Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Hoofdstuk 21—HOOP VOOR AANGEVOCHTENEN.

    Om volkomenheid van karakter te verkrijgen, moeten wij de waarde van eene menschelijke ziel waardeeren, zooals Christus dat deed. In den beginne werd den mensch eene waardige plaats verleend; maar door de bevrediging der eetlust viel hij. Ongeacht de groote kloof, die zich daardoor tusschen God en de menschen heeft geopend, beminde Jezus den hopeloozen zondaar met zulk eene liefde, dat Hij op deze aarde kwam, om deze kloof te overbruggen, en de Goddelijke kracht met de menschelijke zwakheid te vereenigen. Hierdoor maakte Hij het den menschen mogelijk, in de kracht van Christus en door Zijne genade, tegen de verzoekingen des satans te kampen, dezelve te overwinnen en alsdan in zijne hem van God gegeven mannelijkheid overwinnaar der prikkelbaarheid van het gehemelte en der zinnelijke hartstochten te worden. Wijl Salomo nog een jonge man zijnde, als koning van Israël heerschen zou, waren Davids laatste woorden aan hem. „Zijt sterk en wees een man.” De zwakken en aangevochtenen zeg ik hetzelfde: „Wees een man.” Ik wijs u op het kruis van Golgotha en bid u in den naam van Jezus Christus, ziet daarop en leeft. Richt niet u zelf ten gronde; met den zegen des Heeren is het u mogelijk, de zege over de prikkelbaarheid en de vernederende hartstochten weg te dragen.CG 198.1

    God heeft de menschen bekwaam gemaakt om, in alles, wat geestelijke en zedelijke waarde betreft, gestadig vooruit te gaan. Tot zulke ontwikkeling is geen ander wezen, dat door Zijne hand gemaakt is, bekwaam. Slechts de mensch kan eene zelfbeheersching verkrijgen, die hem boven de slavernij van het gehemelte en der zinnelijke hartstochten verheft. Alsdan zal hij voor God als een man staan en zijn naam zal in de hemelsche boeken ingeschreven zijn. Wanneer het licht der waarheid en de liefde van God in eens menschen hart uitgegoten wordt, zoo is het nauwelijks te begrijpen, wat uit hem worden en wat God door hem doen kan. Ofschoon hij een gevallen zoon van Adam is, kan hij door de verdiensten van Christus een erfgenaam der onsterfelijkheid zijn. Zijne ge-dachten zullen op hemelsche dingen gericht en veredeld, zijn hart gereinigd en zijn wandel in den hemel zijn. Beschouwt de verhevenheid van eenen verstandigen Christen boven de arme slaven der zonde. Beschouwt het onderscheid tusschen een door de zonde verblinde mensch, die een offer zijner eigene booze hartstochten en in ontucht en losbandigheid verzonken is, en een mensch, die van de waarheid des Goddelijken woords doordrongen, door het geloof in Jezus veredeld en een deelgenoot der Goddelijke natuur is.CG 199.1

    Beschouwt eens den toestand van hen, die zich aan de onmatigheid overgeven. Hun karakter is zwak, aardsch en vernederd. Dit zijn de kenteekenen en gevolgen van hunne verkeerde handelingen. Zij hebben op den weg van hun eigen hart, naar den lust van hunne eigen oogen gewandeld en zijn vervuld met hun eigen plannen. Hun ellendig tehuis hebben zij zelf tot een hel gemaakt. „Want wat de mensch zaait, dat zal hij ook maaien.” Gal. 6: 7. Kunnen zulke menschen u nog betooveren? Wilt gij evenals zij in onwetendheid en laagheid verzinken en voor al het edele afgestompt worden? Zal het gedrag en de gewoonten dezer lage menschen, die nauwelijks een spoor van het zedelijk evenbeeld van hun God hebben overgehouden u tot voorbeeld strekken? Is het beeld van hun diepgevallen toestand niet voldoende, dat gij voor de eerste schrede in dezelfde richting terugschrikt? Wilt gij met dit gezelschap van den hemel uitgesloten worden ?CG 199.2

    God geeft ieder, die er naar tracht te overwinnen eene sterke hoop, dat hij het eeuwige leven verkrijgen kan. Benuttigt iedere gelegenheid, om een man te worden. Wanneer gij op u zelf ziet en denkt over de verzoeking, voelt gij u zoo onmachtig dat gij zeggen moet: „Ik kan niet weerstaan.” Maar ik zeg u, gij moet en gij kunt aan de verzoeking het hoofd bieden. Ofschoon gij menigmaal overwonnen zijt, en gij zelf in zedelijk opzicht nederlagen geleden hebt, toch moet het niet altijd zoo blijven. Jezus is uwe hulp. In Zijne kracht kunt gij de kracht van het prikkelend gehemelte overwinnen. Roept uwe geheele wilskracht te hulp.CG 200.1

    De wil is de heerschende macht in de menschelijke natuur. Wanneer de wil op het goede gericht wordt, zal het geheele lichaam zijne stem gehoorzamen. De wil is niet de smaak noch de neiging, maar de kiezende en besluitende macht, de koninklijke kracht, die in de menschenkinderen gehoorzaamheid of onge-hoorzaamheid aan God bewerkt.CG 200.2

    Gij zult u in voortdurend gevaar bevinden, tot gij de werkelijke kracht van het willen kent. Gij kunt alles gelooven en beloven, maar al uw geloof en uwe beloften zijn nietig, wanneer uw wil zich niet op de zijde van het recht plaatst. Wanneer gij den strijd des geloofs met de gansche wilskracht opneemt, dan zult gij zeker overwinnen.CG 201.1

    Gij moet uw wil aan Christus overgeven; doet gij dit geheel en al, dan wordt gij Zijn eigendom en dan werkt Hij in u het willen en volbrengen naar Zijn welbehagen. Uwe natuur komt onder den invloed van den Heiligen Geest, zelfs uwe gedachten worden daaraan onderworpen. Mocht gij ook uwe gevoelens nog niet zoo volkomen kunnen beheerschen als gij wel zoudt wenschen, toch is het u mogelijk die beter in toom te houden en daardoor zal eene geheele omkeer in uwe levenswijze ontstaan. Als gij uw wil geheel aan Christus overgeeft, is uw leven met Christus verborgen in God; hij staat in verband met de kracht die boven alle overheden en machten staat; gij hebt dan van God de kracht ontvangen om op Zijne Almacht te steunen, u is een nieuw leven mogelijk, een leven des geloofs. Gij zult er nooit in slagen, u zelf te veredelen, als uw wil niet overeenstemt met die van God. Denkt niet, dat gij dat niet kunt, maar zegt: „Ik kan, ik wil.” God heeft Zijnen Heiligen Geest gezonden om u bij te staan in elk beslissenden strijd. Elke ziel kan zich er van overtuigd houden, dat eene hoogere kracht medewerkt, als wij ons beijveren om te overwinnen. Waarom willen de menschen die kracht niet aannemen, waardoor zij veredeld en verhoogd worden?CG 201.2

    Waarom verlagen zij zich door bevrediging van velerlei lusten; waarom maken zij zich niet op in de kracht van Christus om te overwinnen in Zijn naam? Jezus verhoort de geringste onzer gebeden en heeft medelijden met ieders tekortkomingen, in Hem, den machtigen zielenredder is hulp voor ieder; ik wijs u op Jezus Christus den Heiland van zondaren, Hij alleen kan u de kracht mededeelen, die alles overwint.CG 202.1

    De Hemel moet ons meer waard zijn dan al het aardsche; hieromtrent moeten wij zeker zijn en niets aan het toeval overlaten; wij moeten steeds bedenken dat de Heere onze schreden richt; moge God ons in den grooten strijd bij staan. Hij zal den overwinnaar kronen en de gerechtvaardigden bekleeden met witte kleederen; een eeuwige heerlijke woning heeft Hij bereid voor hen, die naar heerlijkheid, eer en on-sterfelijkheid streven. Slechts de overwinnaar betreedt de stad Gods, hij betreedt die als een kind Gods en niet als een veroordeeld misdadiger. Ieder, die het nieuwe Jeruzalem binnenkomt, zal verwelkomd worden met de woorden: „Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat koninkrijk, hetwelk u bereid is, van de grondlegging der wereld.” Matth. 25: 34.CG 202.2

    Hoe gaarne zou ik troostredenen genoeg voortbrengen om elke twijfelende ziel te steunen om zich te hechten aan den machtigen Helper, teneinde zijn karakter te ontwikkelen tot vreugde des Heeren. Trots de uitnoodiging des Hemels en de aanbieding der heerlijkste zegeningen en trots, ons elke gelegenheid openstaat ons karakter ten goede te ontwikkelen, zal ons dat alles niets helpen, als wij zelf niet willen. Als wij de ons door God verleende krachten niet gebruiken, zinken wij hoe langer hoe dieper en worden zoowel voor dit als het volgend leven ongeschikt.CG 202.3

    Wie door bevrediging der zondige lusten verzwakt en verlaagd is, kan toch nog wel een kind Gods worden. Hij heeft de macht voortdurend anderen goed te doen en hen te helpen om verzoekingen te overwinnen en dit doende bewerkt hij zijn eigen heil; hij kan helder glansend voor zijne omgeving worden en ten laatste ook de zegenende woorden vernemen van den Koning der Heerlijkheid: „Wel gij goede en getrouwe dienstknecht” enz. Matth. 25: 23. CG 203.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents