In Zijn wijze plannen heeft God de vooruitgang van Zijn werk afhankelijk gesteld van de persoonlijke inspanningen van Zijn volk en van hun vrijwillige gaven. Door de medewerking van de mens in het grote verlossingsplan te accepteren, heeft Hij hem een bijzondere eer verleend. De predikant kan niet prediken tenzij hij gezonden wordt. Het werk om het licht te verspreiden rust niet enkel op de predikanten alleen. Een iegelijk, die lid wordt van de gemeente, doet de gelofte een representant van Christus te zijn door de waarheid, die hij belijdt, uit te leven. De navolgers van Christus moeten de taak volbrengen, die Hij bij Zijn hemelvaart hen naliet. USG1 562.1
Instellingen, die Gods instrumenten zijn om Zijn werk op aarde vooruit te brengen, moeten ondersteund worden. Gemeenten moeten worden opgericht, scholen gesticht alsmede uitgevershuizen met alle mogelijke faciliteiten om een groot werk te doen in het publiceren der waarheid ten einde de geschriften te zenden naar alle delen der wereld. Deze instituten zijn door God verordineerd en moeten ondersteund worden door tienden en vrijwillige gaven. Naarmate het werk groeit, zullen gelden nodig zijn om het in al zijn geledingen vooruit te brengen Die tot de waarheid bekeerd zijn en zijn gaan delen in Zijn genade, kunnen medearbeiders van Christus worden door Hem vrijwillige offers en vrijwillige gaven te brengen. En wanneer de leden van de gemeente in hun hart wensen, dat er geen beroep meer zou worden gedaan om meerdere gelden, zeggen ze in feite dat ze tevreden zijn dat hef werk Gods stagneert. USG1 562.2