HOOFDSTUK 44—VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE JEUGD
Wanneer de jongeren konden zien hoeveel goed er onder hun bereik valt te verrichten, indien ze God tot hun sterkte en wijsheid zouden stellen, zouden ze niet langer zo zorgeloos en onverschillig tegenover Hem staan; ze zouden zich niet langer laten beïnvloeden door hen, die onheilig zijn. In plaats van zich bewust te zijn dat een persoonlijke verantwoordelijkheid op hen rust, om bij hen een drang te ontwikkelen, anderen goed te doen, en anderen tot de rechtvaardigheid te leiden, zoeken ze liever hun eigen genoegens. Ze zijn nutteloze mensen in de samenleving en leven net zo doelloos als de vlinders. De jongeren mogen een kennis van de waarheid bezitten, en die geloven, maar ze leven die niet uit. Dezulken bezitten een dood geloof. Hun hart is nog niet zo getroffen, dat het hun gedrag en karakter voor Gods oog ten goede beïnvloedt; en ze beantwoorden niet meer aan Gods wil dan ongelovigen. Hun hart is niet in harmonie met de wil van God; ze leven met Hem op voet van vijandschap. Zij, die verzot zijn op amusement, en die het gezelschap van wereldse mensen zoeken, hebben een tegenzin in het beoefenen van 1869, Vol. 2, blz. 235—237
(Waarschuwingen voor de Gemeente) godsdienst. De Meester zal alleen dan tot deze jonge mensen, die Zijn naam belijden, zeggen: “Wel gedaan, gij goede en getrouwe dienstknechten”, wanneer ze werkelijk goed en trouw zijn.USG1 243.1
De jonge mensen verkeren in groot gevaar. Het lezen van oppervlakkige lectuur zal voor hen kwade gevolgen hebben. Daaraan gaat veel tijd verloren, die beter besteed had kunnen worden. Sommigen ontzeggen zich zelfs de slaap om een inhoudloos romannetje uit te lezen. De wereld is met dat soort lectuur overspoeld. Sommige boeken zijn niet zo gevaarlijk van inhoud als anderen. Sommigen zijn onzedelijk, laag bij de grond, en vulgair; anderen staan op wat hoger peil; maar allen zijn wat hun invloed betreft, verderfelijk. O, konden de jonge mensen zich toch eens indenken, wat een nadelige invloed die prikkelende lectuur op hun geest uitoefent! Kunt gij, na zo ', n boek gelezen te hebben, het Woord Gods openslaan om de woorden des levens met belangstelling in u op te nemen? Beschouwt gij het Boek van God niet als onbelangrijk?. De bekoring van die roman beïnvloedt de geest, brengt daarin een wanklank, en belet u uw aandacht te bepalen bij de belangrijke, plechtige waarheden, die uw eeuwig welzijn raken. Gij zondigt tegenover uw ouders, door voor zulk een armzalig doel de tijd te geven, die hun toekomt, en gij zondigt tegenover God door de tijd te gebruiken, die feitelijk aan Hem gewijd moest worden.USG1 244.1
Het is de plicht van jonge mensen om de soberheid te beoefenen. Lichtzinnigheid, pref en ijdel gepraat zal uitlopen op een magerheid der ziel en op het verlies van Gods gunst. Velen van u denken dat ge op anderen geen slechte invloed uitoefent, en dat geeft u een zekere voldoening; maar oefent gij een invloed ten goede uit? Probeert gij door uw spreken en doen anderen tot de Heiland te leiden, of, indien ze Christus reeds kennen, hen tot een nauwere gemeenschap met Hem te brengen?USG1 244.2
De jongeren moeten een geest van toewijding en godsvrucht cultiveren. Ze kunnen God niet verheerlijken, of ze moeten er aanhoudend naar streven de volheid van de gestalte van Christus te bereiken — volmaaktheid in Christus Jezus. Laat de Christelijke deugden overvloedig uw deel worden. Wijdt aan uw Heiland uw beste en heiligste affecties. Bewijst een absolute gehoorzaamheid aan Zijn wil. Met minder dan dat is Hij niet tevreden. Laat u niet van uw stuk brengen door de spot en de schimpscheuten van hen, die zich overgeven aan ijdelheden. Volgt uw Heiland, of het u nu goed of slecht gaat; beschouwt het als een vreugde en een heilige eer, het kruis van Christus te dragen. Jezus heeft u lief. Hij stierf voor u. Wanneer gij Hem niet dient met uw ongedeelde affecties, zult gij er niet in slagen in Zijn vreze volmaakte heiligheid te bereiken; en gij zult ten slotte het vreselijke woord moeten horen: Ga weg. USG1 244.3
* * * * *