De Koning der heerlijkheid vernederde zich diep door mens te worden. Ruw en afstotend was Zijn aardse omgeving. Zijn heerlijkheid was bedekt, opdat de majesteit van Zijn gedaante geen voorwerp van bekoring zou worden. Hij vermeed alle uiterlijk vertoon. Rijkdom, wereldse eer en menselijke grootheid kunnen nooit een ziel van de dood redden; het was Jezus’ bedoeling dat geen enkele aardse aantrekkelijkheid de mensen aan Zijn kant zou brengen. Alleen de schoonheid van de hemelse waarheid moest degenen die Hem wilden volgen, aantrekken. Het karakter van de Messias was reeds lang in de profetieën voorzegd, en Hij verlangde dat de mensen Hem op het getuigenis van het Woord van God zouden aanvaarden. DWE 26.1
De engelen hadden zich over het heerlijke verlossingsplan verbaasd. Zij waren in afwachting om te zien, hoe het volk van God Zijn Zoon, gekleed in het gewaad der menselijkheid, zou ontvangen. Er kwamen engelen naar het land van het uitverkoren volk. Andere volken hielden zich op met fabels en dienden valse goden. De engelen kwamen naar het land waar de heerlijkheid van God was geopenbaard en waar het licht der profetie had geschenen. Zij kwamen ongezien naar Jeruzalem, naar de aangewezen uitleggers van de heilige godsspraken, en naar de dienaars van Gods huis. Reeds was aan de priester Zacharias, toen hij dienst deed bij het altaar, de nabijheid van de komst van Christus verkondigd. Reeds was de voorloper geboren en was zijn zending door de profetie en een wonder bevestigd. De tijding van zijn geboorte en de heerlijke betekenis van zijn zending was wijd verbreid. Toch bereidde Jeruzalem zich niet voor om Zijn Verlosser te verwelkomen. DWE 26.2
Met verbazing aanschouwden de hemelse boodschappers de onverschilligheid van dat volk, dat door God was geroepen om het licht van de heilige waarheid aan de wereld mee te delen. De Joodse natie was bewaard als een getuigenis dat Christus uit het zaad van Abraham en uit het geslacht van David zou worden geboren; toch wisten ze niet dat Zijn komst nu voor de deur stond. In de tempel wezen morgenen avondoffer dagelijks op het Lam van God; doch zelfs daar had men zich niet voorbereid om Hem te ontvangen. De priesters en de leraars van het volk wisten niet, dat de grootste gebeurtenis aller eeuwen ieder ogenblik kon plaatsvinden. Zij herhaalden hun zinloze gebeden, en hielden zich aan de godsdienstige voorschriften om door de mensen te worden gezien, maar in hun streven naar rijkdommen en wereldse eer waren ze niet gereed voor de openbaring van de Messias. Dezelfde onverschilligheid vond men overal in het land Israël. De harten, zelfzuchtig en vol wereldzin, werden niet geraakt door de vreugde die de gehele hemel doortrilde. Slechts enkelen verlangden ernaar de Ongeziene te aanschouwen. Tot hen werd het gezantschap van de hemel gezonden. DWE 26.3
Engelen begeleiden Jozef en Maria, als ze van hun huis in Nazareth naar de stad van David reizen. Het bevel van het keizerlijke Rome, dat de volken van zijn uitgestrekt machtsgebied moeten worden ingeschreven, heeft ook de bewoners van de heuvels van Galiléa bereikt. Zoals in oude tijden Kores geroepen werd op de troon van het wereldrijk, zodat hij de gevangenen des Heren zou kunnen bevrijden, zo wordt ook keizer Augustus tot een werktuig gemaakt voor de vervulling van Gods plan, door de moeder van Jezus naar Bethlehem te doen trekken. Zij stamt af van David, en de Zoon van David moet in de stad van David worden geboren. Uit Bethlehem, zegt de profeet, “zal Mij voortkomen Die een heerser zal zijn over Israël en Wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid”.1Micha 5:1. Maar in de stad van hun koninklijke afkomst worden Jozef en Maria niet gekend en niet geëerd. Vermoeid en zonder onderdak, trekken ze de gehele lengte van de nauwe straat door, vanaf de poort tot de oostgrens van de stad, terwijl ze tevergeefs naar een rustplaats zoeken voor de nacht. Er is geen plaats voor hen in de drukbezochte herberg. In een primitief gebouw waar de dieren zijn ondergebracht, vinden ze ten slotte een toevlucht, en hier wordt de Verlosser der wereld geboren. DWE 27.1
De mensen weten het niet, maar de tijding vervult de hemel met vreugde. Met diepe en nog tederder belangstelling worden de heilige wezens uit de wereld van het licht naar de aarde getrokken. De gehele wereld wordt lichter vanwege Zijn tegenwoordigheid. Boven de heuvels van Bethlehem is een ontelbare schare engelen verzameld. Zij wachten op het teken om het blijde nieuws aan de wereld te vertellen. Wanneer de leiders van Israël getrouw zouden zijn geweest aan de hun toevertrouwde boodschappen, zouden zij hebben kunnen delen in de vreugde van het aankondigen van de geboorte van Jezus. Maar nu worden zij voorbijgegaan. DWE 27.2
God verklaart: “Ik zal water gieten op het dorstige en beken op het droge”.2Jes. 44.3. “Voor de oprechten gaat het licht in de duisternis op.”3Ps. 112:4. Zij die het licht zoeken en het met blijdschap willen aannemen, zullen door heldere stralen van de troon van God worden beschenen. DWE 27.3
In de velden waar eenmaal de jonge David zijn kudden had gehoed, hielden herders nog steeds nachtwacht. In die stille uren spraken ze samen over de beloofde Heiland, en ze baden om de komst van de Koning tot de troon van David. “En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze. En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David.”4Luc. 2:9-11. DWE 28.1
Bij deze woorden komen de herders visioenen van heerlijkheid voor de geest. De Verlosser was naar Israël gekomen! Macht, verheffing, triomf worden verbonden met Zijn komst. Maar de engel moet hen erop voorbereiden dat ze hun Heiland zullen herkennen in armoede en vernedering. “En dit zij u het teken”, zegt hij, “gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe”.5Luc. 2:12. DWE 28.2
De hemelse boodschapper had hun vrees verdreven. Hij had hun verteld hoe ze Jezus zouden vinden. Met tedere aandacht voor hun menselijke zwakheid had hij hun tijd gegeven om aan de goddelijke glans te wennen. Toen konden vreugde en heerlijkheid niet langer verborgen blijven. De gehele vlakte werd verlicht met het heldere schijnsel van de heerscharen Gods. De aarde werd stil en de hemel boog zich neer om te luisteren naar het lied: DWE 28.3
“Ere zij God in de Hoge,
en vrede op aarde bij
mensen des welbehagens”.6Luc. 2:14. DWE 28.4
O, kon de de mensheid op dit ogenblik dat lied herkennen! De verklaring die toen werd gegeven, de toon die toen werd aangeslagen, zullen aanzwellen tot het einde der tijden, en weerklinken tot de einden der aarde. Wanneer de Zon der Gerechtigheid zal opgaan, met genezing onder Zijn vleugelen, zal dat lied opnieuw weerklinken uit de mond van een grote schare, als de stem van vele wateren, zeggende: “Halleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard”.7Openb. 19:6. DWE 28.5
Toen de engelen verdwenen, doofde het licht weer uit, en de schaduwen van de nacht vielen opnieuw over de heuvels van Bethlehem. Maar het schitterendste schouwspel dat ooit door mensenogen werd gezien, bleef achter in de herinnering van de herders. “En het geschiedde, toen de engelen van hen heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij dan naar Bethlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is bekendgemaakt. En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het Kind liggende in de kribbe”.8Luc. 2:15, 16. DWE 28.6
Met grote vreugde gingen ze weg en maakten de dingen die ze gehoord en gezien hadden, bekend. “En allen die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de herders tot hen gezegd werd. Doch Maria bewaarde al deze woorden, die overwegende in haar hart. En de herders keerden terug, God lovende en prijzende.”9Luc. 2:18-20. DWE 29.1
Hemel en aarde zijn op het ogenblik niet verder van elkaar verwijderd dan toen de herders naar het lied van de engelen luisterden. De mensheid is nog altijd evenzeer het voorwerp van ‘s hemels zorg als in de tijd dat gewone mannen met gewone bezigheden engelen ontmoetten midden op de dag, en met de hemelse boodschappers spraken in de wijngaarden en de velden. In de eenvoudige dingen van het leven kan de hemel voor ons zeer dichtbij zijn. Engelen uit de hemelse hoven zullen waken over de schreden van hen die komen en gaan op het bevel van God. DWE 29.2
De geschiedenis van Bethlehem is een onuitputtelijk onderwerp. Daarin ligt verborgen “de diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods”.10Rom. 11:33. DWE 29.3
We verwonderen ons over het offer van de Heiland Die de troon in de hemel verwisselde voor de kribbe, en het gezelschap van aanbiddende engelen voor de beesten in de stal. Menselijke trots en zelfgenoegzaamheid worden schuldig bevonden in Zijn tegenwoordigheid. Toch was dit nog maar het begin van Zijn wonderbaarlijke afdaling. Het zou een bijna oneindige vernedering geweest zijn voor de Zoon van God om de menselijke natuur aan te nemen zelfs toen Adam nog onschuldig in Eden vertoefde. Maar Jezus nam de menselijke gestalte aan op het ogenblik dat het menselijk geslacht verzwakt was door vierduizend jaar zondigen. Evenals ieder kind van Adam aanvaardde Hij de gevolgen van de werking van de grote wet der erfelijkheid. Wat deze gevolgen waren, weten we uit de geschiedenis van Zijn aardse voorvaderen. Hij kwam met zo’n erfdeel om onze smarten en beproevingen te delen en ons een voorbeeld van een zondeloos leven te geven. DWE 29.4
Satan had Christus in de hemel gehaat om Zijn plaats in de hoven van God. Hij haatte Hem nog meer, toen hijzelf onttroond was. Hij haatte Hem Die plechtig beloofde, dat Hij de zondaren verlossen zou. Toch stond God toe, dat Zijn Zoon als hulpeloos Kind, ten prooi aan de zwakheden van het mensdom, kwam in de wereld waar Satan de heerschappij voor zich opeiste. Hij stond toe, dat Hij de gevaren van het leven zou tegemoet treden zoals iedere menselijke ziel moet doen, dat Hij de strijd zou strijden zoals ieder mensenkind deze moet strijden, op gevaar af te falen en voor eeuwig verloren te gaan. DWE 29.5
Het hart van een aardse vader is met liefde voor zijn zoon vervuld. Hij kijkt in het gezicht van zijn kleine kind en beeft bij het denken aan de gevaren des levens. Hij verlangt ernaar zijn geliefde kind te beschermen tegen de macht van Satan, om hem beproeving en strijd te besparen. God gaf Zijn eniggeboren Zoon om een grotere strijd te strijden en een verschrikkelijker gevaar te lopen, opdat het pad des levens veilig voor onze kleinen zou worden gesteld. “Hierin is de liefde”.111 Joh. 4:10. Verbaast u, o hemelen! en verwonder u zeer, o aarde! DWE 29.6