Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Geschiedenis en profetie

    Wie heeft dit vanouds doen horen, het van overlang verkondigt? Ben Ik het niet, de Here? Er is geen God behalve Ik.”

    De vroegste annalen

    De Bijbel is de oudste en omvangrijkste geschiedenis welke de mensen bezittten. Hij kwam fris uit de bron van de eeuwige waarheid en door de eeuwen heen heeft een goddelijke hand zijn zuiverheid bewaard. Hij verlicht het verre verleden waar het menselijke onderzoek tevergeefs tracht in door te dringen. Alleen in Gods Woord aanschouwen wij de kracht die de fundamenten der aarde legde en die de hemelen uitspreidde. Hier alleen vinden we een betrouwbaar verslag aangaande de oorsprong der volken. Hier alleen wordt een geschiedenis van ons ras gegeven, niet besmet door menselijke trots en vooroordeel.Ka 172.1

    Filosofie der geschiedenis

    In de annalen van de menselijke geschiedschrijvers treedt de groei van volkeren, de opkomst en ondergang van wereldrijken naar voren als afhankelijk van de wil en de dapperheid van de mens. De vorming van de gebeurtenissen schijnt grotendeels bepaald te worden door zijn macht, eerzucht of zijn grillen. Maar in het Woord van God wordt het gordijn open geschoven, en zien wij achter, boven en door het gehele spel en tegenspel van menselijke belangen en macht en driften, de werktuigen van de Almachtige, die in alle stilte en met geduld de raadslagen van Zijn eigen wil uitvoeren.Ka 172.2

    Verspreiding der rassen

    De Bijbel openbaart de ware filosofie der geschiedenis. In die woorden van weergaloze schoonheid en minzaamheid, gesproken door de apostel Paulus tot de wijzen van Athene, wordt Gods doel met de schepping en de verspreiding van rassen en volkeren duidelijk gemaakt. Hij „heeft uit één enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten” (Hand. 17:26,27). God verkondigt dat een ieder die wil, kan komen „in de band van het verbond” (Ezech. 20:37). Bij de schepping was het Zijn doel dat de aarde bewoond zou worden door schepselen, wier bestaan een zegen zou zijn voor hen persoonlijk en voor elkander, en een eer voor hun Schepper. Allen die willen, kunnen zich met dit doel vereenzelvigen. Van hen wordt gezegd: „Het volk dat Ik Mij geformeerd heb, zal Mijn lof verkondigen” (Jes. 43:21).Ka 172.3

    God heeft in Zijn wet de beginselen geopenbaard die aan alle ware voorspoed zowel van volken als van personen ten grondslag liggen. „Dat zal uw wijsheid en uw inzicht zijn”, verkondigde Mozes aan de Israëlieten betreffende Gods wet. „Dit is voor u geen ledig woord, maar dit is uw leven” (Deut. 4:6; 32 :47).Ka 173.1

    De zegeningen aldus verzekerd aan Israël, worden op dezelfde voorwaarden en in dezelfde mate verzekerd aan elk volk en aan iedere persoon onder de uitgestrekte hemelen.Ka 173.2

    Nationale voorspoed

    De macht, uitgeoefend door elke heerser op aarde, is door de Hemel toebedeeld; en van zijn gebruik van de aldus geschonken macht, hangt zijn welslagen af. Voor ieder geldt het woord van de Goddelijke Wachter: „Ik gordde u, hoewel gij Mij niet kendet” (Jes. 45 :5). En voor een ieder bevatten de woorden, in het verleden tot Nebukadnezar gesproken de levensles: „Doe uw zonden teniet door rechtvaardigheid en uw ongerechtigheid door erbarming jegens ellendigen — of er misschien verlenging van uw rust wezen moge” (Dan. 4:27).Ka 173.3

    De bron van de kracht

    Deze dingen te begrijpen — te begrijpen dat „gerechtheid een volk verhoogt”; dat „de troon door gerechtigheid wordt bevestigd”, en „geschraagd door liefde” (Spr. 14:34; 16:12; 20:28); de uitwerking van deze beginselen te erkennen in de openbaring van Zijn macht die „koningen afzet en koningen aanstelt” (Dan. 2:21) — betekent dat men de filosofie der geschiedenis begrijpt.Ka 173.4

    Alleen in het Woord Gods wordt dit duidelijk naar voren gebracht. Hier wordt getoond dat de kracht van volken zowel als van personen niet gevonden wordt in de kansen of bekwaamheden die hen onoverwinnelijk schijnen te maken en evenmin in hun opgeblazen grootheid. Hun kracht wordt afgemeten naar de trouw, waarmede zij Gods doel in vervulling doen gaan.Ka 173.5

    Doel van het regeren

    Deze waarheid vindt men uitgebeeld in de geschiedenis van het oude Babylon. Aan Nebukadnezar, de koning van dat rijk, werd het ware doel van de landsregering getoond in het beeld van een grote boom, welks hoogte „reikte tot aan de hemel en hij was te zien tot aan het einde der gehele aarde; zijn loof was schoon en zijn vrucht zo overvloedig, dat hij voedsel bood voor allen; onder hem zocht het gedierte des velds schaduw en in zijn takken nestelde het gevogelte” (Dan. 4: 11, 12). Deze schildering toont het karakter van een regering die Gods oogmerk vervult — een regering die het volk beschermt en opbouwt.Ka 174.1

    Het grote Babylon

    God maakte Babylon groot, opdat het dit doel zou verwezenlijken. Het volk leefde in voorspoed, tot het een hoogte van rijkdom en macht bereikte, die nadien nooit is geëvenaard. Het wordt in de Schriften zeer terecht voorgesteld door dat geïnspireerde symbool, een „gouden hoofd” (Dan. 2 :38).Ka 174.2

    Maar de koning erkende de macht niet die hem had groot gemaakt. In de trots van zijn hart zei Nebukadnezar: „Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een koninklijke woonstede door de sterkte mijner macht en tot eer mijner majesteit?” (Dan. 4 : 30).Ka 174.3

    Zijn onderdrukkende macht

    Inplaats van een beschermer der mensen te zijn, werd Babylon een trotse en wrede verdrukker. De woorden der Inspiratie, die de wreedheid en de hebzucht van de heersers in Israël schilderen, openbaren het geheim van Babylon’s val, en van de val van menig ander koninkrijk sinds het begin der wereld: „Het vet eet gij, met de wol kleedt gij u, het gemeste slacht gij, maar de schapen weidt gij niet; zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet, maar gij heerst over hen met hardheid en geweldenarij” (Ezech. 34 :3, 4).Ka 174.4

    Vergelding

    Het vonnis van de Goddelijke Wachter kwam tot de heerser over Babylon: o Koning „u wordt aangezegd: het koningschap is van u geweken” (Dan. 4:31);Ka 175.1

    „Daal af, en zet u neer in het stof, dochter van Babel.
    Zet u neer ter aarde, zonder zetel....
    Zet u zwijgend neer en ga in de duisternis, gij dochter der Chaldeeën,
    Want men zal u niet langer gebiedster der koninkrijken noemen”
    Ka 175.2

    (Jes. 47:1-5).

    „Gij, die aan grote wateren woont,
    Die groot zijn van schatten,
    Uw einde is gekomen, de maat waarop gij afgesneden wordt”.

    „Babel, het sieraad der koninkrijken,
    De trotse luister der Chaldeeën
    Zal worden als Sodom en Gomorra,
    Toen God ze onderstboven keerde.”
    Ka 175.3

    „Ik zal het maken tot een bezit van roerdompen en tot waterpoelen, en Ik zal het wegbezemen met de bezem der verdelging, luidt het woord van de Here der heerscharen” (Jer. 51:13; Jes. 13: 19; 14:23).Ka 175.4

    Opkomst en ondergang van volken

    Elk volk dat op het wereldtoneel is verschenen, is in de gelegenheid gesteld zijn plaats op aarde in te nemen om te zien of het aan het doel van de „Wachter en de Heilige” zou beantwoorden. De profetie heeft de opkomst en ondergang van de grote wereldrijken Babylon, Medo-Perzië, Griekenland en Rome geschilderd. In elk van deze rijken en van minder machtige volken heeft de geschiedenis zich herhaald. Elk volk kreeg zijn proeftijd, elk volk faalde daarin, zijn glorie verschrompelde, het verloor zijn macht en zijn plaats werd ingenomen door een ander.Ka 175.5

    Terwijl de volken Gods beginselen verwierpen en in deze verwerping hun eigen ondergang bewerkstelligden, trad nochtans aan het licht dat het Goddelijke alles overheersende doel zich door al hun bewegingen vervulde.Ka 175.6

    Visioen der cherubs

    Deze les wordt geleerd in een wonderbaarlijke symbolische voorstelling die de profeet Ezechiël tijdens zijn ballingschap in het land der Chaldeeën gegeven werd. Dit visioen kreeg Ezechiël toen hij gebukt ging onder smartelijke herinneringen en sombere voorgevoelens. Het land zijner vaderen was een woestenij. Jeruzalem was verlaten. De profeet zelf was een vreemdeling in een land waar eerzucht en wreedheid de overhand hadden. Aan alle kanten zag hij tirannie en onrecht, zijn ziel was in wanhoop en hij treurde dag en nacht. Maar de symbolen die hem getoond werden, openbaarden een macht ver verheven boven die van aardse heersers.Ka 176.1

    De leidende hand

    Aan de oevers van de rivier de Kebar zag Ezechiël een stormwind die uit het Noorden scheen te komen, „een zware wolk met flikkerend vuur en omgeven door een glans; daarbinnen, midden in het vuur, was wat er uitzag als blinkend metaal”. Een aantal raderen die in elkaar grepen, werden in beweging gebracht door vier levende wezens. Hoog boven hun hoofden was „wat er uitzag als lazuursteen dat de vorm had van een troon, en daarboven, op hetgeen een troon geleek, een gedaante, die er uitzag als een mens”. „Bij de cherubs was onder hun vleugelen iets zichtbaar, dat de vorm had van een mensenhand” (Ezech. 1:4, 26; 10:8). De raderen waren in hun samenstelling zo gecompliceerd, dat het leek alsof alles in verwarring was; maar zij bewogen zich in een volmaakte harmonie. Hemelse wezens, ondersteund en geleid door de hand onder de vleugels van de cherubs, dreven deze raderen aan; boven hen op de troon van saffier zat de Eeuwige; en rondom de troon was een regenboog, het embleem van Goddelijke genade.Ka 176.2

    Zoals dat bijzonder ingewikkelde raderstelsel geleid werd door de hand onder de vleugels van de cherubs, zo staat het gecompliceerde spel van menselijke gebeurtenissen onder Goddelijk beheer. Temidden van de strijd en het tumult der volken leidt Hij Die boven de cherubs troont, nog steeds de aangelegenheden hier op aarde.Ka 176.3

    Een plaats in Gods doel

    De geschiedenis van de volken die de een na de ander de hun toegewezen tijd en plaats hebben ingenomen en onbewust getuigen van de waarheid waarvan zijzelf de betekenis niet begrijpen, spreekt tot ons. Aan elk volk en aan elk mens van deze tijd heeft God een plaats in Zijn groot plan toegekend. Vandaag worden mensen en volken gemeten door het schietlood in de hand van Hem Die zich niet vergist. Allen bepalen door hun persoonlijke keuze hun lot en God heeft alles in Zijn macht om Zijn doel te bereiken.Ka 177.1

    Vervulling der profetie

    De geschiedenis, welke de grote „Ik ben” in Zijn Woord heeft uitgestippeld door vanaf de eeuwigheid van het verleden tot de eeuwigheid van de toekomst in de profetische keten schakel aan schakel te verbinden, zegt ons waar wij in de loop der eeuwen zijn aangeland en wat wij in de komende tijd kunnen verwachten. Alles wat de profetie heeft voorzegd dat tot op heden zou gebeuren, staat opgetekend op de bladzijden der geschiedenis, en we kunnen verzekerd zijn dat wat nog komen moet, eveneens zijn vervulling zal krijgen.Ka 177.2

    De uiteindelijke vernietiging van alle aardse heerschappij is in het Woord der waarheid duidelijk voorzegd. In de profetie, verkondigd toen het vonnis Gods werd uitgesproken over de laatste koning van Israël, komt een boodschap naar voren: —Ka 177.3

    „Zo zegt de Here Here: Neem weg die tulband! zet af die kroon! ....verhoog wat laag is; verlaag wat hoog is. Een puinhoop, een puinhoop, een puinhoop zal Ik ze maken. Maar ook zo zal het niet blijven. Totdat Hij komt die er recht op heeft en aan Wie Ik het geven zal” (Ezech.21:26, 27).Ka 177.4

    De kroon, van Israël weggenomen, ging achtereenvolgens over op de koninkrijken Babylon, Medo-Perzië, Griekenland en Rome. God zegt: „Maar ook zo zal het niet blijven. Totdat Hij komt die er recht op heeft en aan Wie Ik het geven zal”.Ka 177.5

    Tekenen der tijden

    Die tijd is nabij. Heden verkondigen de tekenen der tijden dat we staan aan de vooravond van grote en plechtige gebeurtenissen Alles in onze wereld is in beweging. Voor onze ogen gaat de profetie van de Heiland in vervulling aangaande de gebeurtenissen die aan Zijn wederkomst vooraf gaan: „Gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen.... volk zal opstaan tegen volk en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn” (Matth. 24: 6, 7).Ka 177.6

    Aan de vooravond van een crisis

    Het heden is een tijd van enorm belang voor alle levenden. Heersers en staatslieden, mannen die op hoge vertrouwensposten staan, denkende mannen en vrouwen uit alle standen, hebben hun aandacht gericht op de gebeurtenissen om ons heen. Zij zien de gespannen, rusteloze verhoudingen onder de volken. Zij zien hoe zich van alle aardse activiteit een geweldige drift meester maakt en zij moeten wel tot de slotsom komen dat iets van beslissende betekenis spoedig zal plaats grijpen — dat de wereld aan de vooravond van een geweldige crisis staat.Ka 178.1

    Engelen houden nu de oorlogswinden in toom, opdat ze niet zullen waaien tot de wereld gewaarschuwd is voor haar komende ondergang; maar een storm is in aantocht die straks over de aarde zal losbarsten; en wanneer God Zijn engelen zal bevelen de winden los te laten, zal er zo’n strijd ontstaan als geen pen kan beschrijven.Ka 178.2

    De slottonelen

    De Bijbel en de Bijbel alleen geeft een juiste kijk op deze dingen. Hierin worden de grote slottonelen in de geschiedenis onzer wereld beschreven, gebeurtenissen welke hun schaduw reeds vooruit werpen, waarvan het geluid hunner nadering de aarde doet beven en de harten der mensen van vrees doet bezwijken.Ka 178.3

    „Zie, de Here ontledigt en verwoest de aarde, keert haar onderstboven en verstrooit haar inwoners.... omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzetting ontdoken, het eeuwig verbond verbroken. Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar bewoners boeten De vrolijke tamboerijnen zwijgen, het rumoer der uitgelatenen heeft opgehouden, de vrolijke citer zwijgt” (Jes. 24: 1-8).Ka 178.4

    „Slag na slag”

    „Wee die dag, want nabij is de dag des Heren; als een verwoesting komt hij van de Almachtige.... Verschrompeld zijn de zaadkorrels onder haar aardkluiten; verwoest zijn de voorraadschuren; gescheurd staan de korenbakken, want het koren is verdroogd. Hoe kreunt het vee! De runderkudden dolen rond, want er is voor hen geen weide; ook de schapenkudden lijden zwaar”. „De wijnstok is verdord en de vijgeboom is verwelkt; granaatappelboom, ook palm en appel-boom, alle bomen des velds zijn verdord. Voorwaar, de blijdschap is beschaamd van de mensenkinderen weggevlucht” (Joël 1:15-18, 12).Ka 178.5

    „Ik moet ineenkrimpen, o wanden mijns harten! Mijn hart jaagt in mij. Ik kan niet zwijgen; want bazuingeschal hoor ik, strijdrumoer! Slag na slag wordt gemeld, ja, het gehele land is verwoest”. „Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet. Ik zag de bergen, en zie, zij beefden, en alle heuvelen schudden. Ik zag, en zie, er was geen mens en al het gevogelte des hemels was weggevlogen. Ik zag, en zie, de gaarde was woestijn en al zijn steden waren in puin gestort” (Jer. 4: 19, 20, 23-26).Ka 179.1

    „De tijd van Jakobs benauwdheid”

    „Wee, want groot is die dag, zonder weerga; een tijd van benauwdheid is het voor Jakob; maar daaruit zal hij gered worden” (Jer. 30:7).Ka 179.2

    „Kom, mijn volk, ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u; verberg u een korte tijd, tot de gramschap over is” (Jes. 26:20).Ka 179.3

    „Want Gij, o Heer, zijt mijn toevlucht,
    De Allerhoogste hebt gij tot uw schutse gesteld;
    Geen onheil zal u treffen
    En geen plaag zal uw tent naderen”
    Ka 179.4

    (Ps. 91:9,10).

    „Onze God komt”

    „De God der goden, de Here spreekt en roept de aarde
    van waar de zon opgaat tot waar zij ondergaat.
    Uit Sion, de volkomen schoonheid, verschijnt God in lichtglans.
    Onze God komt, en zal niet zwijgen”.

    „Hij roept tot de hemel daarboven, En tot de aarde om Zijn volk te richten....
    Daar verkondigt de hemel Zijn gerechtigheid
    Want God is rechter”
    Ka 179.5

    (Ps. 50 : 1-6).

    „Dochter Sions.... de Here zal u verlossen uit de macht van uwKa 180.1

    vijanden. Wel zijn nu vele volken tegen u vergaderd die zeggen: Zij worde ontwijd en moge onze ogen zich aan Sion verlustigen! Maar zij kennen de gedachte des Heren niet en verstaan Zijn raadslag niet”. „Omdat men u, Sion, de verstotene noemt, degene naar wie niemand vraagt”, „zal Ik u genezing schenken, u van uw wonden genezen, zegt de Here”. „Ik breng een keer in het lot van de tenten van Jakob en over zijn woningen zal Ik Mij ontfermen” (Micha 4: 10-12; Jer. 30: 17, 18).Ka 180.2

    ,,Hij zal verlossen”

    „En men zal te dien dage zeggen: Zie, Deze is onze God,
    Van Wie wij hoopten dat Hij ons zou verlossen;
    Dit is de Here, op Wie wij hoopten;
    Laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft”.
    Ka 180.3

    „Hij zal voor eeuwig de dood vernietigen.... en de smaad van Zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de Here heeft het gesproken” (Jes. 25 : 9, 8).Ka 180.4

    „Aanschouw Sion, de stad onzer feestelijke bijeenkomsten. Uw ogen zullen Jeruzalem zien als een veilige woonstede, als een tent die niet verplaatst wordt.... Want de Here is onze Rechter, de Here is onze Wetgever, de Here is onze Koning” (Jes. 33 : 20-22).Ka 180.5

    „Hij zal de geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid recht spreken” (Jes. 11:4).Ka 180.6

    De regering des vredes

    Dan zal Gods doel vervuld zijn; de beginselen van Zijn koninkrijk zullen door allen onder de zon geëerd worden.Ka 180.7

    „Van geen geweld zal in uw land meer gehoord worden,
    Van verwoesting noch verderf in uw gebied;
    En gij zult uw muren Heil noemen
    En uw poorten Lof”. „Door gerechtigheid zult gij bevestigd worden.
    Weet u verre van onderdrukking,
    Want gij hebt niet te vrezen.
    Ka 180.8

    (Jes. 60: 18; 54: 14).

    Bestudering der profetie

    De profeten aan wie deze verheven tonelen werden geopenbaard, verlangden de betekenis daarvan te kennen. Zij „hebben gezocht en gevorst.... terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde.... Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan” (1 Petr. 1:10-12).Ka 181.1

    Van welk een diepe betekenis, van welk een groot belang zijn voor ons die aan de vooravond van hun vervulling staan, deze schilderingen van de komende dingen — gebeurtenissen, waarop sinds onze stamouders het Paradijs moesten verlaten, Gods kinderen onder waken en bidden hebben gewacht, en waarnaar zij steeds hebben verlangd!Ka 181.2

    In deze tijd, vlak voor de grote eindcrisis, zijn de mensen, evenals voor de eerste verwoesting der wereld, verdiept in genoegens en zinnelijke lusten. In beslag genomen enkel door wat men ziet en wat voorbij gaat, hebben ze het onzienlijke en het eeuwige uit het oog verloren. Voor dingen die vergaan terwijl ze worden gebruikt, offeren ze onmetelijke rijkdommen. Hun gedachten moeten op een hoger doel worden gericht, hun levensblik moet verwijd worden. Zij moeten uit de verdoving van hun wereldse dromen worden opgewekt.Ka 181.3

    Een les voor deze tijd

    Uit de opkomst en ondergang van volken, zo duidelijk gemaakt op de bladzijden van de Heilige Schrift, moeten ze leren hoe waardeloos die enkel uiterlijke en wereldse glorie is. Daar is Babylon, met al zijn pracht en praal, welks gelijke de wereld sindsdien nooit heeft aanschouwd — een pracht en een praal, welke de volken van die tijd stabiel en duurzaam leken — hoe volkomen is het ten onder gegaan! Als „de bloem des velds” is het vergaan.Ka 181.4

    Zo vergaat alles dat niet op God is gegrondvest. Alleen dat wat met Zijn doel verbonden is en Zijn karakter uitdrukt, kan blijven bestaan. Zijn beginselen zijn de enige blijvende dingen, die onze wereld kent.Ka 182.1

    En juist deze grote waarheden moeten door jong en oud geleerd worden. Wij moeten de vervulling van Gods doelwit in de geschiedenis der volken en in de openbaring van de toekomende dingen bestuderen, opdat wij het zienlijke en het onzienlijke kunnen schatten op hun juiste waarde, om te kunnen weten wat het ware levensdoel is; opdat, wanneer we de dingen des tijds zien in het licht der eeuwigheid, wij daarvan het beste en nobelste gebruik maken. Wanneer wij zo hier de beginselen van Zijn koninkrijk leren en daarvan onderdanen en burgers worden, kunnen wij voorbereid zijn op Zijn komst om met Hem Zijn koninkrijk binnen te gaan.Ka 182.2

    Het einde is nabij

    De dag is nabij. Wat betreft de nog te leren lessen, het nog te verrichten werk, de nog aan te brengen karakterverandering, rest ons nog maar een korte spanne tijds.Ka 182.3

    „Zie, het huis Israëls zegt: het gezicht dat hij schouwt, heeft betrekking op een verwijderde toekomst, en hij profeteert aangaande verre tijden. Daarom, zegt tot hen: zo zegt de Here Here: Geen van Mijn woorden zal nog langer worden uitgesteld. Het woord dat Ik spreken zal, zal in vervulling gaan, luidt het woord van de Here Here” (Ezech. 12 : 27, 28).Ka 182.4

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents