Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Hoofdstuk 19—ZEDELIJKE REINHEID.

    „Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien.” Matth. 5: 8. De mensch is gevallen en daarom moet hij in zijn leven, hetzij het kort of lang is, er naar trachten, het door de zonde verloren beeld van God in Christus weder te herwinnen. Dit werk vordert echter eene volkomen verandering der ziel, van het lichaam en den geest. God zendt uit genade lichtstralen, om den menschen hun waren toestand te toonen; wanneer hij echter niet in het licht wandelt, geeft hij daarmede te kennen, dat hij aan de duisternis een welbehagen vindt. Hij vermijdt het licht, opdat zijne daden niet bekend worden.CG 172.1

    De wereld bevindt zich in eenen vreeselijken toestand. Zedeloosheid neemt overal de overhand; onzedelijkheid is de grootste zonde dezer eeuw. Nog nooit heeft de losbandigheid haar misvormd hoofd met zulk eene driestheid opgeheven als nu, en door hare macht en groote verbreiding zijn de vrienden der deugd bepaald ontmoedigd. Wanneer de mensch niet meer dan menschelijke krachten bezit, om het kwaad te weerstaan, wordt hij overwonnen en geheel ten gronde gericht.CG 172.2

    Maar niet in eens daalt het gemoed van reinheid en heiligheid tot ontaarding, onzedelijkheid en overtreding. Om hen die naar Gods beeld geschapen zijn, tot het beestachtige en satanische te vernederen is er tijd noodig. Door aanschouwing worden wij veranderd.CG 172.3

    Ofschoon de mensch naar het beeld van Zijnen Schepper geschapen is, kan hij zich toch zoo aan het verkeerde gewennen, dat de zonde, die hem eerst tegenstond, welgevallig wordt. Wanneer hij niet waakt en bidt, wordt hij tot zonde en verderf verleid. Tegen den vleeschelijken zin moet een bestendigen strijd gevoerd worden, en hiertoe moet de zuiverende invloed van Gods genade in ons werkzaam zijn, die het gemoed hemelwaarts trekt en het gewent over reine en heilige dingen na te denken.CG 173.1

    Men ziet vele menschen, die slechts een vloek voor de wereld zijn. Zij leven, om zich zelf te bevredigen en hebben zich met lichaam en ziel aan verdorven en liederlijke gewoonten overgegeven. Welk een vreeselijk verwijt zijn zij voor de moeders, die hun tijd op het altaar der mode geofferd hebben en nalieten, hun eigen zin en karakter naar het Goddelijk beeld te vormen en die daarom niet deugden, de hun toevertrouwde, heilige plichten te volbrengen, en hunne kinderen in de vreeze des Heeren op te voeden. CG 173.2

    Het is bijna onmogelijk, den menschen duidelijk te maken, welke macht de satan over de zinnen uitoefent; want zij zijn zich de verdorvenheid, die overal om hen heen is, niet bewust. De satan heeft ze blind gemaakt en ze in vleeschelijke zekerheid doen inslapen. De zonde neemt de overhand en is niet tot de ongeloovigen en godslasteraars beperkt, maar ook velen, die de godsdienst van Jezus Christus belijden, zijn schuldig. Hunne liefde is verminderd. Ach, hoe weinig zijn er, zelfs onder zich noemende Christenen, die het goede uit overtuiging doen en het booze vermijden, ook wanneer de openbare meening tegen hen is.CG 173.3

    In den strijd met de boosheid des harten van binnen en de verzoekingen van buiten, delfde zelfs Salomo het onderspit. Zijn leven nam een goed begin, hij werd door God bemind, en ware hij deugdzaam gebleven, dan had hij een eervol en zalig einde gehad. Maar hij verloor deze bijzondere genade door zinnelijke hartstochten. In zijn jeugd vertrouwde hij op Zijnen God en zag op tot Hem, om steun en hulp en de Heere gaf hem kracht en wijsheid, waarover de wereld zich verwonderde. Zijn roep ging door alle landen. Maar op lateren leeftijd handelde hij niet langer naar de Goddelijke beginselen, en liet zich door den stroom van het kwaad medeslepen en van God, de bron zijner kracht en sterkte, scheiden. Hij verloor zijn karaktervastheid en hij ging als een ijdele, dwaze jongeling tusschen God en het kwaad. Zijne zonde bestond in de liefde tot de vrouwen. Deze hartstocht had hij op mannelijken leeftijd niet beheerscht en zij werd hem tot valstrik. Hij nam vele vrouwen, van welke eenige dochters waren van heidensche koningen en deze verleidden hem tot afgodendienst. In zijn jeugd was hem wijsheid dierbaarder en meer waard, dan het fijne goud uit Ophir. Maar ach, zinnelijke hartstochten behaalden de overwinning! Hij werd door vrouwen bedrogen en ten gronde gericht! Welk eene leering voor ons! Welk een bewijs voor ons, dat wij de kracht Gods tot op hot laatste oogenblik behoeven! Ook slechts in het ge ringste van ware reinheid af te wijken, is gevaarlijk.CG 174.1

    „Dat dan de zonde niet heersche in uw sterfelijk lichaam om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden van dat lichaam. En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid, maar stelt u zelve Gode als uit de dooden levend geworden zijnde, en stelt uwe leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.” Rom. 6: 12, 13. Wanneer den Christen geen meerder licht gegeven ware, dan in deze verzen bevat is, dan had hij toch geene verontschuldiging, om zich door vernederende hartstochten te laten beheerschen. Het woord Gods is voldoende, ieder verstand te verlichten, en ieder die het verstaan wil, kan het ook begrijpen. Om de menschen op elke denkbare wijze te waarschuwen, heeft God duidelijke, getuigenissen gezonden, om ze op het woord, hetwelk zij dikwijls veronachtzaamd hebben, te wijzen; maar het licht wordt zeer dikwerf verworpen. Wie zijn eigen lust dient, vindt welgevallen in de ongerechtigheid, hoewel God met straf dreigt, degenen die zulke dingen doen.CG 175.1

    Eenigen zien het wel in, dat het zondig is hunne hartstochten te dienen, maar zij verontschuldigen zich daarmede, dat zij niet kunnen overwinnen. Dit is een vreeselijke bekentenis op de lippen van een Christen. „Een iegelijk, die den naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid.” 2 Tim. 2: 19. Van waar komt deze zwakheid? Slechts daarvan, wijl mannen en vrouwen zoolang aan hunne verkeerde begeerten voldaan hebben, tot zij eindelijk geene kracht tot zelfbeheersching meer hebben. De vernederendste hartstochten hunner natuur hebben den teugel gegrepen en de edele beginselen der deugd, waardoor ze beheerscht moesten worden, zijn verdwenen. Zinnelijke begeerten hebben den wensch naar heiliging verstikt, het geestelijk leven is gestorven, en de ziel wordt in de vernederendste dienstbaarheid gehouden.CG 175.2

    De heilige echt wordt dikwijls tot een dekmantel voor de zwartste zonden gebruikt. Zoogenaamde godvreezende mannen en vrouwen geven zich over aan de vernederende hartstochten en stellen zich daardoor gelijk met de dieren. De hen van God gegeven krachten, die ze heilig en in eere moesten houden, misbruiken zij zonder te bedenken, dat zij kwaad doen. De gezondheid en het leven worden aan de zinnelijke natuur onderworpen. Die op deze wijze zondigen, mogen misschien niet direct de gevolgen van zulk eene handelwijze erkennen; als zij echter wisten, welk talloos lijden, zij zich en hunne kinderen op den hals haalden, dan zouden zij schrikken en minstens eenigen zouden eene levenswijze vermijden die zulke vreeselijke gevolgen na zich sleept. Op velen is zulk een ellendig bestaan overgeërfd, dat hen de dood liever is dan het leven, en velen sterven vroeg, nadat zij hun leven aan de vernederendste hartstochten hebben opgeofferd.CG 176.1

    Door zulk een misbruik van het huwelijk worden de zinnelijke hartstochten versterkt, en hoe meer deze wassen, des te meer worden de zedelijke en geestelijke bekwaamheden ondermijnd. Het geestelijke wordt door het vleeschelijke verdoofd. Zulk een karakter der ouders wordt door de kinderen overgeërfd. Hunne zedelijke krachten zijn verzwakt en de vernederende hartstochten heerschen. De voornaamste hartstochten der ouders worden op de kinderen voortgeplant. De satan zoekt het reine te onderdrukken en de zelfbeheersching te verzwakken dergenen, die in den echt treden, want het is hem wel bekend, dat, zoolang de vernederende hartstochten toenemen, de zedelijke krachten bestendig afnemen en dan behoeft hij zich niet over hunnen geestelijken wasdom te bekommeren. Hij weet, dat hij op geen betere wijze zijn eigen afschuwelijk evenbeeld op hunne nakomelingen kan stempelen, en hij is daardoor instaat, hun karakters nog ge-makkelijker te vormen dan die der ouders.CG 176.2

    Het gevaar dergenen, die naar een hooger doel streven en zich toch aan deze zonde schuldig maken, geeft aanleiding tot de vraag: „Wie, o Heere, zal bestaan, als Gij verschijnt?” De Heere antwoordt, dat diegenen op dien dag zullen bestaan, die reine harten en reine handen hebben. O, dat ik allen hunne plichten zóó op het hart kon drukken, dat zij het lichaam in den besten toestand hielden, om hunnen Schepper volkomen te kunnen dienen!CG 177.1

    De Geest Gods spoort mij aan, mijne zusters, die in ware godsvrucht willen wandelen, te vermanen, zich bescheiden te gedragen, met „schaamte en matigheid” (1 Tim. 2: 9), en zich beijveren voor eene betamelijke terughouding. De vrijheden, die men zich in onze verdorven eeuw veroorlooft, moeten nooit een richtsnoer voor de volgelingen van Christus zijn. De vertrouwelijkheid, die de wereld heden ten toon spreidt en duldt, moet onder Christenen, die zich op de eeuwigheid voorbereiden, niet te vinden zijn. Ontucht en bandeloosheid heerschen thans onder hen, die zich niet door de beginselen van Gods woord willen laten regeeren. Hoe belangrijk is het daarom, dat zij, die zich volgelingen van “Christus noemen en naar omgang met God en de engelen trachten moesten, hen eenen beteren en edeleren weg wijzen. Ja, het is noodzakelijk, dat ze door eenen kuischen wandel onderscheiden zijn van diegenen, die door vernederende hartstochten beheerscht worden.CG 177.2

    Mijne zusters in Christus, vermijdt elken schijn des kwaads. In deze bedriegelijke tijden gaat gij slechts zeker, wanneer gij steeds op uwe hoede zijt, want deugd en bescheidenheid zijn zeldzaam. Als volgelingen van Jezus Christus en in verband met uwe plechtige belijdenis, vermaan ik u, den kostbaren edelsteen der bescheidenheid te waardeeren. Gij, die later met zondelooze engelen hoopt te verkeeren en in eene atmosfeer verwacht te leven, waarin geen zondevlek te vinden is, tracht naar reinheid; alleen reinheid zal op dien dag bij de beproeving voor God bestaan en in den reinen hemel plaats vinden. De minste zondige aanwijzing, de kleinste toenadering tot ongeoorloofde vertrouwelijkheid, waaruit zij ook mag voortkomen, moet door u als een minachting uwer vrouwelijke waarde beslist gestraft worden. Gaat het van iemand uit, die eene hoogere plaats bekleedt en misschien de kudde van God leidt, dan is de zonde zooveel te grooter. Eene godvreezende vrouw moet met afschuw voor de huichelarij en schandelijkheid van zulk een mensch, die als dienaar van God door de menschen geacht wordt, terugschrikken. Hij verkondigt heilige dingen maar tegelijkertijd verbergt hij de slechtheid van zijn hart onder den mantel van zijn hoog beroep. Wees bang voor eene dergelijke vertrouwelijkheid en wees verzekerd, dat zij het bewijs is, van een onrein gemoed. Wanneer gij hen op de eene of andere wijze aanmoedigd, bewijst gij daardoor, dat uw hart niet rein of kuisch is, zooals het betaamt, en dat de zonde u prikkelen kan. Gij vermindert de waarde uwer vrouwelijke waardigheid.CG 178.1

    Zusters in Christus moeten ware deemoed beoefenen. Zij kunnen vriendelijk en lief zijn, maar nooit zich op den voorgrond stellen, te spraakzaam of driest zijn. Het is God welgevallig, wanneer ze vriendelijk, deemoedig, vol liefde en medelijdend zijn. Wanneer zij deze plaats innemen, zal het mannelijk geslacht haar nooit met ongeoorloofde opmerkzaamheid lastig vallen. Reinheid in den wandel moet de heilige schutsmuur zijn, die haar voor ongeoorloofde vrijheden bewaren zal.CG 179.1

    Hoogmoed, de mode der wereld, begeerlijkheid der oogen en vleeschelijke lust, zijn nauw met den val der ongelukkigen verbonden. Wanneer deze dingen met den wortel uit het hart gerukt waren, zouden de gevallenen niet zoo zwak zijn. Wanneer christelijke vrouwen deze zaak in het licht Gods beschouwden, zouden zij zulk een afschuw van de onkuischheid bekomen, dat men die niet meer vinden zou onder hen, die nu aan de verzoekingen des satans toegeven. Zij moesten er geen verschil in maken, van welke werktuigen satan zich ook bedient.CG 179.2

    Godvreezende vrouwen, wier harten en zinnen zich met dingen bezighouden, waardoor de reinheid des wandels bevorderd en de ziel aangespoord wordt, met God om te gaan, zullen niet gemakkelijk van het pad der oprechtheid en deugd afgeleid kunnen worden. Zij zullen tegen het verblindingswerk des satans gesterkt en voorbereid zijn, om zijne valsche kunsten te kunnen weerstaan.CG 179.3

    Ik heb medelijden met de jeugd, wier karakter in deze ontaarde eeuw ontwikkeld moet worden. Ik beef ook om der ouderen wil, want zij hebben geen helder begrip van hunne plicht, om de hen toevertrouwde kinderen goed optevoeden. Zeden en gewoonten worden om raad gevraagd en wijl kinderen gemakkelijk leeren, zich daarnaar te richten, worden zij spoedig bedorven. De onverschillige en nalatige ouders echter zijn blind voor de gevaren, die hunne nakomelingen omringen.CG 180.1

    Slechts weinige jongelieden zijn onbedorven. Schandelijke gewoonten nemen vreeselijk de overhand en hebben veel meer tot ontaarding der menschheid bijgedragen, dan eenig ander kwaad. Kinderen, welke geheime zonden dienen, zijn dikwijls zwak en angstig. De bezorgde ouders gaan naar den dokter, die medicijn voorschrift, maar het lijden wordt niet beter, omdat de oorzaak nog steeds blijft bestaan.CG 180.2

    De offers dezer gewoonte werken niet gaarne en wanneer ze bezig zijn, klagen zij over moeheid, hoofdpijn, rugpijn en nog vele andere kwalen. De ouders kunnen zeker zijn, dat iets anders het lichaam van het kind verzwakt, wanneer zij door eenvoudige, goed geordende arbeid vermoeid worden. Zijt niet te haastig hen van alle werk vrij te laten; draagt niet zelf den last, die zij dragen moeten. Te veel werk is niet goed, maar lediggang is veel meer te vreezen. Bevrijdt hen niet van alle verantwoordelijkheid en hoort niet naar hun klagen, want iets nadeeligers kunt gij voor hen niet doen. Hierdoor wordt de eenige slagboom tegen den satan neergeworpen, en hij zal meer invloed krijgen op hunne verzwakte zinnen. De vermoeidheid na gezonde, nuttige arbeid vermindert de neiging, de ontucht te dienen. Vlijtige handen en werkzame zinnen hebben geen tijd, iedere influistering en verzoeking van den vijand gehoor te schenken; daarentegen worden de ledige handen en de werkelooze hersenen gemakkelijk door hem beheerscht; als de gedachten niet bezig zijn, zijn zij gemakkelijk geneigd, zich met ongepaste dingen bezig te houden. „Ziet, dit was de ongerechtigheid uwer zuster Sodom; hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid had zij, en hare dochteren; maar zij sterkte de hand des armen en nooddruftigen niet.” Ezechiel 16: 49.CG 180.3

    De kinderen zijn van nature geneigd tot het kwade. Wanneer de ouders ze niet in de vreeze Gods onder streng toezicht houden, zal de satan van hunne jeugdige gemoederen bezit nemen en ze verderven. Hoe ouder ze worden, des te meer wassen en versterken hunne zinnelijke hartstochten. Zij hebben geen rust, tot zij hun zondig geheim, aan diegenen, waarmede zij omgaan, hebben medegedeeld; de nieuwsgierigheid word opgewekt en de kennis van de ontucht plant zich van het eene kind op het andere voort, tot eindelijk nauwelijks één overblijft, dat in zulk eene zaak onschuldig is. Waarom handelen de ouders, als of zij slapen? Zij begrijpen niet, dat de satan boos zaad in hunne familie strooit. Zij zijn zoo blind en onbedachtzaam als maar mogelijk is. Waarom worden zij niet wakker en verzamelen zich kennis over dit onderwerp? Waarom trachten zij niet met de natuurwetten bekend te worden, opdat zij voor hunne eigen gezondheid zoowel als voor die hunner kinderen zorg kunnen dragen ?CG 181.1

    De satan heeft tegenwoordig groote macht over de jeugd. Wanneer de gemoederen onzer kinderen geen bijbelsche beginselen ingeprent zijn, worden hunne zeden door ontuchtige voorbeelden, waarmede zij spoedig in aanraking komen, bedorven. Het groote gevaar voor de jeugd ligt in gebrek aan zelfbeheersching. Ouders, die zich zelf niet beheerschen, kunnen ook van hunne kinderen geene zelfbeheersching verlangen. Zelfs het voedsel, dat ze hun verschaffen, is van dien aard, dat het de maag prikkelt. De op deze wijze verkregen opwinding deelt zich aan de hersenen mede en verwekt hartstochten. Men kan niet te dikwijls daaraan herinneren, dat hetgeen wij in de maag opnemen, niet slechts op het lichaam werkt, maar ook ten slotte op het gemoed. Gekruide spijzen en prikkelmiddelen verhitten het bloed, winden de zenuwen op en stompen maar al te vaak de zedelijke gevoelens der menschen af, zoodat het verstand en het geweten door den zinnelijken aandrang overweldigd wordt. Iemand, die in eten en drinken onmatig is, kan bezwaarlijk geduld en zelfbeheersching beoefenen. Hoe gewichtig is het daarom, den kinderen, welker karakters nog niet gevormd zijn, slechts gezonde en niet prikkelende spijzen voor te zetten. God gaf uit liefde de kennis, hoe men gezond kan leven, om ons voor het lijden, dat het gevolg van onbetamelijke begeerten is, te bewaren.CG 182.1

    „Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het alles ter eere van God.” 1 Cor. 10: 31. Doen de moeders dit, als zij de spijzen voor het gezin bereiden? Zetten zij hunne kinderen slechts dat voor, waarvan zij weten, dat het goed bloed vormt, het zenuwstelsel niet opwekt en hen tot gezondheid dienstig is? Of bereiden zij voor hunne kinderen hun toekomstig geluk daarbij niet in het oog houdende, ongezonde en prikkelende kost?CG 182.2

    Niets brengt de kinderen zoo gemakkelijk in verleiding, dan wanneer zij van alle last ontheven, een ledig, nutteloos leven leiden, terwijl zij volstrekt niets doen of zich naar eigen goeddunken bezighouden. De kinderen willen wat doen en wanneer zij niet met goed en nuttig werk bezig zijn, zoo zullen zij zich heel natuurlijk tot het verkeerde wenden. Hoewel het goed en noodzakelijk voor hen is, zich te ontspannen, moeten zij toch voor den lediggang bewaard blijven; zij moeten bepaalde uren voor werken, voor lezen en voor leeren hebben. Let er op, dat hunne bezigheid overeenkomt met hunnen leeftijd, en dat ze nuttige en leerzame boeken lezen. Satan neemt de gelegenheid te baat, werkelooze gemoederen voor zich te winnen. Het is zonde, de kinderen met nietsdoen te laten opgroeien. Laat ze hunne ledematen inspannen, en het schaadt volstrekt niet, wanneer zij daardoor moede worden. Wanneer ze niet worden overwerkt, zoo zal hen de vermoeidheid evenmin schaden, als u. Er is een groot onderscheid tusschen vermoeidheid en uitputting. De kinderen hebben bij hun werk meer afwisseling en rust noodig tot verkwikking dan de volwassenen. Maar zelfs, wanneer zij nog tamelijk jong zijn, kunnen zij reeds het werken leeren en zij zullen zich verheugen wanneer zij nuttig kunnen zijn. Na gezonde dagtaak wordt de slaap des te zoeter, en ze zullen alsdan voor den volgenden dag verfrischt en gesterkt zijn. CG 183.1

    Velen kunnen de zonde van onreine gewoonten en de zekere gevolgen er niet van inzien, want daar zij lang de ontucht gediend hebben, is hun verstand verblind. De zenuwen der hersenen hebben hun fijn gevoel verloren en de zedelijke opmerkingskracht is dientengevolge afgestompt. De ernstige boodschap des hemels maakt geen diepen indruk op hunne harten. Wanneer de zedelijke kracht met de vastgewortelde gewoonten in strijd komt, wordt hare zwakte openbaar. Onreine gedachten beheerschen de verbeeldingskracht en de verzoeking kan niet weerstaan worden. Wanneer het gemoed gewend ware, zich met hoogere dingen bezig te houden en de verbeeldingskracht aangekweekt ware, slechts reine, heilige dingen te overdenken, dan ware zij tegen de beproevingen gehard. Het gemoed zou bij het hemelsche, reine en heilige vertoeven en het lage, verdorvene en slechte zou geene aantrekkingskracht hebben.CG 184.1

    Ik weet, hoe de satan werkt en welke treurige gevolgen dat heeft. Hij heeft het verstand der ouders verzwakt, zoodat ze zelden de slechte gewoonten van hunne kinderen opmerken. Sommige jongelieden geven voor christenen te zijn, en de ouders sluimeren rustig door, zonder vrees, terwijl hunne kinderen naar lichaam en geest bedorven worden.CG 184.2

    Het is het bijzondere werk van den satan in deze laatste dagen, om de jeugd in bezit te nemen, hunne gedachten te verderven en hunne hartstochten te doen ontvlammen. Hij weet zeer wel, dat hij ze op deze wijze tot onreine handelingen kan brengen, waardoor alle edele bekwaamheden verlaagd worden en hij ze gebruiken kan, om zijn wil en plan uit te voeren. Ieder heeft zijn eigen vrijen wil en moet zijne gedachten zoo opleiden, dat zij zich op de rechte baan bewegen. Wie zich wil beteren, moet eerst de verbeeldingskracht reinigen. Onze gedachten moeten slechts op dingen gericht zijn, die het gemoed veredelen. „Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat wèl luidt, zoo daar eenige deugd is en zoo daar eenige lof is, bedenkt dat.” Fil. 4: 8. Hier wordt ons een groot veld voor onze overpeinzingen aangeboden. Wanneer de satan beproeft, uwe gedachten op vernederende, zinnelijke dingen te vestigen, richt ze dan op betere dingen.CG 184.3

    Zoodra slechte voorstellingen in uw hart sluipen, gaat tot den troon der genade en bidt om kracht van boven. Door de genade van Christus wordt het ons mogelijk, onreine gedachten van ons af te wenden. Christus wil onzen zin tot Zich trekken, de gedachten reinigen en iedere geheime zonde uitdelgen. „Want de wapenen van onzen krijg zijn niet vleeschelijk, maar krachtig door God tot nederwerping der sterkten, dewijl wij de overleggingen terneder werpen, en alle hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en alle gedachte gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus.” 2 Cor. 10: 4, 5.CG 185.1

    De jeugd wordt zelden tot verloochening en zelf-beheersching aangespoord. Zij volgen altijd hun eigen wil, tot zij halsstarrig en eigenzinnig zijn en de ouders breken zich het hoofd, zonder te weten, wat ze doen zullen om hunne kinderen voor het verderf te bewaren. Wanneer ouders en voogden het tiende deel van het verstand wilden gebruiken, dat de satan bezigt, dan zou het gezellig verkeer van beide geslachten onschuldiger zijn. Maar zooals het nu staat, heeft de satan te veel gelegenheid, om de gemoederen der jeugd te betooveren, en de vrije omgang van jongens en meisjes met elkaar vergroot het kwaad. Knapen van dertien of veertien jaar betoonen de meisjes van hun leeftijd bijzondere opmerkzaamheid en treurig genoeg, de meisjes ontbreekt het aan terughouding en bescheidenheid. CG 185.2

    Wat zijn de gevolgen van zulken omgang? Dient het, om de reinheid te bevorderen? Neen, zeker niet! De kinderen worden door ziekelijke aandoeningen verblind en Gods woord heeft geen invloed op hen. Wat dient er gedaan te worden, om dit kwaad te stuiten? De ouders kunnen daartoe veel doen, als zij maar willen.CG 186.1

    Een jong meisje moet geleerd worden, iedere te groote vertrouwelijkheid zòò aftewijzen, dat die niet wordt herhaald. Het staat niet goed voor jonge meisjes dat hun gezelschap steeds door knapen of jonge mannen wordt gezocht. Zij heeft de beschuttende en terughoudende invloed noodig van eene verstandige moeder.CG 186.2

    Jongelieden, die door omstandigheden in gezelligen omgang met elkaar komen, kan dat verkeer evengoed ten vloek als ten zegen zijn. Zij kunnen zich wederkeerig sterken en opbouwen, terwijl zij in hun gedrag en omgang van elkander leeren en hunne kennis vermeerderen, of als zij ontrouw en onverschillig worden, kunnen zij wederkerig een verlagenden invloed uitoefenen.CG 186.3

    Vele jongelieden lezen gaarne en wel alles, wat hun in handen komt. Opwekkende liefdesgeschiedenissen en naakte kunstvoorwerpen in de Museën of schilderijen in de winkelramen oefenen eenen verderfelijken invloed uit. De verbeelding wordt bevlekt en daarop volgt de zonde. Overtredingen worden begaan, die den mensch, die naar Gods beeld geschapen is, dikwijls verlagen beneden het vee en hem ten slotte in het verderf storten.CG 186.4

    Vermijdt het lezen en het zien van dingen, die u onreine gedachten in geven. Kweekt veel meer liefde voor edele, zedelijke, leerzame onderwerpen aan. Laat niet toe, dat de edele krachten van uw gemoed door het vele lezen van romans verzwakt en verdorven worden. Ik ken sterke gemoederen, die door onnuttig en onbedachtzaam lezen uit het evenwicht kwamen en daardoor geheel verlamd werden. Er behoort veel verstand, geduld en inspanning toe, om de jeugd op den rechten weg te voeren. In het bijzonder behoeven de kinderen, wien het kwaad als een onmiddelijk gevolg van de zonde der ouders is aangeboren , de zorgvuldigste verpleging, opdat hunne geestelijke en zedelijke bekwaamheden ontwikkeld en gesterkt worden. De verantwoordelijkheid der ouders is inderdaad zeer groot. Aan de booze neigingen moet beslist tegenstand geboden worden en nochtans moeten zij met teederheid berispt worden. Het gemoed moet tot het goede aangespoord worden. Maar hiertoe behoort verstand en oordeel, anders wordt het beoogde doel verijdeld.CG 187.1

    De ouders mogen wel vragen: „Wie is tot deze dingen bekwaam?” God alleen maakt de ouders bekwaam, en wanneer zij Zijne hulp en Zijn raad niet zoeken, clan is hun arbeid vruchteloos. Maar door gebed, door zoeken in de Heilige Schrift en door ernstig pogen, kunnen zij in deze belangrijke zaak slagen, en honderdvoudig zullen zij voor al hun tijd en zorg beloond worden.CG 187.2

    Veel praten en zorgen over kleeding en uiterlijk, verbruikt dikwijls den kostbaren tijd, welke de ouders in gebeden tot God, om wijsheid en kracht, om hunne heilige plichten na te komen, hadden kunnen besteden. Vaders en moeders die in de leer der zaligheid onderwezen zijn, zullen er naar trachten, hunne omgeving zoo te vormen, dat zij voor de vorming van een goed karakter in hunne kinderen gunstig is. De bron aller wijsheid staat hen open en dààr kunnen zij de noodige kennis verkrijgen. De Bijbel, een boek rijk aan leeringen, zal hen ten richtsnoer zijn. Wanneer zij hunne kinderen naar de voorschriften van Gods woord opvoeden, leiden zij niet alleen de kleinen op den juisten weg, maar zullen zelf daarbij hunne heilige plichten leeren kennen.CG 188.1

    De jeugd moet niet goed en kwaad door elkander leeren; vele ouders verbeelden zich, dat op een of ander tijd het goede de overhand zal krijgen en dat het kwade zijnen invloed zal verliezen. Het kwade loopt sneller dan het goede. Het is wel mogelijk, dat het kwade, dat ze aangenomen hebben, na vele jaren verdwijnt, maar wie zal ze aan dit gevaar blootstellen? De tijd is kort! Het is gemakkelijker en veel zekerder, reine, goede korrels in de harten der kinderen te strooien, dan het onkruid uit te weien. Verkeerde indrukken, die de kinderen krijgen, zijn moeielijk weder te verwijderen. Hoe gewichtig is het daarom, dat de indrukken goed zijn, opdat de buigzame aanleg der jeugd in eene goede richting gebogen worde.CG 188.2

    Omringt uwe kinderen met de betoovering van uw huis en gezelschap. Behandelt hen met alle oprechtheid, met christelijke liefde en teederheid. Hierdoor verkrijgt gij op hen eenen grooten invloed en zij zullen gevoelen, dat zij onbeperkt vertrouwen in u kunnen stellen. Dan zullen zij geen groot verlangen naar den omgang met andere lieden hebben. Daar het kwaad een geweldigen invloed in de wereld uitoefent en gij daardoor gedwongen zijt, uwe kinderen menige beperking op te leggen, moet gij u des te meer beijveren, uwe zonen en dochteren aan u te binden en hun toonen, dat het uw wensch is, hen gelukkig te maken.CG 189.1

    De jeugd is geneigd met dezulken te verkeeren, die in verstand en zedelijkheid lager staan dan zij zelf. Welk waar genot kan iemand uit het vrijwillig verkeer met hen trekken, wier gedachten, gevoelens en neigingen op lager trap staan? Zij hebben een bedorven smaak of verkeerde gewoonten en zij, die zulke vriendschap zoeken, zijn aan het gevaar bloot-gesteld, verkeerde voorbeelden te volgen.CG 189.2

    Wie het eeuwig leven deelachtig wil worden, moet geene onreine gedachten voeden of zich aan laakbare handelingen schuldig maken. Wanneer Christus het voorwerp zijner overdenkingen is, zullen de gedachten ver verwijderd blijven, van alles wat tot eene onreine handeling kan voeren. Terwijl men zich aan de betrachting van hoogere dingen overgeeft, wordt de zin voor het edele gesterkt. Wanneer men zijne gedachten met reine en heilige dingen bezig houdt, ontwikkelt zich een sterk, edel karakter; maar slechts hij, die met geheel zijn hart aan God gelooft en zich daarin oefent, zal zijne gedachten op hemelsche dingen vestigen. En slechts wie de noodige kracht en genade vast en deemoedig van God verwacht, zal in iedere aanvechting bestaan en iedere zwarigheid overwinnen.CG 189.3

    De Heere heeft voldoende gezorgd voor hen, die oprecht en ernstig de heiliging des geestes in de vreeze Gods najagen. Kracht en genade is in Christus Jezus ‘voldoende aanwezig, om door den dienst der engelen aan dezulken verleend te worden, die de zaligheid beërven zullen. Niemand is te diep gevallen of te verdorven, dat hij niet in Jezus, die voor hem gestorven is, kracht, reinheid en gerechtigheid kan vinden. Wanneer de menschen over hunne misdaden waaraclitig berouw hadden, zich van hunnen zondigen weg afkeerden en van ganscher harte den levenden God zochten, zouden zij Hem ook vinden. God wacht er op, om hunne, door de zonde bevlekte kleederen weg te nemen, ze met de reine kleederen Zijner gerechtigheid te versieren en hen de blijde boodschap medetedeelen, dat zij leven en niet sterven zullen. In Hem kunnen zij als ranken aan den levenden wijnstok groeien. Hunne twijgen zullen niet verdorren noch onvruchtbaar blijven. Zoo zij in Hem blijven, kunnen zij voedsel van Hem ontvangen, met Zijnen Geest vervult worden, wandelen als Hij wandelt, overwinnen gelijk Hij overwon en ten laatste aan Zijne rechterhand verhoogd worden. CG 190.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents