Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Ereste Geschriften

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 4: GODS LIEFDE VOOR ZIJN VOLK

    Ik heb de tedere liefde gezien, die God voor Zijn volk heeft, en die is zeer groot. Ik zag engelen over de heiligen zweven met hun vleugels over hen uitgespreid. Iedere heilige had een engel bij zich. Wanneer de heiligen weenden, omdat zij ontmoedigd waren, of wanneer zij in gevaar verkeerden, dan vlogen de engelen, die immer bij hen waren, snel opwaarts om de tijding te brengen, en de engelen in de stad staakten hun gezang. Dan gaf Jezus een andere engel last om neer te dalen om hen te bemoedigen, over hen te waken, ente trachten hen niet van het nauwe pad te laten afwijken; maar wanneer zij geen acht sloegen op de trouwe zorg van deze engelen, en zich niet door hen wilden laten troosten, maar voortgingen met af te dwalen, dan werden de engelen bedroefd en weenden. Dan brachten zij de tijding naar de hemel, en al de engelen in de stad weenden dan, en riepen met luider stem, “Amen.” Maar wanneer de heiligen hun ogen vestigden op de prijs, die hun voorgesteld was, en God verheerlikten door Hem te loven, dan droegen de engelen de blijde tijding naar de stad, en de engelen in de stad raakten hun gouden harpen aan en zongen met luider stem, “Halleluja!” en de hemelbogen weergalmden van hun heerlike liederen.EG 34.1

    Er heerst volmaakte orde en harmonie in de heilige stad. Al de engelen, die last ontvangen om naar de aarde te gaan, hebben een gouden kaart die zij bij het in en uitgaan aan de engelen bij de poorten van de stad tonen. De hemel is een goede plaats. Ik verlang er naar om daar te zijn, en mijn lieflike Jezus te aanschouwen, die Zijn leven voor mij gegeven heeft, en om veranderd te worden in Zijn heerlik beeld. O, dat ik de woorden had om de heerlikheid van de schone wereld, die te komen staat, te kunnen beschrijven! Ik dorst naar de levende stromen, die de stad van onze God verblijden.EG 34.2

    De Heer heeft mij een gezicht gegeven van andere werelden. Mij werden vleugels gegeven, en een engel begeleidde mij van de stad naar een plaats, die heerlik en schitterend was. Het gras van de plaats was helder groen, en de vogels daar kweelden een zoet gezang. De bewoners van die plaats waren van allerlei grootten; zij waren edel, majestueus, en lieflik. Zij droegen het uitgedrukte beeld van Jezus, en hun aangezichten blonken van heilige blijdschap, het zichtbare teken van de vrijheid en gelukzaligheid van de plaats. Ik vroeg aan één van hen, waarom zij zoveel liefliker waren dan degenen, die op aarde zijn. Het antwoord was: “Wij hebben in strikte gehoorzaamheid aan de geboden Gods geleefd, en ziju niet door ongehoorzaamheid gevallen, gelijk zij, die op de aarde zijn.” Toen zag ik twee bomen; de ene boom geleek veel op de boom des levens in de stad. De vruchten van beide zagen er prachtig uit, maar van de ene konden zij niet eten. Zij hadden het in hun macht om van beide te eten, maar hun was verboden om de vruchten van de ene te eten. Toen zei mijn begeleidende engel tot mij: “Niemand in deze plaats heeft van de verboden vruchten geproefd; maar wanneer zij zouden eten, dan zouden zij vallen.” Toen werd ik naar een wereld brahct, die zeven manen had. Daar zag ik de goede, oude Henoch, die God weggenomen had. Op zijn rechterarm droeg hij een prachtige palm, en op ieder blad ervan stond geschreven “Overwinning.” Om zijn hoofd was een verblindend witte krans, en bladeren aan de krans, en midden in ieder blad stond geschreven “Reinheid,” en rondom de krans waren stenen van verschillende kleuren, die meer schitterden dan de sterren, en een weerschijn op de letters wierpen, en die vergrootten. Aan de achterkant van zijn hoofd was een strik, die de krans samenhield, en op de strik was geschreven “Heiligheid.” Boven de krans was een heerlike kroon, die helderder scheen dan de zon. Ik vroeg hem of dit de plaats was, waar hij naar toe bracht was van de aarde. Hij zei: “Neen; de stad is mijn woonplaats, en ik ben gekomen om deze plaats te bezoeken.” Hij bewoog zich in die plaats, alsof hij er volkomen op zijn plaats was. Ik smeekte mijn begeleidende engel om mij toe te staan in die plaats te blijven; ik kon de gedachte niet verdragen van weer in deze donkere wereld terug te komen. Toen zei de engel: “Gij moet teruggaan, en indien gij getrouw zijt, zult gij met de 144,000 het voorrecht hebben van al de werelden te bezoeken en Gods handewerk te aanschouwen.”EG 35.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents