Onze tijd behoort God toe. Elk ogenblik is van Hem en wij hebben de ernstige verplichting deze te besteden tot zijn eer. Van geen enkel talent, ons gegeven, zal Hij een nauwgezetter verantwoording vragen dan juist van onze tijd. LLA 209.1
De waarde van tijd is niet in woorden uit te drukken. Christus beschouwde ieder ogenblik als waardevol. Zo moeten wij er ook tegen-over staan. Het leven is te kort om verknoeid te worden. Wij hebben maar een korte tijd van genade om ons gereed te maken voor de eeuwigheid. Wij kunnen geen tijd verspillen, geen tijd besteden aan zelf-zuchtig genot, aan toegeven aan de zonde. Nu moeten wij een karakter vormen voor het toekomstige, eeuwige leven. Wij moeten ons nu gereedmaken voor het onderzoekend oordeel. LLA 209.2
De mensen zijn nauwelijks begonnen te leven of ze beginnen reeds te sterven. De onophoudelijke inspanning van de wereld eindigt in het niets, tenzij wij een ware kennis opdoen van het eeuwige leven. Iemand die de tijd op prijs stelt als zijn kans om te werken zal zich voorbereiden op een woning die blijft en op een onsterfelijk leven. Voor hem is het goed dat hij geboren is. LLA 209.3
Wij krijgen de raad om de tijd uit te kopen. Tijd die verknoeid is kan nooit achterhaald worden. Wij kunnen zelfs geen seconde terug-roepen. De enige manier om onze tijd uit te kopen is wat overblijft zo goed mogelijk te besteden, door medewerkers van God te worden in zijn grote verlossingsplan. In iemand die dit doet, vindt een verande-ring van karakter plaats. Hij wordt een kind van God, lid van het hemels gezin, kind van de hemelse koning. Hij is geschikt met de engelen om te gaan. LLA 209.4
Nu is het voor ons tijd om te werken voor de redding van onze medemensen. Er zijn mensen die menen, dat geld geven voor het werk van Christus alles is wat van hen wordt gevraagd. De kostbare tijd die zij hadden kunnen gebruiken om persoonlijk voor Hem te werken, gaat onbenut voorbij. Het is echter het voorrecht en de taak van iedereen die gezond en sterk is om God daadwerkelijk te dienen. Iedereen moet werken om anderen voor Christus te winnen. Het geven van geld kan dit werk nooit vervangen. LLA 209.5
Ieder ogenblik is geladen met gevolgen voor de eeuwigheid. Wij moeten gereed staan als wachters, klaar om op ieder moment dienst te doen. Het is mogelijk dat de gelegenheid, die wij nu hebben om aan een behoeftig mens het Woord des levens te brengen, zich nooit weer voordoet. God kan tot zo iemand zeggen: ‘Nog deze nacht zal men uw ziel van u afeisen’ 15Efeziërs 4:29 en door onze onachtzaamheid kan hij verloren gaan. Hoe zullen wij op de grote oordeelsdag aan God verantwoording afleggen? LLA 209.6
Het leven is te ernstig om te worden doorgebracht met tijdelijke en aardse zaken, in een tredmolen van zorgen en bezorgd zijn voor de dingen die slechts van gering belang zijn, vergeleken met de dingen van eeuwigheidswaarde. Toch heeft God ons geroepen om Hem te dienen in dingen van tijdelijke aard. IJver in dit werk is evenzeer een deel van ware godsdienst als toewijding. De Bijbel hecht geen goed-keuring aan nietsdoen. Ledigheid is de grootste vloek waardoor onze wereld is getroffen. Elke oprecht bekeerde man en vrouw zal een vlij-tige werker zijn. LLA 210.1
Ons succes in het opdoen van kennis en verstandelijke beschaving is afhankelijk van het juiste gebruik van onze tijd. De beschaving van het verstand behoeft niet te worden verhinderd door armoede, eenvou-dige afkomst of ongunstige omgeving. Men moet er alleen aan denken dat van elk moment gebruik wordt gemaakt. Als men een boek bij de hand zou hebben, terwijl men op reis is of op het station moet wachten; wanneer men wacht tot het eten gereed is of wacht op een afspraak, zouden deze enkele momenten gebruikt kunnen worden voor studie, om te lezen of na te denken, in plaats van deze ogenblikken te verspillen door zinloze taal, door onnodig in bed te liggen. Wat zou dan niet bereikt kunnen worden! Een vastbesloten doel, volhardende ijver en een zorgvuldige besteding van tijd zal mensen in staat stellen kennis en verstandelijke discipline op te doen, waardoor zij bekwaam gemaakt zullen worden voor vrijwel iedere positie van invloed en bruikbaarheid. LLA 210.2
Iedere christen is verplicht gewoonten van ordelijkheid, grondig-heid en spoed aan te wennen. Er is geen verontschuldiging voor traag-heid bij het werk, wat dat werk ook moge zijn. Als iemand altijd bezig is, zonder ooit klaar te komen, komt dat omdat hart en verstand niet bij het werk zijn. Iemand die traag is en die bij zijn werk alles tegen heeft, moet beseffen dat deze fouten verbeterd moeten worden. Hij moet zijn geest oefenen bij het maken van plannen om de tijd zo goed mogelijk te gebruiken, zodat hij de beste resultaten kan boeken. Sommigen zullen door tact en bepaalde methoden in vijf uur even veel bereiken als anderen in tien uur. Sommigen die in huis werken zijn altijd bezig, niet omdat zij zoveel te doen hebben, maar omdat zij geen plannen maken bij het indelen van hun tijd. Door hun trage, talmende werkwijze bezorgen zij zich onnodig werk. Maar iedereen die dit wil, kan deze gejaagde, vertragende gewoonten overwinnen. Laten zij in hun werk een bepaald doel voor ogen hebben. Stel vast hoeveel tijd een bepaalde taak vereist en stel dan alles in het werk om deze taak in de beschikbare tijd af te maken. Het oefenen van de wil maakt de handen bruikbaarder. LLA 210.3
Door gebrek aan doelstelling in het zich opleggen van een taak kunnen mensen vastraken in een verkeerde leefwijze. Zij kunnen ech-ter door hun krachten te ontwikkelen ook bekwaam worden om een zo goed mogelijk werk af te leveren. Dan zal blijken dat zij overal en onder alle omstandigheden gevraagd zullen worden. Men zal hen waarderen naar wat zij waard zijn. LLA 211.1
Door veel kinderen en jongeren wordt tijd verknoeid die gebruikt had kunnen worden in het werk in huis om zodoende liefdevolle belangstelling in vader en moeder te tonen. De jongeren zouden veel verantwoordelijke taken die door iemand gedragen moeten worden, op hun sterke jonge schouders kunnen nemen. LLA 211.2
Het leven van Christus was vanaf zijn kinderjaren een leven van intensief werken. Hij leefde niet om Zichzelf te behagen. Hij was de Zoon van de oneindige God en werkte toch samen met zijn vader Jozef in de timmerwerkplaats. Zijn werk was veelzeggend. Hij was naar de wereld gekomen om aan zijn karakter te bouwen en in die zin was zijn werk volmaakt. In zijn dagelijks werk openbaarde Hij dezelfde vol-maaktheid als in het vormen van de karakters die Hij door zijn godde-lijke macht veranderde. Hij is ons Voorbeeld. LLA 211.3
Ouders moeten hun kinderen de waarde en het juiste gebruik van de tijd leren. Leer hen dat het doen van iets waardoor God wordt geëerd en de mensheid wordt gezegend de moeite waard is om voor te werken. Zelfs in hun kinderjaren kunnen zij zendelingen van God zijn. LLA 211.4
Ouders kunnen geen grotere zonde begaan dan hun kinderen toe te staan om niets te doen. Al spoedig leren de kinderen van het nietsdoen houden en zij groeien op als gemakzuchtige mannen en vrouwen. die onbruikbaar zijn. Als zij oud genoeg zijn om in hun levensonderhoud te voorzien en werk vinden, doen zij hun werk traag en dromerig. terwijl ze toch verwachten dat zij betaald zullen worden alsof zii hun werk goed hebben gedaan. Er is een wereld van verschil tussen deze groep werkers en zij, die beseffen dat ze trouwe rentmeesters moeten zijn. Onverschillige, zorgeloze gewoonten, waaraan men bij het gewo-ne werk toegeeft, zullen in het godsdienstig leven komen en iemand onbekwaam maken om nuttig werk voor God te doen. Velen die door vlijtig werk een zegen voor de wereld hadden kunnen zijn, zijn door ledigheid een mislukking geworden. Gebrek aan werk en aan een doel-bewust leven opent de deur voor*tal van verzoekingen. Verkeerde vrienden en slechte gewoonten beïnvloeden verstand en ziel nadelig en het resultaat is ondergang voor zowel dit leven als voor de eeuwigheid. Welk werk we ook doen, Gods Woord leert ons dat wij niet traag moeten zijn, maar vurig van geest de Here moeten dienen. ‘Al wat uw hand vindt om naar uw vermogen te doen, doe dat’; ‘gij weet toch dat gij van de Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen.’ 16Romeinen 12:11 Prediker 9:10 Kolossenzen 3:24 LLA 211.5