Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Ereste Geschriften

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 1: DE VAL VAN SATAN

    SATAN was eens een gevierde engel in de hemel, de tweede in rang na Christus. Zijn aangezicht was, gelijk dat van de andere engelen, zacht, en droeg de uitdrukking van gelukzaligheid. Zijn voorhoofd was hoog en breed, groot verstand aantonende. Zijn gestalte was volmaakt; zijn houding edel en majesteitsvol. Maar toen God tot Zijn Zoon sprak, “Laat ons mensen maken naar ons beeld,” was Satan naijverig op Jezus. Hij wenste geraadpleegd te worden aangaande het maken van de mens, en omdat dit niet geschiedde, was hij vol naijver, jaloersheid, en haat. Hij wenste na God de hoogste eer in de hemel te ontvangen.EG 167.1

    Tot op die tijd was de ganse hemel vol orde, eensgezindheid, en volkomen onderwerping aan Gods regering geweest. Het was de grootste zonde om zich tegen Zijn orde en wil te verzetten. De ganse hemel scheen in beweging te zijn. De engelen werden in troepen in slagorde gesteld, iedere afdeling met een hogere, bevelvoerende engel aan het hoofd. Satan, verlangend om zichzelf te verhogen, en niet gewillig om zich aan het gezag van Jezus te onderwerpen, trachtte door toespelingen te maken Gods regering tegen te werken. Sommige van de engelen hadden sympathie met Satan in zijn opstand, en anderen hidden krachtig de eer en wijsheid van God op, daarin dat Hij gezag aan Zijn Zoon verleend had. Er was strijd onder de engelen. Satan, en die op zijn hand waren, trachtten verandering te brengen in de regering van God. Zij wilden Zijn onnaspeurlike wijsheid onderzoeken, en uitvinden wat Zijn bedoeling was met het verheffen van Jezus, en het verlenen van zulk een onbegrensde macht en gezag aan Hem. Zij verzetten zich tegen de autoriteit van de Zoon. A1 de hemelse heirscharen werden gedaagd om voor de Yader te verschijnen, om over hun geval te laten beslissen. Daar werd er besloten dat Satan uit de hemel zou gebannen worden, met al de engelen, die zich in zijn opstand bij hem hadden gevoegd. Toen was er krijg in de hemel. De engelen waren in strijd gewikkeld; Satan wenste de Zoon van God, en degenen, die aan Zijn wil onderworpen waren, te overwinnen. Maar de goede en trouwe engelen overmochten, en Satan werd met zijn volgelingen uit de hemel verdreven.EG 167.2

    Nadat Satan en zij, die met hem gevallen waren, buiten de hemel waren gesloten, en hij tot het besef kwam, dat hij voor eeuwig al de reinheid en heerlikheid ervan verloren had, kreeg hij berouw, en verlangde om weer zijn plaats in de hemel te kunnen innemen. Hij was gewillig om de plaats, die hem toekwam, of enige positie, die hem zou mogen aangewezen worden, in te nemen. Maar neen, de hemel moet niet in gevaar gebracht worden. De ganse hemel zou misschien kunnen schade lijden, indien hij weder opgenomen werd; want de zonde had zijn oorsprong in hem, en de zaden van opstand waren in hem. Hij, zowel als zijn volgelingen, weenden, en smeekten om weer in de gunst van God hersteld te worden. Maar hun zonde,—hun haat, hun naijver en jaloezie,—was zó groot geweest, dat God die niet uitwissen kon. Die moest blijven om zijn uiteindelike straf te ontvangen.EG 168.1

    Toen Satan zich volkomen bewust werd, dat er geen mogelikheid bestond om ooit weer in Gods gunst hersteld te worden, begonnen zijn kwaadaardigheid en haat zich te tonen. Hij nam raad met zijn engelen, en er werd een plan beraamd om voort te g'aan met Gods regering tegen te werken. Toen Adam en Eva in de heerlike hof geplaatst werden, maakte Satan plannen om hen te vernielen. Op geen wijze was het mogelik om dit gelukkige mensepaar van hun gelukzaligheid te beroven, zo lang zij God gehoorzaam bleven. Satan kon zijn macht niet over hen uitoefenen, tenzij zij eerst aan God ongehoorzaam werden, en Zijn gunst verbeurden. Er moest dus het ene of andere plan beraamd worden, om hen tot ongehoorzaamheid te leiden, opdat zij Gods ontevredenheid over zich zouden brengen, en onder de meer direkte invloed van Satan en zijn engelen komen. Er werd besloten, dat Satan een andere vorm zou aannemen, en belangstelling zou tonen in de mens. Hij moest toaspelingen maken, die twijfel zouden doen ontstaan aan Gods waarheidlievendheid, en hen doen betwijfelen, of God juist bedoelde, wat Hij gezegd had; verder moest hij hun nieuwsgierigheid opwekken, en er hen toe brengen, door te willen dringen in de onnaspeurlike plannen van God,—dezelfde zonde, waar Satan zich aan had schuldig gemaakt,—en hen te doen overleggen, wat de reden mocht wezen voor het maken van bepalingen omtrent de boom der kennis.EG 169.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents