Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    SATANISCHE MISLEIDING

    Een grote groep boze engelen was volop in actie. Satan was in het midden van hen, en keek met de grootste voldoening naar die massa, worstelende om de kroon. Hij scheen een bijzondere voorliefde te hebben voor hen, die er zo begerig naar streefden. Velen, die een hang hadden naar deze aardse kroon, waren belijdende Christenen. Sommigen van hen schenen een weinig licht te hebben. Zij wilden begerige blikken werpen op de hemelse kroon en schenen vaak onder de indruk van haar schoonheid, nochtans hadden ze niet het ware gevoel voor haar waarde en heerlijkheid. Terwijl ze een hand traag uitstrekten naar de hemelse, grepen ze met de andere begerig naar de aardse, vast besloten die in bezit te krijgen, en in hun begerig streven naar de aardse, verloren ze de hemelse uit het oog. Zij werden in duisternis gelaten, maar in het donker tastten ze nog begerig rond om de aardse kroon te verkrijgen. Sommigen kregen een tegenzin in de massa, die zo begerig aan het zoeken was; zij schenen het gevaar, dat voor hen daarvan uitging, aan fe voelen, en wendden zich af en begonnen ernstig naar de hemelse kroon te streven. Op het gelaat van dezulken voltrok zich een verandering van duisternis naar licht, van somberheid naar blijmoedigheid en heilige vreugde.USG1 127.1

    Dan zag ik een groep, die zich door de menigte drong, met hun ogen intens gericht op de hemelse kroon. Terwijl zij zich in alle ernst een weg baanden door de ongeordende massa, vergezelden engelen hen en maakten ruim baan voor hen om voort te gaan. Toen zij in de nabijheid kwamen van de hemelse kroon, scheen het licht, dat daarvan af straalde, op hen en rondom hen, verdreef hun duisternis, en werd helderder en voller, tot ze een algehele verandering ondergaan schenen te hebben en met de engelen een gelijkenis vertoonden. Zij wierpen niet één hunkerende blik naar de aardse kroon. Zij, die zich de aardse als doel gesteld hadden, dreven de spot met hen en wierpen hen zwarte ballen na. Dat deed hun geen kwaad, omdat hun ogen gericht waren op de hemelse kroon, maar zij die hun ogen afwendden en acht gaven op die bekogeling, werden daardoor getroffen. Het volgende Schriftgedeelte werd mij voorgehouden:USG1 127.2

    Mattheus 6 : 19—24: “Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; maar vergadert u schatten in de hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen; want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. De kaars des lichaams is het oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen; maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn! Niemand kan twee heren dienen, want of hij zal de ene haten en de andere liefhebben, of hij zal de ene aanhangen en de andere verachten; gij kunt niet God dienen en de Mammon.”USG1 128.1

    Dan werd hetgeen ik gezien had als volgt aan mij verklaard: De massa, die zo begerig streefde naar de aardse kroon, bestond uit diegenen, die de schatten dezer wereld liefhebben, en door hun attractie’s van korte duur misleid en gestreeld worden. Sommigen, zo zag ik, die belijden volgelingen van Jezus te zijn, zijn zó begerig om de aardse schatten te verkrijgen, dat zij hun liefde voor de hemel verliezen, doen als de wereld, en door God beschouwd worden als behorende tot de wereld. Zij geven voor te streven naar een onverderfelijke kroon, een schaf in de hemel, maar hun belang en voornaamste inzet is het verkrijgen van aardse schatten. Zij, die hun schatten in deze wereld hebben, en aan hun bezit hangen, kunnen Jezus niet liefhebben. Ze zullen denken dat ze goed staan, en, hoewel ze aan hun bezit hangen met de hunkering van een vrek, kan men dit hun toch niet aan het verstand brengen en evenmin hen laten voelen, dat ze geld meer liefhebben dan het werk der waarheid of de hemelse schat.USG1 128.2

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents