Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    NIETIG IN HET GEESTELIJKE

    Het is absoluut niet nodig dat men een dwerg blijft in het geestelijke, wanneer men de geest maar aanhoudend instelt op geestelijke dingen. Maar wanneer men zich enkel bepaalt om daarom en daarover te bidden, dan wordt in de behoeften van dit geval niet voorzien. Je moet’ de geest er aan gewennen om zich op geestelijke aangelegenheden te concentreren. Oefening baart kracht. Vele belijdende Christenen verkeren in het gevaar dat beide werelden hun ontglippen. Wanneer je voor de helft een Christen, en voor de helft een wereldling bent, dan ben je voor één honderdste deel een Christen, en voor de rest een wereldling.USG1 249.1

    Wat God verlangt, is een geestelijk leven; nochtans roepen duizenden uit: “Ik weef niet waf er aan scheelt; maar ik heb helemaal geen geestelijke kracht, en de Geest van God onderga ik niet.” Nochtans zullen diezelfde mensen actief en spraakzaam, ja zelfs welsprekend worden, wanneer het gaaf over wereldse zaken. Luister maar eens op een vergadering naar dezulken. Dan gaaf hun tong zo snel dat ze bijna niet te volgen zijn. Ze zijn mannen en vrouwen van de wereld. Ze hebben zich op wereldse neigingen foegelegd en hun talenten zijn naar die kant sterk ontwikkeld. Toch zijn ze zo zwak als een baby ten aanzien van geestelijke dingen, terwijl ze zich juist daarin sterk en intelligent moesten betonen. Ze houden er niet van om hun gedachten te bepalen bii de verborgenheid der godzaligheid. Ze kennen de taal des hemels niet en vormen hun geest niet om straks de liederen des hemels te kunnen zingen en op te gaan in de geestelijke oefening, welke daar de aandacht van allen zal hebben.USG1 249.2

    Naam-Christenen, wereldse Christenen zijn onbekend met de hemelse aangelegenheden. Ze zullen nooit gebracht worden tot de poorten van het Nieuwe Jeruzalem om zich bezig te houden met die dingen, waarvoor ze hier absoluut geen belangstelling hadden. Ze hebben hun verstand niet geoefend om een vermaak te hebben in een devote meditatie over de dingen Gods en des hemels. Hoe zouden ze dan deel kunnen nemen aan de hemelse diensten? Hoe zouden ze een vermaak kunnen hebben in het reine, het heilige in de hemel, terwijl ze dat hier op aarde helemaal niet betoond hebben? Juist de atmosfeer daar zal enkel en alleen reinheid ademen. Maar met dit alles zijn ze onbekend. Toen ze in de wereld waren en hun werelds beroep uitoefenden, wisten ze precies wat ze doen en laten moesten. De lagere neigingen, die zo voortdurend actief waren, groeiden, terwijl de hogere, edeler vermogens van de geest, niet door gebruik versterkt, niet uit hun sluimer konden ontwaken om het geestelijke te beoefenen. De geestelijke dingen worden niet onderscheiden omdat ze bekeken worden met wereldlievende ogen, die de waarde van het eeuwige boven het tijdelijke niet kunnen schatten.USG1 249.3

    De geest moet gevormd en gedisciplineerd worden om het reine lief te hebben. Een liefde voor het geestelijke moest aangemoedigd worden; ja, moet aangemoedigd worden, wanneer je wilt opwassen in de genade en in de kennis der waarheid. Verlangens naar goedheid en ware heiligheid zijn goed zo ver als ze gaan; maar wanneer ge hier ophoudt, zijn ze niets waard. Goede voornemens zijn uitstekend, maar zullen van weinig waarde blijken, tenzij ze resoluut worden uitgevoerd. Velen zullen verloren gaan, terwijl ze hopen en verlangen Christenen te zijn; maar ze spannen zich niet terdege in, daarom zullen ze in de weegschaal gewogen en te licht bevonden worden. De wil moet in de juiste richting geoefend worden. Ik wil met geheel mijn hart een Christen zijn, ik wil kennen de lengte en breedte, de hoogte en diepte van een volmaakte liefde. Luister naar de woorden van Jezus: “Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.” Mattheüs 5 : 6. Ruime voorzieningen zijn door Christus getroffen om de ziel te verzadigen, die hongert en dorst naar de gerechtigheid.USG1 250.1

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents