‘En na een lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen.’ Wanneer de Heer afrekening houdt met zijn slaven, zal de opbrengst van elk talent nauwgezet nagegaan worden. Het werk dat gedaan is, openbaart de aard van de werker. LLA 221.4
Zij die de vijf en de twee talenten ontvangen hebben, geven aan de Heer de toevertrouwde gaven met rente terug. Terwijl zij dit doen, maken zij geen aanspraak op enige verdienste. Hun talenten zijn hun toevertrouwd. Zij hebben er andere talenten bijverdiend, maar zonder de gegeven talenten hadden zij geen winst kunnen maken. Zij beseffen dat zij slechts hun plicht hebben gedaan. Het kapitaal was van de Here en de winst is voor Hem. Als de Heiland hun niet zijn liefde en genade had betoond, zouden zij voor eeuwig verloren zijn geweest. LLA 221.5
Maar wanneer de Meester de talenten in ontvangst neemt, prijst Hij de werkers en beloont hen alsof het alles hun eigen verdienste was geweest. Zijn gelaat straalt van vreugde en voldoening. Hij is overge-lukkig dat Hij hen kan zegenen. Hij beloont hen voor elke dienst en voor elk offer, niet omdat het een schuld is die Hij moet aflossen, maar omdat zijn hart overvloeit van liefde en tederheid. LLA 222.1
‘Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf,’ zegt Hij, ‘over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer.’ De getrouwheid jegens God en de liefdevolle dienst wint Gods goedkeuring. Elke impuls van de Heilige Geest die mensen leidt tot goedheid en tot God, wordt opgetekend in de hemelse boeken en op de grote dag van God zullen de werkers die Hij heeft gebruikt, beloond worden. LLA 222.2
Zij zullen tot het feest van hun Heer ingaan als zij in zijn konink-rijk diegenen zien, die door hun tussenkomst zijn behouden. En zij hebben het voorrecht te delen in zijn werk daar, omdat zij daartoe geschikt gemaakt zijn door deel te hebben aan zijn werk op aarde. Wat wij in de hemel zullen zijn is de weerkaatsing van wat wij hier zijn in karakter en in geheiligde dienst. Van Zichzelf heeft Christus gezegd: ‘De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen.’ 22Matteüs 20:28 Dit werk dat Hij op aarde heeft gedaan, doet Hij ook in de hemel. En onze beloning voor het samenwerken met Christus op aarde is de grotere macht en het grotere voorrecht die erin schuilt om met Hem in de eeuwigheid te werken. LLA 222.3
‘Nu kwam ook hij die het ene talent ontvangen had en zei: Heer, ik wist van u dat gij een hard mens zijt, die maait waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen waar gij niet hebt uitgestrooid. En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen. Hier hebt gij het uwe.’ LLA 222.4
Op deze wijze verontschuldigen de mensen zich voor hun onacht-zaamheid ten opzichte van Gods gaven. Zij zien God als streng en tiranniek, als iemand die naar hun fouten speurt en hen met zijn oor-delen treft. Zij beschuldigen Hem dat Hij eist wat Hij nooit heeft gegeven, dat Hij oogst waar Hij niet heeft gezaaid. LLA 222.5
Velen beschuldigen in hun hart God ervan dat Hij een harde Meester is, omdat Hij aanspraak maakt op hun bezittingen en hun dienst. Maar wij kunnen God niets geven wat niet reeds van Hem is. ‘Alles komt van U,’ zei koning David, ‘en wij geven het U uit uw hand.’ 231 Kronieken 29:14 Alles is van God, niet alleen uit hoofde van de schepping, maar ook door de verlossing. Alle zegeningen die wij in dit leven en in de eeuwigheid ontvangen zijn met het kruis van Golgota getekend. Daarom is de beschuldiging, dat God een harde Meester is, die oogst waar Hij niet heeft gezaaid, onjuist. LLA 222.6
De meester spreekt de beschuldiging van de slechte slaaf niet tegen, hoewel deze onrechtvaardig is. Hij nadert hem op zijn eigen terrein en laat hem zien dat er geen excuus is voor zijn gedrag. Er waren wegen en middelen waardoor het talent ten bate van de eigenaar had kunnen worden vermeerderd. ‘Gij had mijn geld aan de bankiers moeten geven,’ zei hij, ‘en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben.’ LLA 223.1
Onze hemelse Vader eist niet meer of minder van ons dan waartoe Hij ons in staat heeft gesteld. Hij legt op zijn knechten geen lasten die zij niet kunnen dragen. ‘Want Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig dat wij stof zijn.’ 24Psalm 103:14 Alles wat Hij van ons eist, kunnen wij door zijn genade Hem geven. LLA 223.2
‘Van een ieder wie veel gegeven is, zal veel geëist worden.’ 25Lucas 12:48 Wij zullen ieder aansprakelijk zijn voor wat wij hadden kunnen doen. De Heer bepaalt nauwgezet elke mogelijkheid voor zijn dienst. De onge-bruikte mogelijkheden worden in ogenschouw genomen naast datgene waarmee gewerkt is. God stelt ons aansprakelijk voor alles wat wij hadden kunnen worden door het juiste gebruik van onze talenten. Wij zullen geoordeeld worden naar wat wij hadden moeten doen, maar wat wij niet gedaan hebben omdat wij onze krachten niet tot Gods eer hebben gebruikt. Zelfs al verliezen wij niet ons eeuwig leven, toch zullen wij ook in de eeuwigheid de resultaten van onze ongebruikte talenten beseffen. Alle kennis en bekwaamheid die wij hadden kunnen winnen, maar niet hebben gewonnen, zal een eeuwig verlies beteke-nen. Als wij onszelf echter volledig overgeven aan God en in ons werk zijn aanwijzingen opvolgen, stelt Hij Zich aansprakelijk voor de ver-vulling daarvan. Hij wil niet dat wij gissen naar het succes van onze ernstige inspanningen. Wij mogen nooit denken aan een mislukking. Wij moeten samenwerken met Hem, die niet weet wat falen betekent. LLA 223.3
Wij moeten niet spreken over onze eigen zwakheid en onbe-kwaamheid. Dit is het openbaren van wantrouwen jegens God, een loochenen van zijn Woord. Als wij morren vanwege onze lasten of de verantwoordelijkheid weigeren die Hij ons oplegt, zeggen wij in feite dat Hij een harde Meester is en dingen eist waartoe Hij ons geen kracht gegeven heeft. LLA 223.4
Wij zijn licht geneigd de houding van de trage slaaf nederigheid te noemen. Maar ware ootmoed is heel anders. Bekleed zijn met nederigheid wil niet zeggen dat wij verstandelijk dwergen moeten zijn; dat wij gebrek aan eerzucht hebben; dat wij lafhartig zijn in ons leven en lasten schuwen uit vrees dat wij ze niet zullen kunnen dragen. Ware nederigheid vervult Gods bedoelingen door te vertrouwen op zijn kracht. LLA 224.1
God werkt door wie Hij wil. Soms kiest Hij de nederigste werktui-gen uit om het grootste werk te doen, want zijn kracht wordt geopenbaard door de zwakheid van de mens. Wij hebben onze maatstaven en aan de hand daarvan noemen wij het ene groot en het andere klein. God gebruikt echter niet onze maatstaf. Wij moeten niet menen dat wat in ons oog groot is, ook groot is in zijn oog, of wat wij als klein beschouwen, ook klein is voor Hem. Het is niet aan ons om onze talenten te beoordelen of ons werk te kiezen. Wij moeten de last opnemen die God aanwijst, ze voor Hem dragen en altijd tot Hem gaan voor rust. Wat ons werk ook moge zijn, God wordt geëerd door een blijmoedige dienst, die van ganser harte wordt verricht. Hij is blij als wij onze taken dankbaar opnemen, verheugd dat wij waardig geacht zijn om zijn medewerkers te mogen zijn. LLA 224.2