Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Biografiese aantekeningen

    Columba.— Het Evangelie werd in de tweede eeuw voor het eerst naar Groot-Brittannië overgebracht; en vandaar breidde het zich in de vierde eeuw naar Ierland uit door het werk van Succat, of St. Patrick. De inval in Brittannië door de heidense Saksers, 449 n. C., had ten gevolge, dat de Christelike godsdienst in Engeland en Schotland nagenoeg uitgeroeid werd. Maar honderd jaren later werd deze weer verlevendigd door het werk van Columba, een inboorling van Ierland, uit een van de kerken, die gesticht waren onder het werk van Succat. Columba beijverde zich zeer om het evangelie in zijn eigen land te verbreiden, toen zijn aandacht bepaald werd bij de toestand van de heidense Pieten, en hij besloot de taak van hun bekering te ondernemen. Met een paar vol-gelingen vestigde hij zich op het kleine eiland Iona, of Icolmhill, aan de westkust van Schotland. Hier ontstond een kerk en school; en door de evangelisten, die vandaar uitgezonden werden, werd het evangelie door een aanzienlik deel van Europa verbreid.GT 810.4

    Columba was van vorstelike afkomst, “hoog van gestalte en van edele houding. Hij was iemand met een helder inzicht en van een sterk karakter; een van die grote geesten, die anderen vormen en leiden.” “Hij had een vurige liefde voor het woord van God, en bracht veel tijd door met het te lezen, te bestuderen en het over te schrijven. Ook gaf hij veel tijd aan het gebed en aan de leiding van de gemeenten, die zich onder zijn zorg stelden, er naar trachtende hen op te leiden in nuttige kunsten zowel als in Christelike kennis.”GT 810.5

    Columba arbeidde in persoon, en met veel sukses, in Schotland en Engeland, en bezocht Ierland meermalen. Hij bracht zijn laatste dagen door op Iona “het eiland van zijn hart,” zoals hij het placht te noemen. Het laatste toneel van zijn leven was zeer aandoenlik. De dag vor zijn dood, naar de heuvel gebracht zijude, vanwaar hij het gezicht had over het zendingshuis en de kleine boekerij, daarbij behorende, stond hij er een tijd lang naar te kijken, en toen, zijn beide handen opheffende, smeekte hij er de Goddelike zegen over af. Naar zijn hut teruggekeerd, hervatte hij zijn dageliks werk, het afschrijven van het boek der Psalmen, en ging door tot aan de plaats, waar geschreven staat: “Die de Heer vrezen, hebben geen gebrek.” “Hier,” zei hij aan het eind vau het blad, “moet ik ophouden. ” Toen de bel voor de vroegmis luidde, spoedde hij zich naar de kerk, en eer de broederen bij hem konden komen, was hij vor het altaar in zwijm gevallen. Niet in staat te spreken, deed hij een zwakke poging om de rechterhand nog eenmaal op te heffen om hen te zegenen, en met een van vreugde stralend gelaat ging hij tot zijn rust in.GT 810.6

    Columba werd in 521 n. C. te Gartan, in het Distrikt Donegal, in Ierland, geboren, en stierf op Iona, in Schotland, 597.GT 811.1

    De Waldenzen.— De naam Waldenzen wordt gezegd afgeleid te zijn van Peter Waldo, een koopman van Lyon, in Frankrijk, die omtrent het jaar 1150 n. C. leefde. Te midden van een leven van handelsbezigheid gelegenheid vindende voor de studie van de letterkunde, werd hij tot de Bijbel geleid, en na de waarheden van het evangelie aangenomen te hebben, wijdde hij zijn leven aan evangelie werk. Hij bewees de zaak van de Hervorming een belangrijke dienst door op eigen kosten en onder zijn toezicht een vertaling te laten maken van het Nieuwe Testament in de Romaanse taal, toen de volkstaal van het Zuiden van Frankrijk. Dit was de eerste volledige vertaling van de Schriften in een van de talen van het Europa van de Middeleeuwen, en was de enige, waarvan men voor het volk gebruik kon maken.GT 811.2

    Maar de primitieve Christenen, bekend als Waldenzen, bestonden vor de dagen van Waldo. Van de vroegste tijden aan zijn er Christenen geweest, die zich aan het geloof van de apostoliese kerk gehouden hebben en opgekomen zijn tegen het verderf en de tirannie van Rome. Het bisdom van Milaan — dat de vlakten van Lombardije, de Alpen van Piedmont, en de zuidelike provincieën van Frankrijk insloot — overtrof in uitgestrektheid het wereldlik gebied van het bisdom ran Rome; en niet vor het midden van de elfde eeuw erkende Milaan de oppermacht van de Paus. Zelfs toen keurden vele mensen de handeling van hun geesteliken af, en handhaafden in de bergen van Piedmont hun onafhankelikheid van Rome. In het zuiden van Frankrijk boden de Albigenzen een gelijke tegenstand tegen de pauselike aanmatigingen.GT 811.3

    De vervolging, die in de dertiende eeuw onder Innocentius III. begon, leidde tot de uitroeiing van de Albigenzen, en deze vervolging werd met moordzuchtige woede honderden jaren lang tegen de Waldenzen voort-gezet. Om vredeswil namen velen ten laatste de toevlucht tot een uiterlike gelijkvormigheid aan Rome. Maar met de Hervorming bezielde een nieuw leven de bewoners van de Piedmontse valleien. Opnieuw legden ze getuigenis van hun geloof af, en werden de brandstapels van de ver-volging weer ontstoken. Keer op keer werden troepen soldaten tegen hen afgezonden. Slachting volgde op slachting. De gruwelikste folteringen, die ooit door duivels in menselike gedaante uitgedacht zijn, wer- den uitgeoefend op oude mannen, hulpeloze vrouwen en kleine kinderen. In 1785 was de overwinning voltooid. Al de overlevende bewoners van de valleien werden weggesleept, om de gevangenissen van hun overwinnaars te vullen. Verwaarlozing, barbaarsheid en pestilentie deden hun gruwelik werk; en in minder dan een jaar kwamen er van de veertien duizend, die er in waren gegaan, slechts drie duizend uit, toen de deuren van de gevangenis geopend werden. Dezen werden veroordeeld tot verbanning; en in het hart van de winter baande een groot aantal zich een weg over de Alpen, naar een toevluchtsoord. Honderden kwamen er om, en na vreselik lijden bereikten de overlevenden de poorten van Génève. Een paar jaren later keerde een deel van deze schare naar hun bergen terug, en nam weer bezit van hun verlaten woonsteden.GT 811.4

    In de achttiende eeuw hield de godsdienstige vervolging over het algemeen op. Toch stonden de Waldenzen in 1799 nog onder veel burgerlike beperkingen; hun kinderen werden dikwels gestolen, of hun met geweld ontnomen, ten einde in het Roomse geloof opgevoed te worden; en ze moesten tienden aan de Roomse geestelikheid betalen. Het was eerst in het jaar 1848 dat hun door de beheerders van Piedmont hetzelfde genot als anderen van alle burgerlike en politieke rechten werd toegestaan. In de Kerkelike Staten echter heerste de Paus nog steeds als oppermachtig gebieder, en was zijn macht nog altijd een gevaar voor godsdienstvrijheid. Maar in 1870 viel het bolwerk van het pausdom. Spoedig werd het Nieuwe Testament door een jonge Waldens te Rome bijna onder de vensters van het Vatikaan gedrukt. Een van de gevangenissen werd in een uitgeverskantoor veranderd, en in de folterkamer, waarin de kreten van de martelaars van Jezus eenmaal weerklonken, werd de drukpers opgezet, vanwaar het evangelie des vredes over het gehele land heen uitgezonden werd.GT 812.1

    Johan Wycliffe.— Johan Wycliffe, of Johan van Wycliffe, de grootste van do “hervormers vor de Hervorming,” werd omtrent 1324 in het dorp van dezelfde naam in Yorkshire, Engeland, geboren. Hij stierf in 1384. Van zijn jeugd is weinig bekend. Hij ontving zijn opvoeding aan de Universiteit van Oxford, die zelfs in die ver verleden tijden niet minder dan dertig duizend studenten telde. Tot dicht bij het einde van zijn leven bleef hij daar wonen en leren. Door zijn verdediging van Eduard III., die weigerde aan de Paus schatting te geven, en zijn voorstaan van volksrechten, toen hij afgevaardigd werd om met do Pauselike nuncio’s in de Nederlanden te onderhandelen, won Wycliffe het vertrouwen en de bijval van de koning en het volk. Ofschoon vervolgd door de meedogenloze vijandschap van de Paus en zijn ondersteuners, en eindelik van de universiteit verdreven, werd hij tot rector van Lutterworth aangesteld, waar hij zich aan de vertaling van de Bijbel in de moedertaal wijdde. “Wycliffe was groot als geleerde, als diplomaat en als prediker.” “Zijn verwonderlike geleerdheid en geestesgaven bezorgden hem een overwegende invloed aan de universiteit. Maar de Bijbel was zijn standaard; en het voornaamste voortbrengsel van zijn geest, zijn preken, zijn er waarlik vol van. Zijn doel was altijd, de waarheid van Christus te verdedigen.”GT 812.2

    Johannes Huss.— Jobannes Huss, te Hussinetz in Bohemen geboren in 1378, was de voornaamste onder degenen, door wie de fakkel van de waarheid van Wycliffe tot de hervormers van de zestiende eeuw werd overgebracht. Hij werd opgevoed aan de universiteit van Praag, en in 1402 tot rector van de universiteit en prediker van de Bethlehem Kapel benoemd. Hij had niet zulk een duidelik inzicht in de waarheid als Wycliffe; hij hield zich aan pauselike leerstellingen, die de Engelse hervormer verworpen had, maar handhaafde de grote fundamentele waarheid van de onfeilbaarheid der Schriften, en bestrafte getrouw de ondeugden van de kerk; en hij legde zijn leven af als een getuigenis van zijn getrouwheid. Hij werd in 1415 te Constance verbrand.GT 813.1

    “Huss was veel minder merkwaardig om zijn geestegaven en bekwaamheden dan om de eerlikheid, waarmede hij zijn overtuigingen vormde, en de volharding, waarmede hij die uitsprak. Er kan niet van hem gezegd worden, dat hij de intellektuële rijkdom van de wereld vermeerderd heeft; maar zijn bijdrage tot het zedelik kapitaal ervan was ontzaglik groot. Hij is met recht genoemd een van de moedigste martelaars, die ooit gestorven zijn voor de zaak van eerlikheid en vrijheid, van vooruitgang en nadering tot het licht.”GT 813.2

    Hieronymus.— Hieronymus van Praag, de boezemvriend van Huss, was een afstammeling van een edele Boheemse familie. Na verscheidene jaren aan de Universiteit van Praag doorgebracht te hebben, zette hij zijn studieën voort aan de voornaamste universiteiten van Frankrijk, Duitschland en England, waar hij overal de doktorsgraad behaalde. Te Oxford werd hij bekend met de geschriften van Wycliffe, en bestudeerde ze met grote ingenomenheid. “Tot nu toe,” zei hij, “hebben we niets gehad dan de buitenste schaal van de wetenschap;” “Wycliffe heeft voor het eerst de pit opengelegd.” Hij ondernam de vertaling van Wycliffe’s geschriften in de Boheemse taal, en werkte bij zijn terugkeer naar Bohemen met Huss samen tot verspreiding van de hervormde leer. Hieronymus werd omtrent 1365 geboren, en in 1416 te Constance op de brandstapel verbrand.GT 813.3

    Martin Luther.— Eisleben, een klein stadje in het Thüringer woud in Saksen, was de geboorteplaats van Luther, de grootste van de hervormers. In 1483 geboren, toen de herleving van de letterkunde begonnen was, en de geesten van de mensen begonnen te ontwaken uit de zwijmel van de middeleeuwen, was Luther door God bestemd, om hen uit de gevanschap van het bijgeloof uit te leiden. In zijn jongelingsjaren was hij op school gedaan te Mansfeld, te Maagdenburg en te Eisenach, en verried toen reeds een scherp vernuft. Te Eisenach, terwijl hij langs de huizen zong, en in Christus’ naam om brood smeekte, trok hij de aandacht van de vriendelike Ursula Cotts, die hem in haar huis opnam, en moederlike zorg aan de arme, jonge scholier besteedde. In 1501 ging Luther naar de Universiteit van Erfurt; vier jaren later gaf hij zijn studieën op voor het kloosterleven. In 1507 werd hij tot priester gewijd, en het volgende jaar werd hem een professoraat aan de Universiteit te Wittenberg aangeboden. De beruchte stellingen tegen de aflaatbrieven werden in 1517 aangeplakt; en in 1521 verscheen hij voor de rijksdag te Worms. Vijf en twintig jaren lang hing het dekreet van vogelvrijheid hem boven het hoofd; maar, evenals Wycliffe, zou hij in vrede sterven. Ofschoon bijna zijn gehele werkzame leven te Wittenberg gesleten werd, stierf hij te Eisleben, zijn geboortestad, waar hij, uitgeput door zijn grote werkzaamheden, op de 18de Februarie 1546 overleed.GT 813.4

