Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    DE VERGADERINGEN DIE JEZUS LEIDDE

    Jezus, de hemelse Leraar, zonderde Zich niet af van de mensenkinderen; maar om hen tot zegen te zijn kwam Hij van de hemel naar de aarde, waarop zij leefden, opdat de reinheid en heiligheid van Zijn leven zouden schijnen op aller pad en de weg naar de hemel zouden verlichten. De Verlosser der wereld streefde er naar, Zijn onderwijzingen eenvoudig en duidelijk in te kleden, opdat allen die konden begrijpen. Doorgaans verkoos Hij voor Zijn gesprekken de open lucht. Er waren geen zalen, die de Hem volgende menigten konden bevatten; maar Hij had ook bijzondere redenen om te vergaderen onder de bomen of aan hef strand voor hef geven van Zijn onderwijs. Hij kon daar gebruik maken van een verwijzing naar het landschap, van de objecten en tonelen, waarmede de nederigen zo vertrouwd waren, om de be-langrijkste waarheden, die Hij hun leerde, te illustreren. Zijn onderwijzingen lichtte Hij toe door de werken Gods in de natuur. De vogels, die onbezorgd in de bomen zaten te zingen, de bloemen in het dal met hun prachtige kleurenrijkdom, de lelie in al haar schoonheid aan de oever van het meer, de bomen met hun bladerdak, de bebouwde akker, het wuivende graan, de woeste gronden, de boom, die geen vrucht droeg, de eeuwige heuvelen, hei kabbelende beekje, de ondergaande zon, prachtige kleuren toverend aan de hemel — van dit alles maakte Hij gebruik om Zijn hoorders de goddelijke waarheid op het hart ie binden. Hij verbond de werken van Gods vinger in de hemelen en op aarde mei de woorden des levens, die Hij hun wenste in ie griffen, opdat, wanneer zij zich zouden verdiepen in de wonderlijke werken Gods in de natuur, Zijn lessen hun nog fris in het geheugen zouden liggen.USG1 283.1

    In al Zijn pogingen probeerde Christus Zijn onderwijzingen belangwekkend te maken. Hij wist dat een vermoeide, hongerige menigte diep geestelijke gedachten niet kon opnemen, en Hij vergat hun stoffelijke noden niet. Het gebeurde eens dat Hij door een wonder een schare van vijfduizend mensen voedde, die zich om Hem heen vergaderd hadden om naar de woorden des levens te luisteren, die van Zijn lippen kwamen. Jezus betrok in Zijn leringen altijd hetgeen zich aan Zijn oog voordeed, wanneer Hij Zijn kostbare waarheid aan de scharen verkondigde. Dan schilderde Hij dat altijd zó, dat de ogen van hen, die van schoonheid hielden, daarop gevestigd werden en daarvoor in hun harten een bewondering werd gewekt. Hij kon de wijsheid Gods in Zijn geschapen werken verheerlijken en Zijn heiligende lessen leerzamer maken, door hen door middel van de natuur te wijzen op de God der natuur.USG1 283.2

    Zo werden het landschap, de bomen, de vogels, de bloemen in het dal, de heuvelen, het meer, de schoonheid der hemelen in hun geest verbonden met de heilige waarheden, die hen na Jezus’ hemelvaart zouden bijblijven in een heilige herinnering, wanneer ze die zouden aanschouwen.USG1 284.1

    Wanneer Christus de mensen onderwees, spendeerde Hij de tijd niet aan gebed. Hij drong hun geen langdradige ceremoniën en gebeden op, zoals de Farizeeën. Hij leerde Zijn discipelen, hoe ze moesten bidden: “En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat ze van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden. En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden. Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij hem bidt. Gij dan bidt aldus. ', ‘ Mattheüs 6 : 5—9.USG1 284.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents