Ik zag dat Satan zijn engelen last gaf om zijn strikken voornamelik voor diegenen te spannen, die naar de wederkomst van Christus uitzien, en al de geboden van God houden. Satan zei tot zijn engelen dat de kerken sliepen. Hij zou met grote kracht en wonderen der leugen werken, en dan kon hij ze in zijn macht houden. “Maar,” sprak hij, “wij haten de sekte van de Sabbathouders; zij werken voortdurend tegen ons, en nemen onze onderdanen van ons weg, om de gehate wet van God te houden. Gaat heen, en maakt de bezitters van landen en geld dronken van zorg. Indien gij er hen toe kunt bewegen om het hart op die dingen te zetten, dan zullen wij hen nog krijgen. Zij mogen belijden wat zij willen, zorgt slechts dat zij meer geven om geld dan om het sukses van het koninkrijk van Christus of de verspreiding van de waarheden, welke wij haten. Stelt hun de wereld in het aantrekkelikste licht voor, opdat zij die mogen liefhebben en verafgoden. Wij moeten in onze gelederen al de middelen houden, waar wij beslag op kunnen leggen. Hoe meer middelen de volgelingen van Christus aan Zijn dienst wijden, des te meer zullen zij ons koninkrijk schade aandoen, door onze onderdanen weg te nemen. Wanneer zij bijeenkomsten houden in verschillende plaatsen, dan verkeren wij in gevaar. Weest dus zeer waakzaam. Waar het mogelik is, veroorzaakt daar stoornis en verwarring. Doodt de liefde die zij tot elkander hebben. Stelt hun predikers teleur en ontmoedigt hen, want wij haten hen. Stelt degenen, die middelen hebben, iedere schoonschijnende verontschuldiging voor, opdat zij ze niet uitdelen. Beheerst de geldzaken indien gij kunt, en drijft hun predikers tot gebrek en nood. Dat zal hun moed en ijver doen verzwakken. Bestrijdt iedere duim gronds. Maakt geldgierigheid en liefde voor de sehatten van de aarde de heersende kenmerken van hun karakter. Zo lang deze karaktertrekken de overhand hebben, worden de zaligheid en de genade verdrongen. Omringt hen met allerlei vermakelikheden, en zij zullen ongetwijfeld de onzen worden. En niet slechts zullen wij zeker zijn van hen, maar hun hatelike invloed zal niet uitgeoefend worden om er anderen door naar de hemel te leiden. Wanneer iemand zal trachten iets te geven, brengt hem dan in een stemming die hem met tegenzin doet geven, opdat het weinig zij.” EG 320.1
Ik zag, dat Satan zijn plannen goed uitvoert. Wanneer de dienstknechten van God vergaderingen beleggen, is Satan met zijn engelen op de plek om het werk te hinderen. Hij doet voortdurend allerlei gedachten in de hoofden van Gods volk opkomen. Hij leidt sommigen op de ene manier, anderen op een andere, en trekt immer partij van slechte karaktertrekken in de broeders en zusters, hun natuurlike zondige neigingen opwekkende en levendig houdende. Indien zij geneigd zijn tot zelfzucht en geldgierigheid, plaatst Satan zich aan hun zijde, en tracht met al de macht, welke hij bezit, om er hen toe te krijgen, aan hun lievelingszonden toe te geven. De genade Gods en het licht der waarheid mogen hun geldgierige, zelfzuchtige gevoelens een tijdlang verdrijven, maar tenzij zij een volkomen overwinning behalen, sluipt Satan binnen, wanneer zij met onder de invloed van de reddende macht zijn, en doet ieder edel, mild beginsel opdrogen, zodat zij menen dat er te veel van hen gevraagd wordt. Zij worden moede van wel te doen, en vergeten het grote offer, hetwelk Jezus gebracht heeft om hen te verlossen uit de macht van Satan en hun hopeloze ellende. EG 321.1
Satan trok partij van de geldgierige, zelfzuchtige aanleg van Judas, en bracht hem ertoe om te murmureren, toen Maria de kostbare zalf over Jezus uitgoot. Judas achtte dit een grote verkwisting, en verklaarde dat de zalf verkocht, en dan aan de armen gegeven had kunnen worden. Hij gaf niets om de armen, maar beschouwde de milde gift aan Jezus als verkwisting. Judas stelde zijn Heer juist genoeg op prijs om Hem te verkopen voor enige zilverlingen. Ik zag dat er sommigen onder degenen, die voorgeven op hun Heer te wachten, aan Judas gelijk zijn. Satan beheerst hen, maar zij weten het niet. God kan het kleinste bewijs van zelfzucht Of geldgierigheid niet goedkeuren, en Hij heeft een afschuw van de gebeden en vermaningen van degenen, die aan deze slechte karaktertrekken toegeven. Daar Satan ziet dat zijn tijd kort is, brengt hij er de mensen toe om meer en meer zelfzuchtig en geldgierig te worden, en verlustigt zich erin, wanneer hij ziet dat zij met zichzelven tevreden, gesloten en gierig, hebzuchtig en zelfzuchtig zijn. Indien de ogen van dezulken geopend konden worden, dan zouden zij Satan in helse triomf zien, zich over hen verlustigende, en lachende over degenen, die zijn raadgevingen opgevolgd hebben en in zijn valstrik gelopen zijn. EG 322.1
Satan en zijn engelen merken al de lage en hebzuchtige daden van deze mensen op, en stellen ze aan Jezus en Zijn heilige engelen voor, terwijl zij verwijtend zeggen: “Dat zijn de volgelingen van Christus! Zij maken zich klaar om naar de hemel opgenomen te worden!” Satan vergelijkt hun handelwijze met schriftuurplaatsen, welke deze duidelik afkeuren, en dan hoont hij de engelen in de hemel, zeggende: “Dat zijn volgelingen van Christas en Zijn woord! Dat zijn de vruchten van Christus' offerande en verlossing!” Engelen keren zich met afkeer weg van het toneel. God eist van de kant van Zijn volk, dat zij voortdurend werken zullen; en wanneer zij vertragen in goed te doen, wordt Hij zat van hen. Ik zag dat de geringste openbaring van zelfzucht van de kant van zijn belijdend volk, voor wie Jezus Zijn eigen kostbaar leven niet heeft gespaard, Hem groteliks mishaagt. Iedere zelfzuchtige, hebzuchtige mens zal uit de gelederen uitvallen. Gelijk Judas, die zijn Heer verkocht, zullen zij goede beginselen en een edele, grootmoedige aanleg voor een weinig van het gewin der aarde verkopen. Al dezulken zullen uit het midden van Gods volk weggedaan worden. Zij, die de hemel begeren, moeten met al de geestdrift, die zij hebben, de begingselen des hemels aanmoedigen. In plaats van op te drogen door zelfzucht, moeten hun zielen steeds toenemen in weldadigheid. Van iedere gelegenheid moet gebruik gemaakt worden om een ander goed te doen, en alzo de beginselen des hemels te bevorderen. Jezus werd aan mij voorgesteld als het volmaakte voorbeeld. Zijn leven was zonder zelfzuchtige belangen, maar kenmerkte zich immer door liefderijke welwillendheid. EG 322.2