Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Hoofdstuk 1—ALGEMEENE GRONDBEGINSELEN.

    „Wonderbaarlijk” naar zijne organisatie en uiterlijke gestalte kwam de mensch uit de hand van Zijnen Schepper voort. En waar hij sedert meer dan zesduizend jaar den steeds wassenden last der ziekte en van het kwaad weerstand heeft geboden, is dit een duidelijk bewijs, hoeveel hij, tengevolge zijner heerlijke schepping, kan verdragen. Ofschoon de menschen, die voor den Zondvloed leefden, zich over het algemeen geheel aan de zonde overgaven, zoo duurde het toch meer dan tweeduizend jaren, eer de schending der natuurwetten aan hen te bemerken was.CG 9.1

    Wanneer Adam niet meer lichamelijke kracht had bezeten, dan de menschen heden ten dage, dan was het menschelijk geslacht reeds lang uitgestorven. Van af den Zondvloed is de menschheid van geslacht op geslacht steeds dieper gezonken, zwakker geworden en ziekten hebben zich van de ouders op de kinderen overgeplant. Zelfs de zuigelingen in de wieg hebben te lijden door de zonde hunner ouders.CG 9.2

    Mozes de eerste geschiedschrijver, geeft ons eene vrij uitvoerige beschrijving van het maatschappelijke enfamilieleven in den vroegeren tijd, maar nergens lezen wij, dat een kind blind, doof, verminkt of idioot geboren werd. Ook wordt ons geen melding gemaakt van eenen natuurlijken dood van een zuigeling, kind of jongeling. Het geslachts-register in Genesis luidt als volgt: „En zoo waren alle de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaar en dertig jaar, en hij stierf.” „En zoo waren alle de dagen van Seth negenhonderd en twaalf jaar en hij stierf.” Genesis 5:5, 8. Van anderen staat er geschreven „Abraham gaf den geest, en stierf in goeden ouderdom, oud en des levens zat.” Genesis 25: 8. Het was zulk eene ongewone gebeurtenis, als een zoon voor zijnen vader stierf, dat men het vermeldenswaardig vond: „Haran stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah.” Genesis 11: 28. De aartsvaders van Adam tot Noach leefden op enkele uitzonderingen na bijna duizend jaar; van af dien tijd is de gemiddelde leeftijd gestadig afgenomen.CG 9.3

    Reeds bij de eerste komst van Christus was de menschheid zoo zeer ontaard, dat niet alleen de ouden, maar zelfs die van middelbaren leeftijd en de jeugd uit iedere stad tot den Heiland gebracht werden, opdat Hij ze van hunne krankheden genezen zoude. Velen zuchtten onder den druk van eene onbeschrijfelijke ellende.CG 10.1

    De schending der natuurwetten, waarop slechts lijden en vroegtijdigen dood kan volgen, heeft zoodanig de overhand genomen, dat men de gevolgen als een den mensch toegedacht lot beschouwt; maar God heeft nooit den mensch zoo zwak geschapen. Dat de toestanden zoo zijn, is niet het werk van de Voorzienigheid Gods, maar de schuld der menschen, en slechte gewoonten zijn de oorzaken. De mensch overtrad de geboden, die God hem gaf, om zijn bestaan te behouden.CG 10.2

    Bij voortduring de natuurwetten te overtreden, is slechts eene voortdurende overtreding der Goddelijke geboden. Hadden de menschen steeds naar de tien geboden geluisterd, en hadden zij de grondbeginselen daarvan in hun leven uitgeleefd, zoo zou de vloek der krankheid, onder welke thans de geheele wereld zucht, niet bestaan.CG 11.1

    „Weet gij niet, dat ulieder lichaam een Tempel is van den Heiligen Geest Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? Want gij zijt duur gekocht: zoo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uwen geest, welke Godes zijn.” 1 Cor. 6: 19 20.CG 11.2

    Wanneer iemand een leven leidt, dat onnoodig zijne krachten verteert, en zijn verstand verduistert, zoo zondigt hij tegen God, hij prijst God niet in zijn lichaam en in zijnen geest, welke Godes zijn.CG 11.3

    Maar niettegenstaande de mensch God hierdoor beleedigd heeft, blijft God den mensch toch liefhebben. Hij laat het licht schijnen, opdat de menschen kunnen inzien, dat zij de natuurwetten, die hun bestaan beheerschen, moeten gehoorzamen, om een volmaakt leven te leiden. Hoe noodzakelijk is het daarom, dat de mensch in dit licht wandelt, door al zijne lichamelijke en geestelijke krachten te gebruiken, om God te verheerlijken.CG 11.4

    Wij leven in eene wereld, die de gerechtigheid, reinheid van karakter en den bij zonderen wasdom in de genade vijandig is. Waarheen wij ook onze oogen wenden, overall vinden wij bevlekking, verdorvenheid, ontaarding en zonde. Hoezeer is dit echter in tegen- stelling met het Werk, dat in ons geschieden moet, eer wij de gave der onsterfelijkheid kunnen deelachtig worden! Gods uitsverkorenen moeten in den laatsten dag vlekkeloos uit al de verdorvenheden, die hen omringen, te voorschijn treden. Hun lichaam moet heilig en hun geest rein zijn. Wanneer echter dit Werk volbracht zal worden, dan moet het voortaan met ernst en verstand geschieden. De Heilige Geest moet volkomen heerschappij over ons hebben en op iedere daad invloed uitoefenen.CG 11.5

    Tot het groote Werk, dat een volk op de komst van den Heere zal voorbereiden, behoort ook de gezondheidshervorming. Zij is zoo nauw met des derden Engelsboodschap verbonden, als de hand met het lichaam. De wet der tien geboden is door de menschen over-treden, maar de Heere wil de overtreders van die geboden niet eerder bestraffen, voor Hij hen nog eene waarschuwing gezonden heeft. Wanneer mannen en vrouwen zich door eenen bedorven eetlust of geprikkelden hartstocht laten beheerschen, overtreden zij niet alleen de natuurwet, maar bovenal het gebod Gods. Daarom leert ons God, hoe wij onze gezondheid bewaren en verzorgen kunnen, opdat wij inzien, hoe zondig het is, als wij de wetten, die Hij in onze natuur ge-legd heeft, overtreden. Onze Hemelsche Vader ziet den beklagenswaardigen toestand van de menschen, die, schoon velen het onwetend doen, in strijd handelen met de grondregelen van eene gezonde levenswijze. En uit liefde en medelijden tot de menschheid leert Hij ons, hoe wij onze gezondheid kunnen bewaren. Hij maakt Zijn gebod en de straf openbaar, opdat allen mogen inzien, wat tot hun heil is. Hij verkondigt Zijne wet zoo duidelijk en maakt haar zoodanig openbaar, dat zij als eene stad is, die op eenen berg ligt. Alle met verstand begaafde wezens kunnen het begrijpen, wanneer zij het slechts willen, en zij zelf zijn daarvoor verantwoordelijk. De natuurwet duidelijk te maken en op gehoorzaamheid aantedringen, is een werk, dat met des derden Engelsboodschap hand aan hand gaat. Niet langer verontschuldigt onwetendheid de overtreding der wet Het Licht is helder en niemand behoeft daarom in het duister te blijven, want de Almachtige God is zelf de Leermeester van den mensch. Allen zijn door de heiligste verplichtingen gebonden, het Hemelsche Licht en de waardevolle lessen die God hen ten opzichto van het behoud van hunne gezondheid geeft, gehoor te schenken. God verlangt dat het licht den mensch medegedeeld en hij aangespoord worde dat te onderzoeken, want het is onmogelijk dat mannen en vrouwen, die zich in de macht der zonde bevinden en aan de gezondheid schadende, zenuwverzwakkende gewoonten toegeven, deze heilige waarheid kunnen waardeeren. Wie zich laat onderwijsen, met betrekking tot de werkingen, welke zondige bevredigingen op zijne gezondheid hebben, en zich aan deze hervorming onderwerpt, al is het ook slechts om zelfzuchtige redenen, die kan misschien hierdoor in zulk een gemoedstoestand komen, dat de waarheid van God zijn hart kan bereiken. En aan den anderen kant zijn degenen, die de bijbelsche waarheid reeds hebben ontvangen, in zulk een toestand, dat hun ge-weten door de gezondheidsvraag kan worden wakker geschud. Zij zien en voelen de noodzakelijkheid zich van verkeerde levenswijzen en overheerschende ge- woonten, die zij zoo lang gevolgd hebben, los te maken. Er zijn vele menschen, die de waarheid van God ontvangen willen, daar zij door de duidelijkste bewijzen overtuigd zijn, maar de vleeschelijke lusten, die bevrediging verlangen, beheerschen het verstand, en de waarheid wordt verworpen, daar deze met hunne lusten in tegenspraak is. Sommige gemoederen zijn zoo diep gezonken, dat God niet eens voor of met hen werken kan. De richting van hunne gedachten moet gewijzigd en de geestelijke aandoeningen opgewekt worden, eer zij de bedoelingen van God kunnen waarnemen. De Apostel Paulus vermaant de gemeente als volgt: „Ik bidde U dan, broeders! door de ontfermingen Gods, dat gij uwe lichamen stelt tot eene levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uwe redelijke godsdienst.” Zondige bevrediging bevlekt de lichamen en maakt de menschen tot aanbidding in Geest en waarheid ongeschikt. Wie naar het Licht, dat God hem ten opzichte van de onderhouding van zijne gezondheid gegeven heeft, wandelt, vindt daarin eenen grooten steun, om door de waarheid geheiligd en voor de onsterfelijkheid voorbereid te worden. Wie echter het Licht verwerpt en de natuurwetten ongehoorzaam is, die moet de straf lijden; zijne geestelijke krachten worden verdoofd, en hoe kan hij ooit tot volkomen heiligmaking in de vreeze Gods komen?CG 12.1

    De menschen hebben het lichaam, dat een Tempel des Heiligen Geestes zou zijn, verontreinigd en God roept hen toe, uit hunnen slaap wakker te worden en alle krachten aan te wenden, om hunne, van God ontvangen manlijkheid, terug te krijgen. Slechts de Genade Gods kan het hart terug brengen en bekeeren, slechts van Hem kunnen de slaven der gewoonte kracht bekomen, om de ketenen los te maken waarmede zij gebonden zijn. Het is den mensch onmogelijk zijn lichaam God tot een levend, heilig en welgevallig offer te geven, terwijl hij zich nog door gewoonten laat beheerschen, die hem van de natuurlijke, geestelijke en zedelijke kracht berooven. Wederom zegt de Apostel: „en wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.” Rom. 12: 2.CG 14.1

    Toen Jezus op den Olijfberg zat, leerde Hij Zijnen discipelen aangaande de teekenen, die Zijne verschijning zouden voorafgaan: „En gelijk de dagen van Noach waren, alzóó zal ook zijn de toekomst van den Zoon des menschen. Want gelijk zij waren in de dagen vóór den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot den dag toe op welken Noach in de Ark ging, en bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam: alzóó zal ook zijn de toekomst van den Zoon des menschen.” Matth. 24: 37—39.CG 15.1

    Dezelfde zonden, die in de dagen van Noach Gods oordeelen noodzakelijk maakten, worden ook hedentendage bedreven. Mannen en vrouwen geven zich zoo over aan eeten drinklust, dat de gevolgen ten slotte brasserij en dronkenschap zijn. Deze zonde, welke steeds meer de overhand krijgt, n. l. de bevrediging van een bedorven smaak, beheerschte als hartstocht de menschen in de dagen van Noach, en was oorzaak van een groot verderf. Geweld en zonde schreeuwden tot in den hemel. Deze zedelijke verdorvenheid werd eindelijk door den Zondvloed van de aarde verdelgd. Dezelfde zonden, de brasserij en de dronkenschap verstompten de zinnen van de inwoners van Sodom, zoodat de zonde de vreugde van de mannen en de vrouwen in die goddelooze stad scheen te zijn. Christus waarschuwt nu de wereld: „Desgelijks ook gelijk het geschiedde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten en verkochten, zij plantten, zij bouwden, maar op den dag op welken Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel van den hemel, en verdierf ze allen; even zoo zal het zijn in den dag, op welken de Zoon des menschen geopenbaard zal worden.” Luc. 17: 28—30.CG 15.2

    Christus heeft ons hier een zeer gewichtige waarschuwing nagelaten. Hij wilde ons het groote gevaar aantoonen, wanneer wij het eten en drinken als hoofdzaak beschouwen. Hij toont ons de gevolgen van onbeteugelde bevrediging van het gehemelte. Het zedelijk gevoel wordt verstompt, zoodat de zonde ons toeschijnt geene zonde te zijn. Overtredingen worden gering geschat en hartstochten nemen de overhand, tot eindelijk alle goede grondbeginselen en neigingen verdwenen zijn en God gelasterd wordt. Dit zijn de gevolgen van onmatig eten en drinken. Maar juist dit zal volgens de voorspelling van den Heere de toestand zijn, wanneer Hij ten tweede male verschijnt. De Heiland stelt ons, om daarnaar te streven, een hooger doel voor oogen, . dan alleen wat wij eten, drinken of waarmede wij ons kleeden zullen.CG 16.1

    Men overdrijft het eten, drinken en kleeden zoo zeer, dat het zonde wordt. Juist deze zonden worden in den laatsten tijd meer en meer openbaar en zij zijn een teeken van de naderende komst des Heeren. Tijd, geld en kracht, die van den Heere zijn, maar die Hij ons toe vertrouwt, worden in zucht tot pronk en lekkernijen verkwist, om het gehemelte te prikkelen. Daardoor wordt echter slechts de levenskracht vermindert en de gezondheid verstoord. Het is onmogelijk Gode onze lichamen tot een levend offer te geven, wanneer wij ze voortdurend door onze eigene zondige bevredigingen verwoesten.CG 16.2

    Wij moeten ons meer bekend maken, met wat wij eten, drinken en hoe wij ons kleeden zullen, om de gezondheid te behouden. Ziekten zijn de gevolgen van overtredingen der natuurwetten. Als onzen eersten plicht, die wij God, ons zelf en onze medemenschen verschuldigd zijn, moeten wij de geboden Gods gehoorzamen, en deze omvatten de gezondheidswetten. Zoo wij ziek zijn, leggen wij onze vrienden zware plichten op en maken ons zelf ongeschikt, onze plichten in het huisgezin zoo min als aan onze buren te vervullen. En wanneer een vroegtijdige dood het gevolg is, veroorzaken wij anderen kommer en harteleed. Onze buren ontrooven wij de hulp, die wij hen hadden kunnen aanbieden; onze familie onttrekken wij den troost en de hulp, die ze van ons hadden kunnen ontvangen en eindelijk verzaken wij den dienst die God tot Zijne verheerlijking van ons eischt. Overtreden wij daardoor niet in den vollen zin des woords Gods geboden?CG 17.1

    Maar God is medelijdend en liefderijk, en wanneer het Licht voor dezulken opgaat, die zich door zondige bevredigingen geschandvlekt hebben, en wanneer zij dat betreuren, wil Hij ze genadiglijk aannemen. Maar welk een onbeduidend, ellendig offer is ons lichaam, zelfs in den besten toestand, om het voor een rein en heilig God te brengen! O, welk eene oneindige liefde, dat Hij het armzalige overblijfsel van het leven van eenen lijdenden, berouwvollen zondaar niet versmaadt. Geloofd zij God, die zulke zielen als uit het vuur redt.CG 17.2

    Eene vrome wandel schaadt nooit de gezondheid; alleen Satan kan iemand zoo iets wijsmaken. De godsdienst des Bijbels is noch voor het lichaam noch voor den geest schadelijk. De werking des Heiligen Geestes is de beste medecijn bij ziekten. In den hemel heerscht gezondheid en hoe hooger de hemelsche krachten geschat worden, des te zekerder zal de genezing van den geloovige zieke zijn. De ware grondregelen van het Christendom bereiden allen een onbeschrijfelijke vreugde, want de Godsdienst is eene altijd vloeiende bron, waaruit de Christen putten kan, wanneer hij wil en hij zal die nooit ledigen.CG 18.1

    De gemeenschap tusschen het gemoed en het lichaam is zeer nauw. Zoodra het eene lijdt, lijdt het andere ook. De toestand van het gemoed werkt op de lichamelijke gezondheid. Wanneer het gemoed tengevolge van een rein geweten en de genoegdoening, anderen goed gedaan te hebben, vrij en vroolijk is, zoo verschaft dit eene vreugde, die op het geheele lichaam inwerkt, eenen vrijeren loop van het bloed veroorzaakt en het geheele lichaam bezielt. De zegen van God is eene genezende kracht en degenen, wier leven met weldoen jegens anderen vervuld is, zullen den zegen in hart en leven ondervinden.CG 18.2

    Wanneer menschen, die zich door slechte gewoonten en zondige gebruiken laten beheerschen, naar de Goddelijke Waarheid luisteren, en Die ter harte nemen, zoo wekt Zij de zedelijke krachten op, die alreeds gestorven schenen te zijn. Zij bezitten een sterker, helderder verstand dan voorheen, toen zij nog niet op de levende rots stonden. Zelfs hunne lichamelijke gezondheid verbetert, daar zij verzekerd zijn, van hunne aanneming door Christus. De bijzondere zegen van God, die op hen rust, geeft reeds op zich zelf gezondheid en kracht.CG 18.3

    Wie op de paden der wijsheid en der heiligmaking wandelt zal ondervinden: „dat de Godzaligheid tot alle dingen nuttig is, hebbende de belofte des tegenwoordigen en des toekomenden levens.” 1 Tim. 4: 8. Hij ondervindt de ware vreugde des levens en zal niet verontrust worden door verwijten van nutteloos verbruikten tijd, noch zal hij door donkere voorgevoelens bekommert worden, die toch de menschen der wereld zoo dikwijls plagen, wanneer zij niet in opwekkende vermaken verstrooiing vinden. Godzaligheid staat niet in tegenspraak met de wetten der gezondheid, maar komt met deze overeen. De vreeze Gods is de grond van al het ware geluk. CG 19.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents