HOOFDSTUK 74—DE AUTORITEIT VAN DE GEMEENTE
De Verlosser der wereld heeft aan Zijn Gemeente grote macht verleend. Hij heeft de voorschriften gegeven, die toegepast moeten worden in geval leden ter verantwoording worden geroepen. Nadat Hij duidelijke richtlijnen heeft uitgestippeld in zake de te volgen handelwijze, zegt Hij: “Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in de hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, dat zal in de hemel ontbonden wezen.” Mattheüs 18:18. Dus zelfs de hemelse autoriteit bekrachtigt de tucht van de gemeente ten opzichte van haar leden, wanneer de Bijbelse richtlijn is gevolgd.USG1 404.1
Het Woord van God geeft niemand de vrijheid met zijn oordeel tegen hef oordeel van de gemeente in te gaan en evenmin mag hij in verzet komen tegen de zienswijzen van de gemeente. Wanneer er geen kerkelijke tucht en leiding zou zijn, zou de gemeente in brokken uiteenvallen; ze kon als lichaam geen stand houden. Er zijn altijd mensen geweest met een onafhankelijke geest, die met de vuist op tafel beweerden dat ze gelijk hadden, dat God hen speciaal had geleerd, onderricht en geleid. Een ieder heeft zijn eigen theorie, zijn eigen zienswijzen en een elk staaf er op dat zijn inzichten in harmonie zijn met hef Woord van God. Dezen maken zich los van het lichaam, en een ieder vormt een afgescheiden gemeente op zichzelven. Deze allen kunnen geen gelijk hebben, nochtans houden ze vol dat ze door de Here geleid zijn. Het Woord der Inspiratie is niet Ja en Neen, maar Ja en Amen in Christus Jezus.USG1 404.2
Onze Heiland laat op Zijn instructieve lessen een belofte volgen, dat, wanneer twee of drie vergaderd zou 1875, Vol. 3, blz. 428—433
(Persoonlijke onafhankelijkheid) den zijn om iets aan God te vragen, het hun gegeven zou worden. Christus laat hier zien dat er een verbinding moet zijn met anderen, zelfs in onze verlangens naar een gegeven object. Het verenigde gebed, éénheid van doel, is van het allergrootste belang. God hoort de gebeden van individuelen, maar bij deze gelegenheid gaf Jezus omlijnde en belangrijke lessen, die van bijzonder gewicht waren voor Zijn pas georganiseerde Gemeente op aarde. Er moet overeenstemming zijn in de dingen die ze verlangen en waarvoor ze bidden. Dat moest niet enkel zijn de gedachten en bedenkselen van één geest, onderhevig aan misleiding; maar de smeekbede moest hef ernstige verlangen zijn van verschillende personen, ingesteld op hetzelfde punt.USG1 404.3
In de wonderlijke bekering van Paulus zien we de miraculeuze macht Gods. Een licht, sterker dan de heerlijkheid van de middagzon, omscheen hem. Jezus, wiens naam hij bovenal het meest haatte en verachtte, open-baarde Zich aan Paulus om hem in zijn dolle maar eerlijke voortvarendheid een halt toe te roepen teneinde van dit minst belovende instrument een uitverkoren vat te maken om het Evangelie aan de heidenen te brengen. Hij had naar zijn geweten vele dingen gedaan tegen de naam van Jezus van Nazareth. In zijn ijver was hij een vurig, volhardend vervolger van de gemeente geweest. Zijn overtuigingen van zijn plicht om deze alarmerende leerstelling, die zich overal ontwikkelde, n.l. dat Jezus was de Vorst des levens, uit te roeien, waren krachtig en diep geworteld.USG1 405.1
Paulus meende inderdaad dat het geloof in Jezus de wet van God, de religieuze dienst der heilige offeranden, de ritus der besnijdenis, die in al de afgelopen eeuwen de volle goedkeuring van God hadden weggedragen, van nul en gener waarde gemaakt had. Maar de miracu-leuze openbaring van Christus brengt licht in de duistere hoeken van zijn verstand. De Jezus van Nazareth, tegen Wie hij blindelings ijvert, is inderdaad de Verlosser der wereld.USG1 405.2