Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    DE KLAGERS

    “Uw woorden zijn tegen Mij te sterk geworden, zegt de Here; maar gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken? Gij zegt: Het is tevergeefs God te dienen; want wat nuttigheid is het dat wij Zijn wacht waarnemen? en dat wij in het zwart gaan voor het aangezicht des Heren der heirscharen? En nu, wij achten de hoogmoe- digen gelukzalig, ook wie goddeloosheid doen, worden gebouwd, ook verzoeken zij God, en ontkomen.” Verzen 13-15. Die God onthouden wat Hem toekomt, uiten deze klachten.USG3 38.2

    De Here vraagt hun Hem te beproeven door hun tienden in Zijn voorraadschuur te brengen en te zien of Hij over hen geen zegen zal uitstorten. Maar zij koesteren opstandigheid in hun hart en klagen over God; ter zelfder tijd beroven zij Hem en verduisteren Zijn goederen. Wanneer hun zonden hun voorgehouden worden, zeggen ze: Ik heb tegenslag gehad, mijn akkers brachten maar een armzalig gewas op; maar de goddelozen gaat het best; het geeft niet veel of we de inzettingen des Heren houden.USG3 38.3

    Maar God wil niet dat iemand zo somber voor Zijn aangezicht wandelt. Die zó over God klagen, hebben hun tegenslag aan zichzelf te wijten. Zij hebben God beroofd en Zijn werk is tegengehouden omdat hef geld dat in Zijn schathuis moest vloeien, gebruikt werd voor zelfzuchtige doeleinden. Zij toonden God hun ontrouw door zich niet aan Zijn voorgeschreven plan te houden. Toen God Hun voorspoed schonk en hun gevraagd werd Hem Zijn deel te geven, antwoordden zij ontkennend en zagen niet dat dit hun plicht was. Zij sloten de ogen van hun verstand, opdat zij maar niet zouden zien. Zij hielden het geld des Heren achter en hinderden het werk dat Hij hun had opgedragen. God werd niet geëerd door het gebruik van Zijn in bruikleen gegeven goederen. Daarom liet Hij de vloek over hen komen en stond de verderver toe hun vruchten te vernielen en rampen over hun hoofd te brengen.USG3 39.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents