Gezondheid is een zegen die weinigen naar waarde schatten. Toch zijn onze verstandelijke en geestelijke krachten er grotendeels van afhankelijk. Onze impulsen en hartstochten komen uit het lichaam voort en dit lichaam moet zowel fysiek als geestelijk in de beste staat worden gehouden, zodat wij het beste gebruik van onze talenten kun-nen maken. LLA 212.1
Alles wat de lichaamskracht vermindert, verzwakt de geest en maakt deze minder bevattelijk voor het onderscheiden tussen goed en kwaad. Wij zijn daardoor minder in staat een keuze te doen tussen goed en kwaad en hebben minder wilskracht om dat te doen wat wij weten dat goed is. LLA 212.2
Het misbruik van onze lichaamskrachten verkort het leven dat gebruikt kan worden tot eer van God. Het maakt ons ongeschikt het werk te doen dat God ons heeft opgedragen. Door ons te veroorloven verkeerde gewoonten te vormen, door laat naar bed te gaan en onze eetgewoonten te bevredigen ten koste van de gezondheid, leggen wij de grondslag voor zwakte. Door lichaamsoefening na te laten en verstand en lichaam te overwerken brengen wij het zenuwgestel uit zijn evenwicht. Zij die op deze wijze hun leven verkorten en zich onbekwaam maken voor het werk door zich niet te storen aan de natuurwetten zijn schuldig aan het beroven van God. Zij beroven eveneens hun mede-mensen. De kans om anderen te zegenen — het werk waartoe God hen in de wereld heeft gezonden - is door hun eigen handelwijze onmogelijk gemaakt. Zij hebben zich ongeschikt gemaakt om zelfs datgene te doen dat zij in minder tijd hadden kunnen doen. De Heer houdt ons aansprakelijk, als wij door onze schadelijke gewoonten de wereld het goede onthouden. LLA 212.3
Het overtreden van de natuurwet betekent het overtreden van de zedenwet, want God heeft zowel de natuurwetten als de zedenwet gegeven. Zijn wet is met zijn eigen hand geschreven op elke zenuw, op iedere spier, óp elke gave die Hij aan de mens heeft toevertrouwd. Elk misbruik van een of ander deel van ons lichaam is een schending van die wet. LLA 212.4
Iedereen moet een redelijke hoeveelheid kennis bezitten van het menselijk lichaam om dit lichaam te bewaren in een staat die nodig is om Gods werk te doen. Het stoffelijk leven moet met zorg bewaard en ontwikkeld worden, zodat de goddelijke natuur in zijn volheid via ons mens-zijn kan worden geopenbaard. De verhouding van het menselijk organisme tot het geestelijk leven is één van de belangrijkste onder-werpen bij de opvoeding. Zowel thuis als op school moet hieraan grote aandacht worden besteed. Iedereen moet op de hoogte zijn van de bouw van het lichaam en van de wetten die het natuurlijke leven beheersen. Wie opzettelijk onkundig blijft betreffende de wetten van zijn stoffelijk welzijn en ze door onkunde overtreedt, zondigt tegen God. Iedereen moet zich zo goed mogelijk inspannen gezond te blijven naar lichaam en geest. Onze gewoonten moeten ondergeschikt gemaakt worden aan ons verstand, dat op zijn beurt aan God ondergeschikt is gemaakt. LLA 212.5
‘Of weet gij niet,’ zegt de apostel Paulus, ‘dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvan-gen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijk dan God met uw lichaam.’ 171 Korintiërs 6:19,20 LLA 213.1