig zelfs met opoffering van hun eigen belangen en leven. Maar mij werd getoond, dat er maar weinigen zijn, bij wie de waarheid in hef hart staat geschreven, die de onderzoekingstoets van God kunnen doorstaan. Velen zijn er, die beslag hebben gelegd op de waarheid, maar de waarheid heeft geen beslag gelegd op hen om hun harten te veranderen en hen te reinigen van alle zelfzucht. Onder degenen, die naar X. gekomen zijn om in het werk 1876, Vol. 4, blz. 195-196
(Oprechte berisping nodig) te helpen, maar ook onder velen van de oude leden, zijn er, die een vreselijk verslag bij God hebben in te dienen, omdat zij door hun eigenliefde en niet-toegewijde leven het werk gehinderd hebben. USG1 506.2
Godsdienst heeft geen reddende eigenschap, wanneer het karakter van hen, die hem belijden, niet harmoniëert met hun belijdenis. In Zijn goedertierenheid heeft God groot licht geschonken aan Zijn volk in X., maar Satan moet ook zijn werk doen, en hij laat zijn kracht juist voelen bij de hartader van het werk. Hij grijpt mannen en vrouwen, die zelfzuchtig en onheilig zijn en stelt hen als wachters bij de trouwe dienstknechten Gods om hun woorden, hun daden en hun motieven in twijfel te trekken, critiek uit te oefenen, en te morren wanneer ze berispt en gewaarschuwd worden. Door hen verwekt hij achterdocht en naijver, en probeert de moed van de gelovigen te verzwakken, de onheiligen te behagen en de verrichtingen van Gods dienstknechten te niet te doen. USG1 507.1