    “Luthers fysies bestaan was grotendeels een leven van lijden. Hij was in zijn jonge jaren tenger van gestalte, ofschoon hij in zijn later leven zwaarlijvig werd. De volheid van gezicht, die hem in zijn latere afbeeldingen gegeven wordt, wordt echter gezegd veroorzaakt te zijn, niet door krachtige gezondheid, maar door waterzuchtigheid als gevolg van zijn vroegere strenge levenswijze. Zijn gewoonten waren matig. Zijn stem was hard noch-sterk; het was hun bliksem, niet hun donder, die de machtige uitwerking van zijn woorden teweegbracht.”GT 814.1

    “Het karakter van Luther ligt zo open in zijn leven, dat het nauweliks nodig is, de trekken ervan te tekenen. Hij was z— openhartig, dat, als de gehele wereld samengewerkt had om zijn fouten te bedekken, zijn eigen hand ze ontdekt zou hebben. Zijn heftigheid was die van een machtige natuur, een sterke overtuiging, die de strijd der waarheid tegen onverzoenlike vijanden voerde. Dat hij onzelfzuchtig, ernstig, eerlik, onwrikbaar moedig in gevaar, vol tederheid en menslievendheid, dat hij een van de grote scheppende geesten van zijn geslacht was, machtig in woord en daad, onovertroffen als volksredenaar, iemand uit het volk, en toch een prins onder prinsen, een kind van geloof, een kind van God,— dat wordt door allen toegegeven.”GT 814.2

    Philippus Melanchton.— Philippus Melanchton, de vriend van Luther, en zijn medearbeider in de Duitse Hervorming, werd in 1497 geboren. Hij was de zoon van een meester wapensmid van Bretton, in het hertogdom Baden, en was een verwante en leerling van de beroemde Reuchlin, die zoveel gedaan heeft om de studie van het Grieks en Hebreeuws in Duitschland in te voeren. De kracht en klaarheid van Melanchtons verstand maakten het verkrijgen van kennis een genot. Op twaalfjarige leeftijd ging hij naar de Universiteit van Heidelberg, en verkreeg de doktorstitel toen hij zeventien was. Het was omstreeks die tijd, dat hij zijn naam Schwartzerd (“zwarte grond”) in het Griekse “Melanchton” veranderde, hetgeen hetzelfde betekent. In die tijden was het niets ongewoons voor geleerden, om hun namen uit het Duits in het Latijn of Grieks te vertalen. Toen hij een en twintig jaar was, werd Melanchton het Griekse professoraat te Wittenberg aangeboden, en toen begon de vriendschap met Luther, die tot de dood van de grote hervormer duurde. Melanchton vergelijkt Luther met Elia, en noemt hem “de man vol van de Heilige Geest.” En Luther, zichzelf met Melanchton ver-gelijkend, schreef: “Ik was verplicht, met gespuis en duivels te vechten, om welke reden mijn boeken zeer strijdlustig zijn. Ik ben een ruwe pionier, die de weg breken moet; maar Meester Philippus wandelt zachtjes en stilletjes, zaait en bewatert hartelik, daar God hem rijkelik met gaven bedeeld heeft.” Het was Melanchtons logiese geest en gepolijste pen, die de Augsburgse Konfessie schreef, de klaarheid, kracht, eenvoud, en bevalligheid waarvan zelfs door zijn tegenstanders erkend werden. Hij stierf te Wittenberg in 1560, en werd naast Luther in de kerk van het kasteel begraven.GT 814.3

    Ulrich Zwingli.—Ulrich Zwingli werd op Nieuwjaarsdag 1484 in het kleine dorp Wildhaus, in een nauwe vallei van Zuidoostelik Zwitserland, geboren. Hij was de eerste van de Zwitserse Hervormers, en zijn werk oefende een uitgebreide invloed uit. Zürich was het toneel van zijn belangrijkste werkzaamheden; hij werd in 1519 naar deze stad geroepen, en in 1525 was de Hervorming hier zonder geweld, en bijna zonder rustverstoring gevestigd. Toen andere steden en gehele distrikten het hervormde geloof aannamen, namen de pauselik gezinde kantons de wapenen op, om zich tegen het recht van godsdienstige vrijheid te verzetten. In de strijd, die er volgde, viel Zwingli, die dienst deed als kapelaan van de hervormde macht, op het slagveld van Cappel, op de 11de Oktober 1531.GT 815.1

    “Zwingli was een moedige hervormer, een bekwaam geleerde, een welsprekend prediker, een vaderlandslievend republikein, en een verziend staatsman. Hem ontbrak het genie en de diepte van Luther en Calvijn, de geleerdheid van Melanchton en Oecolampadius; maar hij stond hun gelijk in eerlikheid van doel, eerbaarheid van karakter, heldemoed, en toewijding aan de zaak van de Hervorming, en hij overtrof hen in vrijzinnigheid.”GT 815.2

    Johannes Oecolampadius.— Oecolampadius wordt de “hervormer van Bazel” genoemd, maar de ruime omvang van zijn invloed geeft hem recht op een meer omvattende naam. In zijn intellektuële en morele hoedanigheden gelijkt hij sprekend op Melanchton. “Er zijn verscheidene voorbeelden uit de tijd van de Hervorming, dat het de Heer behaagt, Zijn discipelen in paren uit te zenden, wanneer Hij een groot werk te doen heeft. Luther stond naast Melanchton; Calvijn naast Beza, en Oecolampadius naast Zwingli.”GT 815.3

    Oecolampadius werd in 1482 in het vroegere koninkrijk Wurtemburg geboren. Hij was al zeer vroeg met Luthers leer ingenomen, en nadat hij in 1522 naar Bazel beroepen was, begon hij zijn werk als hervormer. De stad was in die tijd het belangrijkste intellektuële centrum in Zwitserland, de zetel van zijn enige universiteit, en de verblijfplaats van de voornaamste boekdrukkers. Aan Oecolampadius werd al spoedig een professoraat aan de universiteit aangeboden, en in 1529 was de Hervorming te Bazel gevestigd. Hier stierf Oecolampadius in 1531.GT 815.4

    Jacques Lefevre.— Lefèvre, een groot geleerde, en een van de eerste Franse hervormers, werd omstreeks 1450 geboren, en stierf in 1536. Lefèvre was professor aan de Universiteit van Parijs, toen hij omstreeks 1507 de Bijbel begon te bestuderen. Hij publiceerde kommentaren over verschillende delen van de Schriften, en in 1521 werd een van zijn werken als ketters veroordeeld. Maar door de gunst van Frans I. en van prinses Margaretha werden de gerechtelike handelingen tegen hem gestaakt. In 1523 werd zijn Franse vertaling van het Nieuwe Testament uitgegeven. Na de slag van Pavia en de gevangenzetting van Frans te Madrid namen de pauseliken de krachtigste stappen tegen de hervormers, en vluchtte Lefèvre, toen vijf en zeventig jaren oud, naar Straatsburg. Kort na de vrijstelling van de koning werd hij teruggeroepen, en na zijn vertaling van het Oude Testament uitgegeven te hebben, trok hij zich terug te Nerac, de verblijfplaats van Margaretha van Navarre, waar hij stierf. Lefèvre had de grondbeginselen van de Hervorming aangenomen, en handhaafde ze in zijn geschriften; toch bleef hij in de Roomse Kerk, hopende dat er een hervorming in de kerk zelf zou plaats hebben. Leerzaam en vredelievend van aard schrikte hij terug voor openlike botsing. Maar zijn gebrek aan moed om de waarheid te belijden veroorzaakte hem bittere wroeging in zijn laatste uren. Met tranen en hartverscheurende zielsangst riep hij uit: “Ik ben verdoemd. Ik heb de waarheid bedekt, die ik had moeten belijden, en waarvoor ik openlik had moeten uitkomen.” Dag en nacht uitte hij deze kreet, maar ontving eindelik genade om zijn last op Christus te werpen, en stierf, vertrouwende op de genade Gods.GT 815.5

    Willem Farel.— Farel, een van de stoutmoedigste pioniers van de Hervorming in Zwitserland en Frankrijk, werd in 1589 in Dauphiné, een provincie in het Oosten van Frankrijk, geboren. Hij was een ijverig en voorspoedig student, en werd professor aan een van de Kolleges van Parijs. De beginselen van de hervormde leer aangenomen hebbende, wijdde hij zich met al de kracht van zijn vurige natuur aan het werk van het evangelie. Genoodzaakt zijnde uit Frankrijk te vluchten, ging hij naar Bazel, en knoopte een warme vriendschap aan met Zwingli en Oecolampadius, die niet anders dan aangetrokken konden worden door zijn geestdrift en zelfopoffering, hoewel ze zijn gemis aan bescheidenheid opmerkten, dat hem somtijds tot onvoorzichtigheid en zelfs roekeloosheid leidde. Maar Erasmus, de politieke en konservatieve geleerde, kon de ruwe hervormer niet verdragen, en door zijn invloed werd Farel genoodzaakt, Bazel te verlaten. Een groot deel van zijn lang en werkzaam leven werd echter in Zwitserland gesleten, in arbeid, die zo uitgebreid als gevaarvol was, en waarvan het gevolg was, dat het hervormde geloof in een aanzienlik deel van dat land gevestigd werd.GT 816.1

    In 1532 ging Farel als afgevaardigde van de hervormers naar de Waldenziese synode in de Angrogna vallei. De Waldenzen hadden altijd grote achting voor hem, en hij oefende een sterke invloed over hen uit. Onder vele wisselvalligheden, gevaren en veel lijden zette hij zijn werkzaamheden voor de Hervorming voort, tot zelfs de dag van zijn dood, in 1565, te Neufchâtel. “Farel was een vurig, impulsief mens; meer een zendeling dan een organiseerder; meer een beeldstormer dan een theoloog.” Beza zegt, dat hij in zijn prediking “uitmuntte door een zekere soort van verhevenheid, zodat niemand zonder beven naar zijn donderen kon luisteren.”GT 816.2

    Johannes Calvijn.— Te Noyen, in Picardië, ongeveer zeventig mijlen ten noordoosten van Parijs, werd Calvijn in 1509 geboren; hij stierf te Génève in 1564. Calvijn gaf al spoedig het Romanisme op, en werd in 1534 genoodzaakt, uit Frankrijk te vluchten. In 1536 gaf hij te Bazel het beroemdste van al zijn werken, “De Instituten van de Christelike godsdienst,” uit. In hetzelfde jaar begon hij zijn werk zaamheden te Génève, alwaar hij bijna zijn gehele verdere leven sleet. Hier werden zijn methoden van bestuur en hervorming strikt nagekomen, daar dit de voorwaarde was, waarop alleen hij er in bewilligde te blijven. Onder zijn bestuur werd onzedelikheid van elke aarde streng onderdrukt. Behalve de vluchtelingen, die uit bijna alle delen van Europa naar Génève stroomden, gingen duizenden studenten daarheen, aangetrokken door de faam van zijn lezingen en die van Besa.GT 816.3

    “Calvijn was van een sobere, stille levensaard. Hij had een klaar verstand, een buitengewoon geheugen, en een flinkheid en onbuigzaamheid van doel, die geen tegenstand overwinnen, geen verscheidenheid van doeleinden verijdelen, geen wisselvalligheden schokken konden. In zijn beginselen was hij ernstig en oprecht.” Enkele daden van onverdraagzaamheid hebben een schaduw geworpen op zijn publieke levensloop, maar in zijn privaat leven was zijn karakter vlekkeloos. Als prediker, schrijver, herder en leider van de Hervorming door geheel Europa, was de omvang van zijn werkzaamheden bijna ongelooflik. Zijn gezondheid was zwak; toch zette hij zijn werk voort tot bijna op de dag van zijn dood. Hij verkoos arm te zijn, weigerde vermeerdering van zijn geringe salaris, en wees geschenken van de hand, behalve om ze aan de armen te geven. Ofschoon dikwels beschuldigd van rijkdommen te vergaderen, liet hij bij zijn dood weinig meer na dan twee en vijftig pond sterling. Op zijn eigen verzoek werd hij zonder enig eerbewijs begraven, en geen monument toont zijn graf aan.GT 817.1

    Menno Simons.— Simons was “een hervormer, wiens apostoliese geest en werkzaamheden tot nog toe niet naar verdienste erkend zijn.” Hij werd in 1492 in Noord-Holland geboren. Hij stierf in 1559 in Holstein.GT 817.2

    In 1536 scheidde Menno zich van de Roomse Kerk af. Zijn verzet tegen de leer van de kinderdoop deed hem van de Lutherse en Hervormde Kerk verschillen. Het was zijn ernstig streven, terwijl hij zich scherp tegen geestdrijverij kantte, in de kerk de zuiverheid en eenvoud van de apostoliese dagen te herstellen; een persoonlike bekentenis van geloof in Christus werd verlangd als een vereiste voor de doop, en reinheid van leven was een voorwaarde voor lidmaatschap.GT 817.3

    Hans Tausen.— Tausen, geboren in Denemarken, in 1491; overleden in 1561. In 1524 begon hij de hervormde leerstellingen te prediken. Hij was de eerste prediker van de Hervorming in Denemarken, en was, met Bugenhagen, het voornaamste middel tot de vestiging ervan in dat land.GT 817.4

    Olaf en Laurentius Petri.— Olaf en Laurentius Petri werden te Orebro in Zweden geboren, eerstgenoemde in 1497, laatstgenoemde in 1499. Olaf stierf te Stockholm in 1552, Laurentius te Upsala in 1573. Zij waren hoofdzakelik het middel tot de vestiging van de Hervorming in Zweden, onder bescherming van Koning Gustavus Vasa.GT 817.5

    William Tyndale.— Tyndale, een van de voornaamste Engelse hervormers van de zestiende eeuw, werd ongeveer 1481 geboren. Spoedig nadat hij het hervormde geloof aangenomen had, vormdo hij het plan, de Schriften in de Engelse taal over te zetten, en werd genoodzaakt naar het vasteland te vluchten om aan de vervolging te ontkomen. Het Nieuwe Testament werd in 1625 te Keulen en Worms gedrukt. Zijn verdere geschiedenis is in duisternis gehuld. Hij hield zich bezig met de vertaling en het drukken van het Oude Testament, en de uitgave van verschillende werken, die over de hervormde leerstellingen Handelden. Om te ontkomen aan de boodschappers van de Engelse koning en de geesteliken, zette hij zijn werk in het geheim voort, en verborg hij zijn schuilplaatsen z— zorgvuldig, dat die zelfs nu nog onbekend zijn. In 1534 waagde hij het, zich te Antwerpen te vestigen, waar hij gevat werd. Op het kasteel te Vilvorden, een paar mijlen van Brussel, werd hij geworgd en verbrand, op 6 Oktober 1536. Er kan niet bewezen worden, dat Hendrik VIII. iets direkts te doen han met zijn ter dood brenging, maar hij deed geen poging om hem te redden. Het laatste gebed van de martelaar was: “Heer, open de ogen van de koning van Engeland.”GT 817.6

    De waarde van Tyndale’s werkzaamheden als vertaler van de Schriften en bevorderaar van de Hervorming in Engeland, is nooit op de rechte prijs gesteld. De miljoenen, die in alle delen van de aarde de zegeningen van de Engelse Bijbel genieten, zijn hem grote dank verschuldigd, want de geautoriseerde vertaling is op de zijne gegrond. In zijn eigen tijd vormden zijh leringen de inzichten van velen van de leiders van de Engelse Hervorming, die ook hun getuigenis met hun bloed bezegelden.GT 818.1

    Hugh Latimer.— Latimer, somtijds de “John Knox van Engeland” genoemd, werd ongeveer 1470 geboren. Zijn vader was een eenvoudige vrij pachter, “die,” naar Latimer zegt, “zijn kinderen in vroomheid en godsvrucht grootbracht.” Latimer werd te Cambridge opgevoed, en was een ijverig pausgezinde, maar door de bemoeiingen van de martelaar Bilney nam hij de leerstellingen van de Hervorming aan. Zijn onbeschroomde voorstelling van de waarheid verwierf hem de gunst van Hendrik VIII., die hem tot bisschop van Worcester aanstelde; maar na de aanneming van de “bloody act of six articles,” die een geloof in transsubstantiatie, benevens andere paapse dwalingen, verplichtend maakte, legde Latimer zijn post neder. Hij werd later gevat, en zes jaren lang in de “Tower” gevangen gehouden. In vrijheid gesteld bij de troonsbeklimming van Eduard VI., werd hem zijn bisdom aangeboden, maar hij wees de eer vastberaden van de hand, en ging voort, de ondeugden van zijn tijd getrouw te bestraffen. Toen Maria op de troon kwam, werd hij weer in de “Tower” geworpen. Ofschoon hij nu tachtig jaren oud was, toonde men geen ontzag voor zijn hoge ouderdom. Hij handhaafde standvastig zijn geloof, en werd in 1555 te Oxford verbrand. Latimer was geen man van grote geleerdheid; zijn taal was eenvoudig; maar hij was moedig, eerlik en vol toewijding, en een bestraffer van de zonde zowel in voornamen als in geringen.GT 818.2

    Nicholas Ridley.— Ridley, een Engelse bisschop en martelaar, vermaard om zijn geleerdheid en vroomheid, werd omstreeks 1500 geboren. Hij studeerde te Cambridge, alsook aan de beroemdste universiteiten van Frankrijk en de Nederlanden. Door de gunst van Cranmer werd hij tot kapelaan van Koning Hendrik aangesteld, en onder de regering van Eduard werd hij bisschop van Londen. Na de troonsbeklimming van Maria werd hij, tezamen met Latimer, in 1555 op de brandstapel verbrand. Daar hem geweigerd werd te spreken, tenzij hij herriep, zei hij: “Zolang er adem in mijn lichaam is, zal ik nooit mijn Heer Christus en Zijn bekende waarheid verloochenen. Gods wil worde in mij volbracht. ”GT 818.3

    In zijn privaat leven werd bisschop Ridley genoemd “een voorbeeld van godsvrucht, eenvoud, matigheid en regel. ” Fox spreekt van hem als “een man, versierd met uitstekende eigenschappen, . . . van God geleerd, en nu ongetwijfeld in het boek des levens ingeschreven. ”GT 819.1

    John Knox.— Knox, de hervormer van Schotland, werd in 1505 geboren. Hij werd opgevoed aan de Universiteit van Glasgow, en tot Katholiek priester geordend. De geschriften van Jérome en Augustinus, en de invloed van de martelaar Wishart bevrijdden hem van de banden van Rome, en hij werd een prediker van het evangelie. Toen het kasteel van St. Andrews door de Fransen ingenomen werd, werd Knox gevangen genomen, en naar Rouaan gebracht zijnde, diende hij negentien maanden als een galeislaaf. Bij zijn vrijlating maakte de staat van zaken in Schotland zijn terugkeer onmogelik, en bracht hij enige tijd in Engeland door, dienst doende als kapelaan voor Eduard VI. Toen Maria op de troon kwam, ging hij naar Frankrijk en Génève, en werd op elk van deze plaatsen herder van de Engelse bannelingen. Hij was zeer geacht door Calvijn, wiens leerstellingen hij voorstond. Toen hij in 1559 naar Schotland terugkeerde, werd hij door de invloed van de Roomsen vogelvrij en tot rebel verklaard, maar desniettegenstaande zette hij zijn werkzaamheden voort, en nam aandeel aan de vestiging van de Hervorming in dat land, tot zijn dood in 1572.GT 819.2

    John Bunyan.— Bunyan, zo algemeen bekend als de schrijver van “Des Pelgrims reize naar de eeuwigheid,” werd in 1682 in Engeland geboren. Hij was de zoon van een blikslager van Elstow, en werd in het handwerk van zijn vader opgeleid. Hij leerde echter enige van de gewone beginselen van onderwijs, en, ofschoon weinig godsdienstig gezind, stond hij in zedelikheid ver boven de meesten van zijn klasse. Hij diende voor een tijd in het parlementsleger, en hier werd een van zijn kameraden, terwijl hij op zijn post was, gedood. Bunyan gevoelde, dat er een Goddelike hand tussenbeide gekomen was om zijn leven te redden, en daardoor werd hij ertoe geleid, zijn aandacht aan godsdienstige dingen te schenken. Na een lange en zware strijd vond hij vrede in Christus. Hij voegde zich bij de Baptisten, ontving van hen vrijheid tot prediken, en werd na enige tijd een van hun beste leraren.GT 819.3

    In 1660 werd Bunyan onder de onderdrukkende maatregelen, die er bij de “Restoratie” genomen werden, in de Bedfordse gevangenis geworpen, waar hij twaalf jaren bleef. Tot onderhoud van zijn gezin begon hij garen schoenveters met nestels te maken; maar hij weigerde volstandig òf om zijn geloof op te geven, òf door list uit zijn gevangenis te ontsnappen, hetgeen hij gemakkelik had kunnen doen. Hem werd de vrijheid aangeboden, als hij het prediken wilde opgeven, en gezegd, dat, als hij volhardde in het tegenstaan van de wet, hij tot verbanning veroordeeld zou worden, en ter dood, zo hij naar Engeland terugkeerde. Zijn antwoord was: “Als ge er mij vandaag uitlaat, preek ik morgen weer.” Maar het doel van zijn vervolgers werd verijdeld, want “De Pelgrimsreize, ” die hij in zijn gevangenis schreef, heeft de heilswaarheden geleerd, waar de Engelse taal ook maar gesproken wordt, en is in elke taal van de Christenheid vertaald. Het is een van de geliefkoosde boeken, dat na de Bijbel door de zendeling, die tot de heidenen gaat, voor zijn bekeerlingen vertaald wordt.GT 819.4

    Na zijn vrijlating predikte Bunyan met grote ijver en goed gevolg, en verkreeg do bijnaam van “Bisschop Bunyan.” De Bijbel was zijn gedurige metgezel, de bron van zijn wijsheid, en de bezieling van zijn genie. Zelfopoffering om der waarheid wil en voor het welzijn van anderen was zijn levensregel. Hij. stierf op zestigjarige ouderdom ten gevolge van blootstelling aan een onweer, terwijl hij terugkeerde van een goedgeslaagde poging om een vader met zijn zoon te verzoenen. Er zijn weinig meer opvallende voorbeelden van do opvoedende, hervormende kracht van de Heilige Schriften op het verstand en hart beide, dan dat ons gegeven wordt in de geschiedenis van John Bunyan.GT 820.1

    John Wesley.— Wesley, de stichter van het Methodisme, werd in 1703 te Epworth in Engeland geboren. Zijn vader was predikant van do Engelse Kerk. Zijn moeder, van wie hij zijn opvoeding en opleiding kreeg, was een vrouw van groot verstand en innige vroomheid, flink maar wijs in tucht, en een bekwame onderwijzeres. Hij studeerde te Oxford, en verkreeg een grote naam voor geleerdheid. Het was hier dat de beroemde “Heilige Club” gevormd werd, waarin John en Charles Wesley, Whitefield en anderen zich verenigden voor godsdienstoefeningen, het verzorgen van zieken en armen, het bezoeken van de gevangenissen, enz.GT 820.2

    In 1725 werd Wesley tot het predikambt geordend. Toen het plan gemaakt werd voor een zending naar Georgia voor de bekering van de Indianen, en er gevraagd werd om “een predikant, gewoon aan verzaking van de versierselen en gemakken van het leven, aan strenge levenswijze en ernstige gedachten,” bood Wesley zich aan. Hij bleef twee jaren in de Kolonie, maar had geen gelegenheid om het doel van zijn zending te volbrengen. In 1738 keerde hij naar Engeland terug, nam het volgende jaar de leer van do rechtvaardiging door het geloof ten volle aan, en begon die te prediken. Hij wijdde zich hoofdzakelik aan het werk van het evangelie onder de arme en verwaarloosde klassen. Daar hij de kerken gesloten vond, nam hij eindelik de toevlucht tot prediken in do open lucht. “Ik kon mij nauweliks verzoenen,” zei hij, “met deze vreemde wijze van in het veld te prediken . . . daar ik mijn leven lang (tot zeer onlangs) zozeer vasthoudend geweest ben op elk punt betreffende gepastheid en regel, dat ik de redding van zielen bijna een zonde geacht zou hebben, als die niet in een kerk gedaan was.” Tot aan zijn dood in 1791 zette hij zijn werkzaamheden in Engeland, Schotland en Ierland voort. Gedurende zijn leven reisde hij ongeveer twee honderd vijftig duizend mijlen, en predikte veertig duizend preken, behalve nog het overzicht over al zijn kerken en gemeenten, een ontzaglike korrespondentie, en het bezorgen van zijn vele geschriften.GT 820.3

    George Whitefield.— Whitefield, een van de beroemde evangelisten van de nieuwere tijd, was geboortig uit Gloucester in Engeland. Opgevoed te Oxford, en een lid van de Methodisten Klub, was hij de eerste van hen, die getuigenis van bekering aflegde. Hij werd in 1736 geordend, en arbeidde voornamelik tot welzijn van de menigten, die niet bereikt werden door de gewone bediening van de kerk. Hij bezocht Amerika zevenmaal, en predikte in al de grote steden. Ook arbeidde hij zeer veel in Engeland, Schotland en Ierland, en bracht een bezoek aan Holland. Whitefield verschilde van Wesley met betrekking tot de leer van de uitverkiezing, en de verwijdering, die daardoor ontstond, leidde tot de twee takken, Calvinistiese en Wesleyaanse Methodisten. Hij stierf in 1770, in de ouderdom van zes en vijftig jaren, terwijl hij zich aan het klaarmaken was voor een zevende zendingsreis door de Verenigde Staten.GT 821.1

    De kracht van Whitefields prediking werd door alle klassen erkend; scharen stroomden tezamen om hem te horen, en uitgebreide opwekkingen volgden op zijn werkzaamheden. Niet zelden predikte hij drie of vier-maal per dag. De dag vor zijn dood sprak hij te Exeter, Mass., waar hij twee uren lang een groot gehoor boeide. Hij ging naar Newberyport met het doel .om daar de volgende dag te preken. Toen hij ‘s avonds naar zijn kamer ging, en de mensen in het voorportaal beneden verzameld zag, sprak hij hen van de trap toe, tot zijn kaars in de kandelaar uitgebrand was. De volgende morgen was hij dood.GT 821.2

    John Robinson.— Robinson, de Pelgrimherder, werd in 1575 in Engeland geboren. Hij studeerde te Cambridge, en werd predikant van do Staatskerk; maar gevoelende dat de geestelike oppermacht, die aan de koning toegekend was, tegen de leer van Christus was, besloot hij zich af te scheiden. Het besluit was pijnlik, en erop doelende zegt hij: “Was de waarheid niet in mijn hart geweest, ‘als een brandend vuur in mijn beenderen,’ ik zou nooit die banden verbroken hebben, . . . maar zou het licht Gods door de duisternis van andere mensen in mijn eigen ondankbaar hart hebben laten uitdoven. ” Robinson was onder de vluchtelingen, die een toevluchtsoord in Holland vonden en werd de herder van de Pelgrim gemeente te Leiden, waar hij in hoge achting stond beide om zijn vroomheid en geleerdheid. Toen de Pelgrims besloten, een woonplaats in Amerika te zoeken, werd het nodig gevonden, de gemeente te verdelen, en daar de meerderheid te Leiden bleef, om hun broederen op een latere tijd te volgen, maakten ze aanspraak op de bediening van hun voorganger. Maar Robinson zou zijn kudde niet naar de Nieuwe Wereld vergezellen. Hij stierf te Leiden in 1625. Zijn gezin voegde zich later bij de vluchtelingen, en zijn nakomelingen waren onder de Kolonisten van Nieuw-Engeland.GT 821.3

    Robinsons karakter is te lezen in zijn afscheidswoord aan de Pelgrims. Hij was een van de weinige mannen, die in alle eeuwen de hoop van de hervorming geweest zijn — mannen die in plaats van hun geloof te gronden op de geloofsartikelen of de leer van de kerk, alleen bouwen willen op het eeuwige fondament van het woord van God.GT 821.4

    Roger Williams.— Williams, bij uitstek de voorstander van godsdienstvrijheid, was afkomstig uit Wallis, geboren omstreeks 1600. Hij stierf te Rhode Island, in 1683. Williams werd geordend in de kerk van Engeland; maar spoedig, naar hij zegt: “werd zijn geweten overtuigd tegen de nationale kerk en ceremonieën en bisschoppen. ” Hij ging naar Amerika in 1631, maar, te radikaal en rondborstig zijnde zelfs voor de Puriteinse kolonieën, werd hij tot verbanning veroordeeld. Een van de bepalingen, door die wetgevers uitgevaardigd, was: “Indien enig persoon of enige personen binnen dit rechtsgebied . . . hun (van de magistraten) wettig recht of gezag zal of zullen ontkennen . . . om de uiterlike overtreding van de eerste tafel (van de tien geboden) te straffen . . . zal ieder zodanig persoon of zullen alle zodanige personen tot verbanning veroordeeld worden.” Daar Williams het rechterlike gezag van de magistraten in godsdienstige zaken rondweg ontkende, werd hij veroordeeld.GT 822.1

    Hij was beschuldigd van denkwijzen te verspreiden, die gevaarlik waren voor de vrede en de orde van de republiek; maar nadat hij naar Rhode Island gegaan was, stichtte hij een maatschappij, waarin volkomen godsdienstvrijheid heerste, en waar deze zelfde leringen vrij toegestaan werden; toch waren het leven, het eigendom en het burgerlike bestuur hier even zeker als in Massachusetts. Aldus werd aangetoond, dat Williams’ leringen met gevaarlik waren voor de vrede en de orde van de staat; dat de beschuldigingen, tegen hem ingebracht, ongegrond waren, en dat zijn verbanning uit Massachusetts onrechtvaardig was.GT 822.2

    Williams karakter als man en als Christen was onbesproken. Zelfs zijn bitterste tegenstanders spraken van hem persoonlik in termen van hoge achting. Hij was een biezonder vriend van de Indianen. Hij leerde hun taal, respekteerde en verdedigde hun recht op hun landerijen, en, toen de Kolonie van Massachusetts en andere blanke nederzettingen bedreigd werden door Indiaanse vijandelikheden, was hij in staat, door zijn bekendheid en vriendschap met voorname opperhoofden, om de dreigende gevaren af te wenden. ” Het was op deze wijze, dat Williams de onrechtvaardigheid, die hem aangedaan was, vergold.”GT 822.3

    William Miller.— Miller, de welbekende uitlegger van de profetieën, werd geboren te Pittsfield, Mass., in 1782. Gedurende het grootste deel van zijn leven echter was zijn tehuis te Low Hampton, Nieuw York, waar hij. in 1849 stierf. Als zoon van een officier in het leger van de Revolutie, diende de heer Miller zelf in de oorlog van 1812, een aanstelling hebbende als kapitein in het staande leger. Hij had deïstiese gevoelens ingezogen, vor hij in het leger gegaan was, maar zijn rechtschapenheid van karakter maakte de losbandigheid van het kamp z— hinderlik voor hem, dat hij na afloop van de oorlog blij was, het militaire leven vaarwel te zeggen.GT 822.4

    Het feit, dat deïsme een toekomstig bestaan ontkent, maakte dat hij niet van ganser harte die leer toegedaan kon zijn, al nam hij ook de Schriften niet als ingegeven aan. Toen hij echter de Bijbel begon te beschouwen als zijn eigen verklaarder, in plaats van de aangenomen theologiese lering als de verklaarder van do openbaring aan te nemen, werden al zijn moeilikheden weggevaagd. Van het jaar 1818, toen hij tot de overtuiging kwam, dat de persoonlike komst van Christus nabij was, ging hij dertien jaren door, dit onderwerp met gebed te onderzoeken, en sprak slechts privaat over zijn inzichten. In 1831 begon hij ze in het publiek bloot te leggen, en hield tussen dat jaar en 1844 vier duizend lezingen in vijf honderd verschillende steden. Ongeveer twee honderd predikanten namen zijn inzichten aan, en vijf honderd publieke redenaars begonnen ze te verspreiden. Op bijna duizend plaatsen weerden er gemeenten van gelovigen gesticht, die omtrent vijftig duizend personen vertegenwoordigden. Onder de werkzaamheden van de heer Miller alleen werden er niet minder dan zes duizend zielen tot Christus bekeerd, en het aantal was waarschijnlik veel groter. Van de bekeerlingen waren er ruim zeven honderd erkende ongelovigen, vor ze de samenkomsten bij woonden.GT 822.5

    Ofschoon hij zich vergist had, wat de juiste tijd van de wederkomst aangaat, bleef zijn geloof onveranderd betreffende de wijze en nabijheid van de komst van de Zaligmaker. In 1845 schreef hij: “Ik heb eerlik de tegenwerpingen overwogen, die tegen deze inzichten aangevoerd worden; maar ik heb geen argumenten gezien, uit de Schrift geput, welke mijns inziens mijn positie onhoudbaar maken. Ik kan me dus, volgens mijn geweten, niet onthouden van naar mijn Heer uit te zien, noch ook mijn medemensen, naar de gelegenheid zich voordoet, te vermanen, om voorbereid te zijn op die grote gebeurtenis.” Toch gevoelde hij, dat zijn eigen werk bijna ten einde was. “Ik zal aan mijn jongere broederen,” zei hij, “de taak overgeven om voor do waarheid te strijden. Vele jaren heb ik alleen gearbeid; God heeft nu dezulken opgewekt, die mijn plaats zullen innemen.” Hij bleef echter nu en dan prediken, wanneer de toenemende ouderdomskwalen het hem toelieten; en hij stierf in het volle geloof aan de leerstellingen, die hij had verkondigd.GT 823.1

    Joseph Wolff.— Wolff, de beroemde Hebreeuwse zendeling en reiziger, werd in 1795 in Beieren geboren. “Begaafd met een bijna onovertroffen aanleg voor talen, een vlug waarnemingsvermogen, levendig temperament, en grote voorzichtigheid, werd hij op zeer jeugdige leeftijd bekend met de meest uitstekende mannen in verschillende landen van Europa. In 1812 werd hij te Praag door een Benediktijner monnik gedoopt. Te Rome, waarheen hij ging om tot zendeling opgeleid te worden, wijdde hij zich aan de studie van de Oosterse talen, met het doel om het evangelie aan Joden en Mohammedanen te brengen. Hij deelde in de gunst van de mannen van aanzien, ook van Paus Pius VII.; maar de vrije inzichten, die hij bij verschillende gelegenheden uitsprak, maakten hem verdacht in de ogen van de Inkwisitie, en hij moest het kollege en de eeuwige stad verlaten. In Engeland vond hij spoedig vrienden. De stichters van de Londense Vereniging voor de Joden, zijn biezondere geschiktheid voor zendingwerk ziende, bewerkten zijn op- name aan de Universiteit van Cambridge, waar hij zijn Oosterse studieën voortzette.GT 823.2

    “Gedurende zijn avontuurlik leven als reiziger,— in Europa, Azië, Amerika en een deel van Afrika,— raakte hij bekend met koningen en prinsen, zowel als met de meest geleerde mannen in allerlei geestelike betrekkingen. In de grootste gevaren toonde hij een onverschrokken moed en grote tegenwoordigheid van geest. Hij preekte overal,— nu eens in deze taal, dan weer in een andere; en waar hij ook ging, wist hij de aanzienlikste mannen en vrouwen voor zijn zending belang in te boezemen. ” Uitgeput door zijn werkzaamheden en de ontberingen van zijn lange reizen, sleet hij zijn laatste jaren als rector van een Engelse parochie op het platteland, waar hij in 1862 stierf.GT 824.1

    John Albert Bengel.— Bengel werd in 1687 in Wurtemburg geboren, en stierf in 1751. Hij wordt algemeen beschouwd als een man van krities oordeel, van uitgebreide geleerdheid en echte vroomheid. Hij was de schrijver van verschillende bijbelse werken van grote waarde, beoordelend zowel als verklarend, die nog steeds een deel vormen van de schatten van hen, die een studie van de Bijbel maken. Bengels regel in schriftverklaring was, niets in de Schriften te zetten, maar er alles uit te trekken, en niets verborgen te laten blijven, dat er waarlik in is.GT 824.2

    Louis Gaussen.— Gaussen, geboren in 1790, was afkomstig van Génève, en predikant van de Hervormde Kerk. Hij was bekend door geheel Zwitserland als een ernstig voorstander van een evangelies Christendom, en werkte in verband met Dr. Merle d’ Aubigné en anderen, om een geloof volgens de Schriften in de plaats te stellen van de rationalistiese filosofie, waarvan Génève doordrongen was. Hij ontmoette sterke tegenstand, en werd eindelik door het Konsistorie geschorst. In 1834 werd hij tot professor in de theologie aan de nieuw gestichte evangeliese school te Génève aangesteld, en werd de schrijver van verscheidene werken over de Schriften. Hij stierf in 1863.GT 824.3

    Pius IX. Onfeilbaarheids-Verklaring.— Uit het blaadje van de heer Gladstone, “De Dekreten van het Vatikaan,” nemen we in verkorte vorm het volgende verhaal over van de afkondiging van het dekreet van de onfeilbaarheid van Paus Pius IX. “De zitting van de Vatikaan Raad werd onder het geluid van ontelbare klokken en het gedonder van de kanonnen van St. Angelo op 8 Desember 1869 in het Basilica van het Vatikaan plechtig geopend. In de vierde publieke zitting, 18 Julie 1870, werd het dekreet van de pauselike onfeilbaarheid afgekondigd. Dit dekreet maakt met alleen aanspraak op de macht van de Roomse paus over al de andere kerken, maar kent hem ‘een onmiddellike rechtspleging toe, waaraan alle Katholieken, beiden leraars en volk, gebonden zijn zich te onderwerpen in zaken niet alleen van geloof en zeden, maar zelfs van tucht en regering.” Het verklaart, dat de paus, “wanneer hij in zijn officiële bevoegdheid tot de Christelike wereld spreekt over zaken betreffende geloof en zeden, onfeilbaar is,” en dat zijn besluiten finaal en onherroepelik zijn.GT 824.4

    Deze kroningsdaad van de pauselike godslastering werd spoedig gevolgd door de val van de wereldlike heerschappij van de paus.GT 824.5

    Op de tweede September 1870, zes weken na de tijd, waarop het dekreet van de onfeilbaarheid geproklameerd was, “ging het Franse rijk, dat de voornaamste steun was geweest van de wereldlike macht van de paus, te gronde met de overgave van Napoleon III., bij de oude Hugenoten vesting van Sedan, aan de Protestantse koning Willem van Pruisen; en op de twintigste September namen de Italiaanse troepen, in de naam van Koning Victor Emanuël bezit van Rome als de toekomstige hoofdstad van het verenigde Italië.” Na de dag, waarop Pius IX. voor het volk van Rome verscheen bij de afkondiging van zijn onfeilbaarheid, werd hij nooit weer in het publiek gezien. Ontdaan van zijn wereldlike macht, en onwillig, zich een onderdaan te verklaren van de nationale overheid, bleef de trotse bisschop van Rome tot zijn dood in 1878 een eigenwillige gevangene in het paleis van het Vatikaan.GT 825.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents