Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    Opleiding tot handenarbeid

    Wij vermanen u.... met uw handen te werken.”

    Arbeid een zegen

    Bij de schepping was de arbeid bedoeld als een zégen. Het betekende ontwikkeling, kracht, geluk. De veranderde toestand der aarde door de vloek der zonde heeft een verandering in de arbeidsomstandigheden gebracht; en toch, hoewel de arbeid samen gaat met vrees, moeiten en zorgen, is hij nog steeds een bron van geluk en ontwikkeling. En ook is hij een beveiliging tegen verzoeking. De tucht die daarvan uitgaat, werkt remmend op genotzucht en bevordert vlijt, reinheid en vastberadenheid. Zo wordt de arbeid een deel van Gods grote plan voor ons herstel uit de zondeval.Ka 211.1

    Arbeid adelt

    De jeugd moet de adel van de arbeid leren inzien. Laat hen zien dat God altijd werkt. Alle dingen in de natuur verrichten de hun opgelegde taak. Werkzaamheid bezielt de ganse schepping en om onze taak te vervullen moeten ook wij actief zijn.Ka 211.2

    Gods medearbeiders

    In ons werk zijn we Gods medearbeiders. Hij geeft ons de aarde en haar schatten; maar we moeten die geschikt maken voor ons nut en gemak. Hij doet de bomen groeien, maar wij maken daar hout van om ons huis te bouwen. In de aarde heeft Hij verborgen het goud en zilver, het ijzer en de kolen; maar alleen door arbeid kunnen wij dat verkrijgen.Ka 211.3

    Laat zien dat, terwijl God alle dingen geschapen heeft en voortdurend in stand houdt, Hij ons een macht geschonken heeft, die niet geheel ongelijk is aan de Zijne. Over de krachten der natuur is ons in zekere mate de macht gegeven om die te beheersen. Zoals God uit de chaos de aarde in haar schoonheid tevoorschijn riep, kunnen wij uit de verwarring orde en schoonheid tevoorschijn brengen. En hoewel alle dingen door de zonde zijn bevlekt, voelen wij na gedane arbeid een vreugde, gelijk aan de Zijne toen Hij Zijn ogen liet gaan over de schone aarde en zei dat ze „zeer goed” was.Ka 211.4

    In de regel wordt de beste beweging voor de jeugd gevonden in nuttige bezigheid. Door het spel ontwikkelt het kleine kind zich en vindt daarin ook afleiding; en al zijn spelen moeten van die aard zijn dat ze niet alleen de lichamelijke, maar ook de verstandelijke en geestelijke groei bevorderen. Wanneer hij sterk en verstandig wordt, zal de beste ontspanning gevonden worden in een of andere bezigheid die nuttig is. Wat de hand oefent tot nuttige arbeid, en de jeugd leert om de lasten des levens mee te helpen dragen, bevordert het best de groei van geest en karakter.Ka 211.5

    Een noodzakelijke tucht

    De jeugd moet beseffen dat leven vlijtige arbeid, verantwoordelijkheid en plichtsbesef betekent. Zij hebben een opleiding nodig die van hen praktische mannen en vrouwen maakt, die moeilijkheden het hoofd weten te bieden. Zij moeten leren dat de tucht tot systematische, geregelde arbeid noodzakelijk is, niet alleen als een beveiliging tegen de wisselvalligheden van het leven, maar als hulp tot een veelzijdige ontwikkeling.Ka 212.1

    Nietsdoen veroorzaakt verwording

    Ondanks alles wat gezegd en geschreven is over de waardigheid van de arbeid, overheerst het gevoel dat hij vernedert. Jonge mannen willen liever leraar, boekhouder, koopman, dokter, advocaat worden of een of andere positie innemen, die geen lichamelijke arbeid vereist. Jonge vrouwen voelen niets voor het huishoudelijk werk en zoeken een andere opleiding. Zij moeten allen leren dat geen man of vrouw zich vernedert door eerlijke handenarbeid. Wat vernedert is nietsdoen en zelfzuchtige afhankelijkheid. Nietsdoen bevordert de zelfgenoegzaamheid, en het resultaat is een leeg, onvruchtbaar leven — een veld dat open ligt voor de groei van alle boosheid. „De grond die de regen welke er telkens opvalt, indrinkt en gewas voortbrengt, geschikt voor hen, ter wille van wie hij ook bewerkt wordt, ontvangt zegen van God; doch als hij doornen en distelen draagt, is hij ondeugdelijk en niet ver van de vervloeking die uitloopt op verbranding” (Hebr. 6: 7, 8).Ka 212.2

    Kennis van de dagelijkse plichten

    Vele leervakken die de tijd van de scholier in beslag nemen, dragen maar weinig bij tot zijn bruikbaarheid en geluk; maar wel is nodig dat elke jongen of meisje in de jeugdjaren gedegen kennis van de dagelijkse plichten bezit. Het is niet direct nodig dat een meisje frans of algebra leert, of pianoles krijgt; maar het is absoluut nodig dat ze leert goed brood te bakken, goed zittende kleren te maken, en al die kleine plichten weet te doen die tot het huishouden behoren.Ka 212.3

    Voor de gezondheid en het geluk van het hele gezin is niets van zo vitaal belang als verstand en bekwaamheid bij degene die het eten bereidt. Zij kan door slecht bereide, ongezonde spijzen niet alleen de bruikbaarheid van de volwassenen, maar ook de ontwikkeling van het kind belemmeren. Maar wanneer ze spijzen bereidt die voorzien in de behoeften van het lichaam en die er tegelijkertijd aanlokkelijk en smakelijk uitzien, kan ze evenveel bereiken in de goede richting, als ze anders bereikt zou hebben in de verkeerde richting. Zo houdt levensgeluk op tal van manieren nauw verband met getrouwheid in de dagelijkse plichten.Ka 213.1

    Omdat man en vrouw beiden hun deel doen in de stichting van een gezin, moeten zowel jongens als meisjes kennis van de huishoudelijke plichten hebben. Een bed opmaken en een kamer opruimen, borden wassen, een maal bereiden, zijn eigen kleren wassen en herstellen, is een arbeid die geen enkele jongeman minder mannelijk zal maken; het zal hem integendeel gelukkiger en bruikbaarder maken. En wanneer op hun beurt meisjes zouden leren een paard in'te spannen en te mennen, zaag en hamer te gebruiken en ook de hark en de schoffel, dan zouden ze beter in staat zijn de moeilijkheden van het leven het hoofd te bieden.Ka 213.2

    Eert de arbeider

    De kinderen en jonge mensen kunnen uit de Bijbel leren hoe God het dagelijks werk heeft geëerd. Ze moeten eens lezen van de „zonen der profeten” (2 Kon. 6:1-7), scholieren op school die voor zichzelf een huis bouwden en voor wie een wonder werd verricht om een geleende bijl, die verloren was geraakt, weer te voorschijn te brengen. Laat ze eens lezen van Jezus de timmerman en Paulus de tentenmaker, die de hoogste menselijke en goddelijke dienst verbonden met het werk van een arbeider. Ook moeten ze eens lezen van de jongen wiens vijf broden door de Heiland werden gebruikt in dat grote wonder om de duizenden te spijzigen; van Dorkas, de naaister, die uit de dood werd opgewekt opdat zij kon doorgaan met het maken van kleren voor de armen; van de wijze vrouw, beschreven in Spreuken die „bezig is met wol en vlas en werkt met vaardige handen”, die „haar huis het voedsel geeft, haar dienstmaagden haar deel”, die „een wijngaard plant” (Spr. 31:13,15,16).... en „haar armen versterkt”; die „haar hand uitbreidt naar de ellendige; ja, haar handen uitstrekt naar de nooddruftige”, die „toezicht houdt op de gang van haar huishouding en het brood der traagheid niet eet” (Spr. 31:17,20,27).Ka 213.3

    Van zo iemand zegt God: „Zij is te prijzen. Geeft haar van de vrucht harer handen, dat haar daden haar roemen in de poorten” (Spr. 31:30,31).Ka 214.1

    De eerste ambachtsschool

    Voor elk kind moet het ouderlijk huis de eerste ambachtsof huishoudschool zijn. En dan moet zo veel mogelijk elke school mogelijkheid tot handenarbeid geven. Zo’n opleiding zou grotendeels de plaats van het gymnastieklokaal innemen en bovendien van nut zijn door het bevorderen van een waardevolle tucht.Ka 214.2

    Scholen voor handenarbeid

    Aan de opleiding tot handenarbeid moet veel meer aandacht besteed worden dan ze tot nu heeft ontvangen. Scholen moeten gesticht worden die, behalve de hoogste verstandelijke en zedelijke vorming, de beste middelen voor lichamelijke ontwikkeling en voor een vakopleiding bieden. Daar moet les worden gegeven in landbouw, in verschillende ambachten — waartoe zoveel mogelijk de nuttigste vakken behoren — en ook in de huishoudkunde, koken van gezonde spijzen, naaien, het maken van kleren, verzorging van zieken en dergelijken. Daar moeten dus akkers, werkplaatsen, zieken-kamers zijn en het werk op elk gebied moet onder leiding staan van bekwame leerkrachten.Ka 214.3

    Het leren van een vak

    Het werk moet een bepaald doel hebben en moet grondig gedaan worden. Hoewel het goed is dat ieder van verschillende vakken enige kennis bezit, is het toch absoluut nodig dat men zich op minstens één vak speciaal toelegt. Elke jongeman die de school verlaat, moet een of ander vak of beroep kennen, waarmede hij zo nodig zijn brood kan verdienen.Ka 214.4

    Kosten

    Vaak wordt tegen het ambachtsonderwijs op school het bezwaar geopperd dat er zoveel kosten mee gepaard gaan. Maar het doel dat bereikt wordt, is de kosten waard. Geen ander ons opgedragen werk is zo belangrijk als de opvoeding van de jeugd en alle kosten die voor de juiste uitvoering daarvan besteed worden, zijn wel besteed. Zelfs uit het oogpunt van de financiële resultaten, zullen de kosten besteed aan de opleiding tot handenarbeid de beste besparing blijken te zijn. Velen van onze jongens zouden op deze wijze van de straathoeken en uit de café’s gehouden worden; de gelden, uitgegeven voor akkers, werkplaatsen en baden zouden meer dan verantwoord zijn door wat uitgespaard wordt op ziekenhuizen en tuchtscholen. En wie kan de waarde van de jeugd voor de mensheid en het volk schatten wanneer ze worden opgeleid om nuttige, productieve arbeid te verrichten?Ka 215.1

    Landbouw

    Bezigheden, verricht in de open lucht, die het gehele lichaam in actie brengen, vormen de beste ontspanning na de studie. Geen handenarbeid is van meer waarde dan landbouw. Er moet veel meer gedaan worden om belangstelling voor landbouwwerk te wekken en aan te moedigen. Laat de leraar de aandacht der scholieren vestigen op wat de Bijbel aangaande de landbouw zegt, namelijk dat het Gods bedoeling was dat de mens de aarde zou bewerken; dat aan de eerste mens, de heerser over de gehele wereld, een hof werd gegeven om die te bebouwen; en dat velen van de groten der wereld zich niet geschaamd hebben om de grond te bewerken. Wijst op de kansen die een dergelijk leven bieden. De wijze Salomo zegt: „Een voordeel voor het land bij dit alles is een koning die de akkerbouw begunstigt” (Pred. 5 : 8). Van degene die de grond bebouwt, zegt de Bijbel: „Zijn God onderricht hem over de juiste wijze en onderwijst hem”. En verder: „Wie de vijgeboom verzorgt, geniet de vrucht” (Jes. 28 : 26; Spr. 27 : 18). Wie zijn brood verdient door de akkerbouw ontkomt aan vele verzoekingen en geniet ontelbare voorrechten en zegeningen, waarvan degenen die hun werk in de grote steden hebben, verstoken blijven. En in deze dagen van enorme concerns en van concurrentie op zakelijk gebied zijn er maar weinigen die zich zo in een werkelijke onafhankelijkheid kunnen verheugen en de zekerheid hebben dat ze vruchten op hun arbeid zullen ontvangen als de landbouwer.Ka 215.2

    Het onderricht moet ook praktisch zijn

    Aan de scholieren moet ten aanzien van de landbouw niet enkel theoretisch, maar ook praktisch onderricht worden gegeven. Terwijl zij in zich opnemen wat de wetenschap leert aangaande de natuur en de bewerking van de grond, de waarde van de verschillende gewassen en de beste productiemethoden, moeten ze hun kennis ook leren gebruiken. De leraars moeten de scholieren bij hun landbouwwerk helpen en laten zien welke resultaten door bekwame, verstandige werkwijze verkregen worden. Zo zal oprechte belang-stelling en lust gewekt worden om het werk zo goed mogelijk te doen. Met de versterkende werking van de arbeid in de open lucht, zonneschijn en frisse lucht, zal zo’n streven liefde voor het landbouwwerk wekken, waardoor menige jonge man dit werk als beroep zal kiezen. Zo zullen zich invloeden doen gelden welke de grote en sterke stroom van arbeiders van het platteland naar de steden zullen keren.Ka 216.1

    Voor de werklozen

    Zo zouden onze scholen ook kunnen meehelpen om de vele werklozen bezigheid te verschaffen. Duizenden hulpeloze, hongerende mensen, van wie dagelijks sommigen in de rijen der misdadigers worden opgenomen, zouden in een gelukkig, gezond, onafhankelijk leven zelfstandig kunnen worden, indien ze zouden leren bekwaam en ijverig de grond te bewerken.Ka 216.2

    Handenarbeid voor mensen van elk beroep

    Ook hoofdarbeiders in het algemeen moeten de zegen van de handenarbeid leren kennen. Iemand kan een briljante geest hebben; hij kan vaardig zijn in het ontwerpen van ideeën; zijn kennis en geschiktheid mogen hem de toelating tot ambt of beroep verzekeren dat hij gekozen heeft; toch zal hij misschien nog lang niet die geschiktheid bezitten om aan de eisen van dat ambt of beroep te voldoen. Een scholing, enkel verkregen uit boeken, leidt tot oppervlakkig denken. Praktisch werk houdt een aanmoediging in tot scherpe waarneming en onafhankelijk denken. Wanneer dat op de juiste wijze wordt verricht, leidt het tot ontwikkeling van praktische wijsheid, welke wij gezond verstand noemen. Het ontwikkelt een talent om plannen te maken en uit te voeren, schenkt moed en volharding, en brengt de mens er toe om takt en vaardigheid aan de dag te leggen.Ka 216.3

    Ten zegen voor de dokter

    De arts die door zijn praktische werkzaamheid in de ziekenkamer een fundament voor zijn beroepservaring heeft gelegd, zal snel inzicht en veelzijdige kennis hebben, en bekwaamheid om in noodgevallen direct op de juiste wijze in te grijpen — allemaal noodzakelijke eigenschappen die enkel door praktische oefening verkregen worden.Ka 217.1

    Voor de predikant, zendeling, leraar

    De predikant, de zendeling, de leraar zullen zien dat hun invloed bij de mensen sterk toeneemt, wanneer blijkt dat zij de kennis en de vaardigheid bezitten voor de praktische plichten van het dagelijkse leven. En het succes, en misschien zelfs wel het leven van de zendeling, hangen vaak af van zijn kennis van praktische dingen. Te kunnen koken, bij ongevallen en rampen handelend op te treden, ziekten te behandelen, een huis of zelfs een kerk te bouwen als dat nodig is — dat alles bepaalt vaak het verschil tussen succes en mislukking in zijn levenswerk.Ka 217.2

    Scholieren die hun schoolgeld verdienen

    Vele scholieren zouden tijdens hun studie een waardevolle opleiding verkrijgen wanneer ze hun levensonderhoud zelf verdienden. In plaats van schulden te krijgen of aangewezen te zijn op de zelfverloochening van hun ouders, moeten jonge mannen en vrouwen leren op zichzelf te vertrouwen. Zo zullen zij de waarde van het geld, de waarde van de tijd, kracht en de kansen die zij hebben, leren kennen, en veel minder in verzoeking komen om aan ijdele en verkwistende gewoonten toe te geven. De lessen van spaarzaam-heid, vlijt, zelfverloochening, praktisch zakelijk beheer en volharding, aldus verkregen, zullen een zeer belangrijk onderdeel van hun uitrusting voor de strijd des levens blijken te zijn. En de les om zichzelf te helpen, die de scholier leert, zou de onderwijsinstellingen er voor bewaren in schulden te komen waarmee zo vele scholen te kampen hebben en waardoor ze zo vaak tot beperkingen zijn gedwongen.Ka 217.3

    Prent de jeugd in dat hun opvoeding er niet toe dient hun te leren hoe ze aan ‘s levens onaangename taken en zware lasten kunnen ontkomen, maar dat het doel daarvan is het werk te verlichten door het leren van betere methoden en hogere doelstellingen. Leer de scholieren dat het ware levensdoel niet is voor zichzelf zo veel mogelijk winst te maken, maar hun Schepper te eren door hun deel te doen in het werk der wereld en de behulpzame hand te bieden aan hen die zwakker en onwetender zijn.Ka 218.1

    Nauwgezetheid en gedegenheid

    Een van de voornaamste oorzaken, waarom men zo vaak op lichamelijke arbeid neerziet, is de nalatige en onnadenkende wijze, waarop dat werk vaak wordt gedaan. Het wordt gedaan uit noodzaak en niet uit vrije keuze. De arbeider doet het werk niet met geestdrift en zo heeft hij geen zelfrespect en ontvangt ook geen respect van anderen. De opleiding tot handenarbeid moet deze dwaling wegnemen. Die opleiding moet gewoonten van nauwgezetheid en degelijkheid aankweken. Scholieren moeten leren bij hun arbeid taktisch en systematisch te werk te gaan. Zij moeten leren tijd te sparen en elke kracht op de beste wijze te gebruiken. Zij moeten niet alleen onderricht ontvangen ten aanzien van de beste methoden, maar ook met lust bezield worden om die steeds te vervolmaken. Het moet hun doel worden om hun werk zo volmaakt te doen als menselijke hersenen en handen maar kunnen.Ka 218.2

    Meesters in de arbeid

    Zo’n opleiding zal van de jeugd wat het werk betreft meesters en geen slaven maken. Zij zal het lot van de harde zwoegers verlichten, en zal zelfs de nederigste arbeid veredelen. Wie het werk louter als geestdodend beziet en daaraan begint met een zelfgenoegzame onwetendheid, zonder de lust daarin verbetering te brengen, zal het inderdaad een last vinden. Maar zij die in het nederigste werk een wetenschap zien, zullen daarin de nobelheid en schoonheid zien, en door dat werk trouw en doelmatig te doen, zullen zij er vreugde in vinden.Ka 218.3

    Wanneer een jonge man zo wordt opgeleid, zal hij, wat ook zijn roeping in het leven is en zo lang hij eerlijk blijft, zijn werk op nuttige en eervolle wijze verrichten.Ka 219.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents