Velen, die nauwelijks hun brood verdienen, wanneer ze alléén staan, willen gaan trouwen en een gezin stichten, terwijl ze weten dat ze niets hebben om dat te onderhouden. En nog erger, ze kunnen zelfs geen gezin besturen. Hun gehele gedrag in het gezin wordt gekenmerkt door slapheid en slofheid. Ze hebben bijna geen macht over zichzelven en zijn driftig, ongeduldig en wrevelig. Wanneer zulke mensen de waarheid aannemen, hebben ze het gevoel, dat ze recht hebben op de steun van hun welgestelder broeders, en gaan hun verwachtingen niet in vervulling, dan hebben ze klachten aan-gaande de gemeente, en beschuldigen hen, dat ze hun geloof niet uitleven. Wie moet nu in dit geval de schade lijden? Moet het werk van God ondermijnd worden en moet de kas in verschillende plaatsen leeg raken, door de zorg van deze grote gezinnen der armen op zich te nemen? Neen. De ouders moeten de schade lijden. In ‘t algemeen zullen ze geen groter gebrek hebben nadat zij de Sabbat aannamen, dan ze daarvóór hadden. USG1 93.1
Er heerst een kwaad onder sommige mensen, dat zeker hun ondergang ten gevolge zal hebben, indien ze dat niet overwinnen. Ze hebben de waarheid aangenomen met hun grove, ruwe, onbeschaafde gewoonten, en het zal voor hen enige tijd in beslag nemen dat ze hun ruwheid gaan inzien en zich dat bewust worden, alsook dat het niet in overeenstemming is met het karakter van Christus. USG1 93.2
Zij beschouwen degenen, die meer ordelievend en beschaafd zijn, als hovaardig en gij kunt hen horen zeggen: “De waarheid verlaagt ons allen tot één niveau.” Maar het is volkomen fout te denken dat de waarheid de ontvanger op een lager peil brengt. Zij voert hem opwaarts, verfijnt zijn smaak, heiligt zijn oordeel en, wanneer zij wordt uitgeleefd, maakt zij hem voortdurend meer geschikt voor de omgang met heilige engelen in de stad Gods. De waarheid heeft de bedoeling ons allen op een hoger niveau te brengen. USG1 94.1
Die daar toe in staat zijn, zullen altijd een juist en-edelmoedig standpunt innemen tegenover hun armere broeders, en zullen hun altijd van goede raad dienen, om hen dan zelven de strijd om het bestaan te laten strijden. Maar mij werd getoond, dat een bijzonder heilige plicht op de gemeente rust om een speciale zorg te wijden aan de behoeftige weduwen, wezen en zieken. USG1 94.2
Velen dergenen die de waarheid belijden, zijn daardoor niet geheiligd, en voelen misschien in hun hart niets om ook maar een gering verschil in de prijs der producten te maken wanneer ze met een arme broeder te doen hebben, wat ze nog eerder zouden doen tegenover een welgestelde wereldling. Zij hebben hun naasten niet lief als zichzelven. Het zou God meer welbehagen schenken, wanneer er wat minder zelfzucht en wat meer belangeloze welwillendheid was. USG1 94.3
1868, Vol. 2, blz. 51
* * * * *