Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Ereste Geschriften

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 6: DE VERHEERLIKING OP DE BERG

    Het geloof van de discipelen werd groteliks gesterkt door de verheerliking op de berg, waar het hun vergund werd de heerlikheid van Christus te aanschouwen, en de stem uit de hemel te horen, die van Zijn Goddelik karakter getuigde. God verkoos, de volgelingen van Jezus een sterk bewijs te geven, dat Hij de beloofde Messias was, opdat zij in hun bittere droefheid en teleurstelling over Zijn kruisiging hun vrijmoedigheid niet geheel en al zouden wegwerpen. Bij de verheerliking zond de Heer Mozes en Elias om met Jezus te spreken omtrent Zijn lijden en dood. In plaats van engelen te kiezen om met Zijn Zoon te spreken, koos God degenen, die zelf de beproevingen van de aarde ondervonden hadden.EG 188.2

    Elija had met God gewandeld. Zijn werk was grievend en moeilik gew7eest, want de Heer had door hem de zonden van Israel bestraft. Elija was een profeet Gods, toch was hij verplicht geweest om van plek tot plek te vluchten om zijn leven te redden. Zijn eigen volk joeg hem na alsof hij een wild dier was, opdat zij hem mochten doden. Maar God nam Elija levend op. Engelen droegen hem in heerlikheid en triomf naar de hemel.EG 189.1

    Mozes was groter dan iemand, die voor hem geleefd had. God had hem zeer hoog geëerd door hem te vergunnen om van aangezicht tot aangezicht met de Heer te spreken, gelijk een man met zijn vriend spreekt. Hem was toegestaan om het heldere licht en de uitnemende heerlikheid te aanschouwen, waarin de Yader gehuld is. De Heer bevrijdde door Mozes de kinderen Israels uit het egyptiese knechtschap. Mozes was een middelaar voor zijn volk, en stond menigmaal tussen hen en de toorn van God. Toen de toorn Gods zeer ontstoken was tegen Israel wegens hun ongeloof, hun murmureren, en hun grote zonden, werd Mozes' liefde voor hen op de proef gesteld. God stelde voor om hen uit te roeien, en Mozes tot een groot volk te maken. Mozes toonde zijn liefde voor Israel door ernstig voor hen te pleiten. In zijn nood bad hij tot God om Zijn grote toorn af te wenden, en Israël vergiffenis te schenken, of zijn naam uit Zijn boek uit te delgen.EG 189.2

    Toen Israel tegen God en tegen Mozes murmureerde, omdat zij geen water konden krijgen, beschuldigden zij hem, dat hij hen had uitgeleid om hen en hun kinderen te doden. Godhooide hun murmureren, en gelastte Mozes om op de rots ta slaan, opdat het volk water žou kunnen krijgen. Mozes sloeg in toorn op de rots, en nam de eer voor zichzelf. De voortdufende eigehzinnigheid en murmuringen van de kinderen Israëls hadden hem birter verdriet gedaan, en hij vergat voor een ogenblik hoe lang de Heer hen verdragen had, en dat hun murmureren niet tegen hern, maar tegen God, was. Hij dacht slechts aan zichzelf, hoe diep hij gekrenkt was, en hoe weinig dankbaarheid zij toonden voor zijn grote liefde voor hen.EG 189.3

    Het was Gods plan om Zijn volk menigmaal in moeilikheden te brengen en hen dan door Zijn macht uit hun nood te verlossen, opdat zij Zijn liefde en zorg voor hen zouden kunnen beseffen, en er op die wijze toe geleid zouden worden om Hem te dienen en te eren. Maar Mozes had God geen eer bewezen en Zijn naam voor het volk niet verhoogd, dat zij Hem verheerliken zouden. Hierdoor bracht Hij het ongenopgen des Heren over zich.EG 190.1

    Toen Mozes van de berg nederdaalde met de twee stenen tafelen, en zag, dat Israel het gouden kalf aanbad, werd zijn toorn groteliks ontstoken, en hij wierp de stenen tafelen ter aarde, en brak ze. Ik zag dat Mozes hierin niet gezondigd had. Hij, was toornig voor God, naijverig voor Zijn heerlikheid. Maar toen hij“toegaf aan het natuurlike gevoel van zijn hart, en zichzelf de eer toeëigende, die God toekwam, toen zondigde hij, en om die zonde wilde God niet toelaten, dat hij het land Kanaän zou binnengaan.EG 190.2

    Satan had getracht om iets te vinden, waal”van hij Mozes kon beschuldigen voor de engelen. Hij verheugde zich over het; sukses dat hij gehad had door Mozes God te doen mishagen, en hi j zei tot de engelen, dat hij de Heiland van de wereld zou kunnen overwinnen, wanneer Die komen zon om de mens te verlossen. Door zijn ovevtreding viel Mozes onder de macht van Satan,—de heerschappij van de dood. Indien hij standvastig gebleven was, zou de Heer hem in het beloofde land gebracht hebben, en zou hem dan levend opgenomen hebben in de hemel, zonder dat hij de dood gezien had.EG 190.3

    Mozes moest de dood ondergaan, doch Michaël daalde neder en gaf hem het leven weer, voordat zijn lichaam verderving gezien had. Satan vrachtte het lichaam te behouden, bewerende dat hij er recht op had; maar Michaël wekie Mozes op, en bracht bem naar de hemel. Satan uitte bittere lastering tegen God, zeggende dat het onrechtvaardig van Hem was, toe te laten, dat zijn proo hem ontnomen werd; maar Christus bestrafte Zijn tegenstander niet, ofschoon het door zijn verleiding was, dat de dienstknecht van God was gevallen. Zachtmoedig verwees hij hem naar Zijn ëader, zeggende: “De Heer bestraffe u.”EG 191.1

    Jezus had Zijn discipelen gezegd, dat er enkelen daar bij Hem stonden, die de dood niet zouden smaken, voordat zij het koniokrijk van God met kracht zouden zien komen. Bij de verheerliking op de berg werd deze belofte vervuld. Het aangezicht van Jezus werd daar veranderd, en blonk gelijk de zon. Zijn kleding was wit ea glinsterend Mozes was tegenwoordig om diegenen te vertegenwoordigen, die bij de tweede verschijning van Jezus uit de doden zullen opgewekt worden. En Elija, die levend opgenomen was zonder te sterven, stelde diegenen voor, die bij Christus' wederkomst veranderd zullen worden tot onsterflikheid, en in de hemel opge-nomen zullen worden zonder de dood te smaken. De discipelen aanschouwden met verbazing en vrees de uitnemende majesteit van Jezus en de wolk die hen overschaduwde, en hoorden de stem van God met vreselike majesteit zeggen: “Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem.”EG 191.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents