Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    De macht van het gebed

    De Schrift zegt „dat men altijd bidden moet, en niet vertragen” (Luk. 18: 1); en wanneer er ooit een tijd is dat de mensen behoefte gevoelen aan het gebed, is het wanneer hun krachten afnemen en zelfs het leven onder hun handen schijnt weg te glijden. Het gebeurt vaak dat zij, die een goede gezond-heid genieten, de wonderlijke genadegaven, die hun dag in, dag uit, jaar in, jaar uit worden toebedeeld, vergeten en zij brengen God geen lof en dank voor Zijn weldaden. Maar wanneer men ziek wordt, gaat men weer aan God denken. Wanneer menselijke krachten falen, voelen de mensen zich aangewezen op Goddelijke hulp. En nooit wendt de barmhartige God Zich af van de ziel, die Hem in alle oprechtheid om hulp vraagt.GG 171.1

    „Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen,
    Ontfermt Zich de Heere over degenen, die Hem vrezen.
    Want Hij weet wat maaksel wij zijn,
    Gedachtig zijnde, dat wij stof zijn.” (Psalm 103 :13, 14)
    GG 171.2

    „De dwazen worden om de weg hunner overtreding,
    En om hun ongerechtigheden geplaagd.
    Hun ziel gruwelde van alle spijze,
    En zij waren tot aan de poorten des doods gekomen.
    Doch roepende tot de Heere in de benauwdheid die zij hadden,
    GG 171.3

    Verloste Hij hen uit hun angsten.
    Hij zond Zijn woord uit en heelde hen,
    En rukte hen uit hun kuilen.” (Psalm 107 : 17—20)
    GG 171.4

    God is even bereid nu in deze tijd de zieken gezond te maken, als toen de Heilige Geest deze woorden sprak door de psalmist. En Christus is nu dezelfde barmhartige Heelmeester als ten tijde van Zijn dienst hier op aarde. In Hem is helende balsem voor elke ziekte, herstellende kracht voor elke zwakte. Zijn discipelen van deze tijd moeten even waarachtig voor de zieken bidden als de discipelen van ouds dat deden. En herstel zal volgen; want „het gebed des geloofs zal de zieke behouden.” We hebben de kracht van de Heilige Geest, de rustige zekerheid des geloofs, dat zich kan beroepen op Gods beloften. De belofte des Heeren, „Zij zullen op kranken de handen leggen, en zij zullen gezond worden” (Markus 16 : 18), is heden evenzo van kracht als ten tijde der apostelen. Zij toont het voorrecht van Gods kinderen, en Christus’ dienstknechten zijn de instrumenten, door welke Hij werkt, en door hen wil Hij Zijn genezende kracht uitoefenen.GG 171.5

    Het is onze taak de zieken en lijdenden in de armen van ons geloof tot God te brengen. Wij moeten hen leren, te geloven in de Grote Heelmeester.GG 172.1

    De Heiland wil van ons, dat we de zieke, de wanhopige, de beproefde bemoedigen om op Zijn kracht te vertrouwen. Door geloof en gebed kan de ziekenkamer veranderd worden in een Bethel, een huis Gods. Door woord en daad kunnen artsen en verpleegsters getuigen, en wel zó duidelijk, dat het niet misverstaan kan worden. „De Heere is in deze plaats” om te redden, en niet om te vernietigen. Het is Christus’ verlangen Zijn aanwezigheid te openbaren in de ziekenkamer, om daar de harten van dokters en verpleegsters te vullen met de goedheid van Zijn liefde. Wanneer het leven der verzorgers van de zieke zo is, dat Christus met hen mee kan gaan naar het bed van de patiënt, dan zal de overtuiging hem gaan bezielen, dat de goedertieren Heiland aanwezig is, en deze overtuiging zal op zichzelve veel doen voor het herstel zowel van het lichaam als de ziel.GG 172.2

    En God verhoort gebeden. Christus heeft gezegd: „Zo gij iets begeren zult in Mijn Naam, Ik zal het doen” (Johannes 14 : 14). Op een andere plaats zegt Hij: „Zo iemand Mij dient, de Vader zal hem eren” (Johannes 12 : 26). Wanneer wij leven overeenkomstig Zijn woord, zal elke kostelijke belofte, die Hij gegeven heeft, aan ons vervuld worden.GG 172.3

    We zijn Zijn genade onwaardig, maar wanneer we onszelven aan Hem overgeven, neemt Hij ons aan. Hij wil voor en door diegenen werken, die Hem volgen.GG 172.4

    Maar alleen, wanneer we in gehoorzaamheid aan Zijn woord leven, kunnen we aanspraak maken op de vervulling van Zijn beloften. De psalmist zegt: „Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Heere zou niet gehoord hebben” (Psalm 66 :18). Bewijzen wij Hem enkel een gedeeltelijke, halfslachtige gehoorzaamheid, zo zullen Zijn beloften aan ons niet vervuld worden.GG 172.5

    In het woord van God vinden we voorschriften ten aanzien van het bijzondere gebed voor het herstel van zieken. Maar het opzenden van zo’n gebed is een heel ernstige zaak, waaraan men niet moet beginnen zonder nauwgezette voorbereiding. In vele gevallen van het bidden voor zieken, is dat wat geloof genoemd wordt, niets anders dan aanmatiging.GG 173.1

    Velen halen zich ziekte op de hals door hun zelfbevrediging. Zij hebben niet geleefd in harmonie met de wet der natuur of met het beginsel van absolute reinheid. Anderen hebben de wetten der gezondheid veronachtzaamd in hun gewoonten van eten en drinken, in hun kleding of arbeid. Vaak is een of andere ondeugd de oorzaak van verzwakking van geest of lichaam. Zouden zulke mensen de zegen der gezondheid herkrijgen, dan zouden velen op dezelfde weg voortgaan met achteloze overtreding van Gods natuurlijke en geestelijke wetten, redenerende dat, wanneer God hen gezond maakt op gebedsverhoring, ze wel de vrijheid hebben met hun ongezonde praktijken door te gaan en zich mateloos aan hun begeerten over te geven. Zou God een wonder doen door zulke mensen gezond te maken, dan zou Hij de zonde aanmoedigen.GG 173.2

    Het is verloren moeite de mensen te leren op God te zien als een Heelmeester van hun krankheden, wanneer ze niet geleerd worden met hun ongezonde praktijken te breken. Om Zijn zegen te ontvangen in antwoord op het gebed, moeten zij ophouden met het kwade te doen, en leren het goede te doen. Hun omgeving moet hygiënisch zijn, hun levensgewoonten correct. Zij moeten in harmonie leven met de wet van God, de natuurlijke zowel als de geestelijke.GG 173.3

    Diegenen, die wensen dat voor het herstel van hun gezondheid gebeden wordt, moet men duidelijk maken, dat de schending van Gods wet, natuurlijk of geestelijk, zonde is, en dat, willen zij de zegen Gods verkrijgen, de zonde moet beleden en gelaten worden. GG 173.4

    De Schrift vraagt ons: „Belijdt elkander de misdaden en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt” (Jacobus 5 :16). Laat men degene, die om het gebed vraagt, deze gedachten voorhouden :GG 173.5

    „Wij kunnen niet in uw hart lezen of op de hoogte zijn van de geheimen uws levens. Deze zijn alleen aan uzelven en aan God bekend. Wanneer gij berouw over uw zonden hebt, is het uw plicht deze te belijden.” Zonde van een persoonlijk karakter moet aan Christus beleden worden, de enige Middelaar tussen God en de mens. Want „indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige” (1 Johannes 2:1).GG 174.1

    Elke zonde is een belediging, God aangedaan, en moet Hem beleden worden door Christus. Elke openbare zonde moet in het openbaar beleden worden. Het kwaad aan een medemens bedreven moet goed gemaakt worden met de persoon in kwestie. Indien sommigen, die gezond willen worden, zich schuldig gemaakt hebben aan kwaadspreken, indien ze onenigheid gezaaid hebben in het gezin, in de omgeving of de kerk, waardoor twist en tweedracht ontstaan is, indien ze door een of andere verkeerde praktijk anderen tot zonden hebben verleid, moeten deze dingen beleden worden voor God en voor degenen, aan wie het kwaad is verricht. „Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonde vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid” (1 Johannes 1:9).GG 174.2

    Wanneer het onrecht is goed gemaakt, mogen we in een rustig geloof de noden van de zieke aan de Heere voorleggen, zoals Zijn Geest dat zal ingeven. Hij kent een ieder persoonlijk bij naam, en zorgt voor een iegelijk, als waren er op aarde geen anderen, voor wie Hij Zijn geliefde Zoon had geschonken. Omdat Gods liefde zo groot en onuitputtelijk is, moet de zieke bemoedigd worden op Hem te vertrouwen en dat te doen in alle opgewektheid. Maken ze zich over zichzelven ongerust, dan kan dat zwakte en ziekte veroorzaken. Wanneer ze boven hun inzinking en neerslachtigheid uitkomen, zal het vooruitzicht op herstel beter zijn want „des Heeren oog is over degenen.... die op Zijn goedertierenheid hopen” (Psalm 33 : 18).GG 174.3

    In het gebed voor de zieken moet er aan gedacht worden, dat „wij niet weten, wat wij bidden zullen gelijk het behoort” (Romeinen 8 : 26). Wij weten niet of de zegen, die we vragen al of niet ten goede is. Daarom moeten onze gebeden deze ge- dachten inhouden: „Heere, Gij weet elk geheim der ziel. Gij zijt bekend met deze personen. Jezus, hun Voorspraak, gaf voor hen Zijn leven. Zijn liefde voor hen is groter dan mogelijkerwijze de onze kan zijn. Wanneer het derhalve voor Uw heerlijkheid en ten bestwil van de kranken is, dan vragen we U, in Jezus’ Naam, dat ze hun gezondheid mogen herkrijgen. Indien het niet Uw wil is, dat ze herstellen, zo bidden wij U dat Uw genade hen moge troosten en Uw tegenwoordigheid hen in hun lijden moge bijstaan.”GG 174.4

    God weet het einde van den beginne. Hij is bekend met de harten van alle mensen. Hij leest elk geheim der ziel. Hij weet of degenen, voor wie gebeden wordt, in staat zullen zijn de beproevingen te verdragen, die over hen zouden komen, wanneer ze zouden blijven leven. Hij weet of hun leven tot een zegen of tot een vloek zou zijn voor henzelven en voor de wereld. Dat is een oorzaak waarom, bij het opzenden onzer gebeden, we moeten zeggen: „Doch niet mijn wil maar Uw wil geschiede” (Lukas 22:42). Jezus voegde daaraan toe deze woorden, getuigende van onderworpenheid aan de wijsheid en de wil Gods, toen Hij in de hof van Gethsemané bad: „Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan” (Mattheus 26 : 39). En indien deze geëigend waren voor Hem, de Zone Gods, hoeveel te meer zullen ze van de lippen vloeien van dwalende, sterfelijke wezens!GG 175.1

    De aangewezen weg is onze verlangens kenbaar te maken aan onze al-wijze Hemelse Vader, om daar, in volmaakte overgave, geheel op Hem te vertrouwen. We weten dat God ons hoort, wanneer we vragen overeenkomstig Zijn wil. Maar onze vragen op te dringen zonder een geest van onderworpenheid, is niet goed; onze gebeden moeten de vorm hebben, niet van een bevel, maar van een bede om te bemiddelen.GG 175.2

    Er zijn gevallen, waarin God door Zijn goddelijke macht absoluut werkt tot herstel der gezondheid. Maar niet alle zieken worden genezen. Velen worden ten grave gedragen om in Jezus te slapen. Johannes op het eiland Patmos moest schrijven: „Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid, en hun werken volgen met hen” (Openbaring 14 :13). Hieruit zien we dus, dat, wanneer sommigen de gezondheid niet herkrijgen, men hun daarom geen gebrek aan geloof moet toeschrijven.GG 175.3

    Wij allen verlangen een onmiddellijk en direct antwoord op onze gebeden, en worden al gauw ontmoedigd, wanneer het antwoord uitblijft, of in een onverwachte vorm komt. Maar God is te wijs en te goed om onze gebeden te beantwoorden precies op de tijd en wijze, zoals wij dat wensen. Hij wil iets meer en beter voor ons doen dan het vervullen van al onze wensen. En omdat wij op Zijn wijsheid en liefde kunnen vertrouwen, moeten we niet vragen onze bede in te willigen, maar eerder proberen Zijn bedoeling te benaderen en te beantwoorden. Onze verlangens en belangen moeten opgelost worden in Zijn wil. Deze belevenissen, die ons geloof toetsen, zijn voor ons bestwil. Daardoor wordt duidelijk, of ons geloof waarachtig en oprecht is, geworteld enkel in het Woord van God, of wel dat het, naar gelang de omstandigheden, wankel en onzeker is. Het geloof wordt sterk door oefening. Wij moeten het geduld zijn volmaakt werk laten doen, er aan denkende dat er in de Schriften kostelijke beloften zijn voor diegenen, die de Heere verwachten.GG 176.1

    Niet allen hebben een begrip van deze beginselen. Velen, die de Heere vragen om Zijn helende genade, denken, dat zij een direct en onmiddellijk antwoord moeten hebben op hun gebeden, of dat er anders iets aan hun geloof ontbreekt. Om deze reden moeten zij, die door ziekte verzwakt zijn, in alle wijsheid daarin worden voorgelicht, opdat ze verstandig zullen handelen. Zij moeten hun plicht niet verzaken tegenover de vrienden, die hen mogelijk overleven, of nalaten de middelen der natuur te gebruiken voor het herstel der gezondheid.GG 176.2

    Vaak schuilt juist hier een gevaar of verkeerd inzicht. Gelovende, dat ze door gebedsverhoring gezond zullen worden, zijn sommigen bang iets te doen, dat op een gebrek aan geloof zou wijzen. Maar ze moeten vooral niet verzuimen hun zaken te regelen, zoals ze zouden doen, wanneer ze verwachtten dat de dood aan hun leven een einde zou maken. En evenmin moeten ze bang zijn woorden van bemoediging of raad te spreken, waarmede ze hun dierbaren in het scheidingsuur nog willen troosten.GG 176.3

    Zij, die de gezondheid willen herkrijgen door het gebed, moeten niet nalaten de genezende middelen te gebruiken, die binnen hun bereik zijn. Het is geen verloochening van het geloof zulke geneesmiddelen te gebruiken, die God heeft gegeven tot leniging van de smart en tot hulp der natuur in haar herstel- werk. Het is geen geloofsverloochening met God samen te werken en de meest gunstige kans tot herstel te grijpen. God heeft ons in staat gesteld een kennis van de levenswetten te verkrijgen. Deze kennis kunnen we in de practijk brengen. We moeten van elke mogelijkheid tot herstel der gezondheid gebruik maken, elk voordeel benutten en dat alles in harmonie met de wetten der natuur. Wanneer we gebeden hebben voor het herstel der zieken, kunnen we met des te meer energie handelen, God dankende, dat we het voorrecht hebben met Hem te mogen samenwerken en vragende, of Hij de middelen, die Hij zelve verschaft heeft, wil zegenen.GG 176.4

    We hebben de goedkeuring van het Woord Gods voor het gebruik van geneesmiddelen. Hizkia, koning van Israël, was ziek, en een profeet Gods bracht hem de boodschap, dat hij moest sterven. In zijn benauwdheid riep hij tot de Heere, en de Heere hoorde Zijn dienstknecht, en zond hem bericht dat vijftien jaren aan zijn leven zouden toegevoegd worden. Nu zou een enkel woord van God Hizkia ogenblikkelijk hebben genezen; maar speciale aanwijzingen werden gegeven: „Laat men nemen een klomp vijgen, en tot een pleister op het gezwel maken, en hij zal genezen” (Jesaja 38:21).GG 177.1

    Op een keer bestreek Christus de ogen van een blinde met nat gemaakte aarde en zei hem: „Ga heen, was u in het badwater Siloam.... Hij dan ging heen en wies zich, en kwam ziende” (Johannes 9:7). De genezing kon alleen tot stand gebracht worden door de kracht van de Grote Heelmeester, nochtans maakte Christus gebruik van de eenvoudige natuurlijke middelen. Terwijl Hij helemaal niet naar chemische geneesmiddelen verwees, keurde Hij het gebruik van eenvoudige en natuurlijke middelen goed.GG 177.2

    Wanneer we voor het herstel van zieken gebeden hebben, laat ons dan, hoe de uitkomst ook moge zijn, ons geloof in God niet verliezen.GG 177.3

    Worden we geroepen een zwaar verlies te lijden, laat ons dan de beker der bitterheid drinken, er aan denkende, dat de hand des Vaders die aan onze lippen zet. Maar wordt de gezondheid herkregen, dan mag niet vergeten worden, dat degene, die de genezende genade ten deel valt, onder hernieuwde verplichting tot de Schepper geplaatst wordt. Toen de tien melaatsen genezen waren, keerde slechts één tot Jezus terug om Hem de eer te geven. Laat geen van ons zijn gelijk de onnadenkende negen, wier harten niet beroerd werden door de genade van God. „Alle goede gave, en alle volmaakte gift is van boven, van de Vader der lichten afkomende, bij Welke geen verandering is, of schaduw van omkering” (Jacobus 1 : 17).GG 177.4

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents