Het vonnis over de trage slaaf luidde: ‘Neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft.’ Evenals bij de beloning van de trouwe werker wordt hier niet alleen aangeduid dat in het oordeel het loon wordt gegeven, maar dat reeds in dit leven een geleidelijk proces van beloning plaatsvindt. Zoals het in de natuurwereld gaat, is het ook in geestelijk opzicht: elke ongebruikte kracht ver-zwakt en verdwijnt. Bezigheid is de wet van het leven. Nietsdoen bete-kent dood. ‘Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen.’ 261 Korintiërs 12:7 Als zijn gaven gebruikt worden om anderen te zegenen, nemen ze toe. Wanneer ze alleen voor eigen belang worden aangewend, nemen ze af en worden ten slotte weggeno-men. Wie weigert aan anderen mee te delen wat hij heeft ontvangen, zal uiteindelijk ontdekken dat hij niets meer heeft om te geven. Hij legt zich neer bij een proces dat met absolute zekerheid de krachten van de ziel verkleint en ten slotte vernietigt. LLA 224.3
Niemand moet menen dat hij een leven van zelfzucht kan leiden om dan, na zijn eigen belangen te hebben gediend, in te gaan in de vreugde van zijn Heer. Zo iemand kan niet delen in de blijdschap van belangeloze liefde. Zulke mensen zouden niet geschikt zijn voor de hemel. Zij zouden de zuivere atmosfeer van liefde, die de hemel beheerst, niet kunnen waarderen. De stemmen van de engelen en de muziek van hun harpen zou hun geen voldoening geven. Voor hen zou de kennis van de hemel een raadsel zijn. LLA 224.4
Op de grote oordeelsdag zullen zij, die niet voor Christus hebben gewerkt, die maar voortgedreven zijn zonder verantwoordelijkheid te dragen en die alleen aan zichzelf hebben gedacht - alleen zichzelf hebben behaagd — door de Rechter der gehele aarde geplaatst worden bij degenen die het kwade hebben bedreven. Over hen wordt hetzelfde oordeel uitgesproken. LLA 225.1
Velen die voorgeven dat zij christenen zijn, veronachtzamen Gods aanspraken en hebben toch niet het gevoel dat zij hier een fout begaan. Zij weten dat de lasteraar, de moordenaar en de overspelige straf ver-dienen; maar wat henzelf aangaat, zij genieten van de godsdienstoefe-ningen. Zij horen graag naar het evangelie als dit wordt gepredikt en menen daarom dat zij christenen zijn. Hoewel zij hun leven hebben doorgebracht met voor zichzelf te zorgen, zullen zij even verbaasd zijn als de ontrouwe slaaf uit de gelijkenis, toen deze het vonnis hoorde: ‘Neemt hem het talent af.’ Evenals de joden maken zij de vergissing dat zij hun zegeningen niet gebruiken, maar er alleen zelf van genie-ten. LLA 225.2
Velen die zich verontschuldigen omdat zij niet voor Christus wer-ken, geven als reden op dat zij niet geschikt zijn voor dit werk. Heeft God hen zo onbekwaam gemaakt? O nee. Deze onbekwaamheid is het gevolg van hun eigen nietsdoen en hun bewuste keus. In hun eigen karakter verwerkelijken zij reeds de gevolgen van het vonnis: ‘Neemt hem het talent af.’ Het aanhoudend misbruiken van hun talenten zal ten slotte in hun leven het werk van de Heilige Geest blussen. Deze Geest is hun enige verlichting. Het vonnis: ‘Werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis’ plaatst Gods zegel op de keuze die zijzelf voor eeuwig hebben gedaan. LLA 225.3