Wat moet iedere Christen doen, wanneer hij in de moeilijke positie komt, dat de zuiverheid van de godsdienstige beginselen op de proef gesteld wordt? Met een vastheid, die navolgenswaard is, zal hij openhartig zeggen: “Ik ben een gewetensvol Christen. Ik geloof dat de zevende dag der week de Sabbat van de Bijbel is. Ons geloof en onze beginselen zijn van dien aard, dat ze in tegengestelde richting gaan. Wij kunnen niet samen gelukkig zijn, want wanneer ik door ga met te streven naar een volmaakter kennis van Gods wil, zal ik meer en meer de wereld tegengesteld en Christus gelijkvormig worden. Wanneer gij door gaat in Christus geen liefde, in de waarheid geen aantrekkelijkheid te zien, zult gij de wereld liefhebben, die ik niet kan liefhebben, terwijl mijn liefde zal uitgaan naar de dingen Gods, waar gij niets voor voelt. Geestelijke dingen moeten geestelijk onderscheiden worden. Zonder dat geestelijke onderscheidingsvermogen zult gij niet in staat zijn de rechten die God op mij heeft, te zien, of mijn verplichtingen tegenover de Meester, Die ik dien, u te realiseren; derhalve zult ge gaan voelen dat ik u uit hoofde van mijn godsdienstige plichten te kort doe. Gij zult niet gelukkig zijn; gij zult jaloers zijn tengevolge van de affecties, die ik God toedraag; en ik zal in mijn godsdienstig geloof alleen staan. Wanneer uw inzichten zullen veranderen, wanneer uw hart zal ingaan op de eisen Gods en gij zult leren mijn Heiland lief te hebben, dan zou onze kennismaking hernieuwd kunnen worden.” USG1 598.1
De gelovige brengt aldus een offer voor Christus, dat met zijn geweten overeen komt en dat toont dat hij het eeuwige leven te hoog schat om het gevaar te lopen dat te verliezen. Hij voelt aan dat het beter is ongehuwd te blijven dan zich voor zijn leven te verbinden met iemand die liever de wereld verkiest dan Jezus en hem van het kruis van Christus zou aftrekken. Maar het gevaar de affecties te schenken aan ongelovigen, wordt niet verwerkelijkt. In de gedachtengang van jonge mensen wordt het huwelijk geromantiseerd, en het is zo moeilijk het te ontdoen van datgene, waarmee de verbeelding het omkleedt, en in het verstand de zware verantwoordelijkheden te griffen, die begrepen zijn in de huwelijksgelofte. Deze gelofte smeedt het lot van twee mensen aaneen met banden, welke alleen door de dood kunnen ontbonden worden. USG1 598.2