HOOFDSTUK 57—TROUW IN HUISELIJKE PLICHTEN
Geliefde Zuster O.: Ik denk dat u niet gelukkig is. Strevend naar het verrichten van iets groots, ziet gij de voor de hand liggende plichten over het hoofd. U bent niet gelukkig omdat u de dagelijkse kleine plichten in het leven negeert en uw zinnen zet om een groot, verheven werk te doen. Gij zijt rusteloos, ontevreden en voelt u niet op uw gemak. Gij beveelt liever iemand, dan dat ge het zelve doet. Gij zegt liever anderen wat ze doen moeten, dan dat ge zelf opgewekt de handen uit de mouwen steekt.USG1 305.1
Gij zoudt meer geluk gebracht hebben in het huis van uw vader, wanneer ge minder aan uzelf en meer aan het geluk van anderen had gedacht. Wanneer ge zo met de gewone dagelijkse werkjes bezig bent, dan doet ge dat werk niet met geheel uw hart. Uw gedachten gaan dan uit naar een werk, dat prettiger en meer verheven is. Een ander moet de dingen doen, waarin gij geen zin, ja zelfs een afkeer van hebt. Wanneer die kleine, simpele werkjes bereidwillig en trouw gedaan worden, zullen ze u een vorming geven, welke gij zo nodig moet bezitten om liefde te krijgen voor die huishoudelijke plichten. Dat is nu een ervaring, die gij zo nodig moet opdoen, maar daar zijt ge niet op gesteld. Gij murmureert maar over uw lot, en maakt uw omgeving daardoor ongelukkig, terwijl ge uzelf veel schade berokkend. Best mogelijk dat ge nooit tof een werk geroepen wordt, dat u in het openbaar voor het publiek brengt. Maar al het werk, dat we doen en dat nodig gedaan moet worden, hetzij borden wassen, tafel dekken, zieken verplegen, koken of wassen, is van moreel belang; en wanneer ge u van deze plichten niet blijmoedig en opgewekt kwijt, zijt ge niet geschikt voor hogere, meer verheven arbeid. Al die 1872, Vol. 3, blz. 79—81 nederige werkjes om ons heen moeten door iemand gedaan worden; en zij, die ze doen, moeten aanvoelen dat ze een nodig en eerbaar werk verrichten, en dat ze in hun taak, hoe nederig die ook is, even zeker een werk voor God doen als Gabriël, toen hij naar de profeten werd gezonden. Allen verrichten een werk in hun orde en in hun respectievelijke sfeer. De vrouw in haar huis, die de dagelijkse plichten des levens doet, die gedaan moeten worden, kan en moet een trouw, gehoorzaamheid en liefde aan de dag leggen, even oprecht als de engelen in hun sfeer. Overeenstemming met de wil van God maakt welk werk ook, dat gedaan moet worden, eerbaar.USG1 305.2
Wat gij nodig hebt is liefde en toewijding. Uw karakter moet gevormd worden. Met dat getob moet ge ophouden en in plaats daarvan moet ge zachtaardigheid en liefde aankweken. Kom tot zelfverloochening. We werden niet als engelen, maar lager dan de engelen geschapen; nochtans is uw werk van belang. We zijn niet in de hemel, maar op de aarde. Wanneer we in de hemel zijn, dan zullen we in aanmerking komen om het grote en verheven werk des hemels te doen. Maar hier, in deze wereld, moeten we getest en beproefd worden. We moeten gewapend zijn om de strijd te strijden en de plicht te doen.USG1 306.1
De hoogste plicht, die op de jeugd rust, is in hun eigen thuis, om door toegenegenheid en warme belangstelling een zegen te zijn voor vader en moeder, broers en zusters. Door anderen ter wille te zijn kunnen ze tot zelfverzaking en zelfverloochening komen. Nooit zal een vrouw door dit werk verlaagd worden. Het is de heiligste, de verhevenste taak, die ze kan vervullen. Wat een invloed kan een zuster op haar broeders uitoefenen! Wanneer ze goed staat, kan ze het karakter van haar broers ten goede vormen. Haar gebeden, haar zachtaardigheid en toegenegenheid kunnen in een gezin zo ten zegen zijn. Mijn zuster, deze nobele eigenschappen kunnen nooit op anderen worden overgebracht, of ge moet ze eerst zelf bezitten. Die zielstevredenheid, die toegenegenheid en zachtaardigheid, dat zonnige humeur, dat in elk hart ingang zal vinden, zal van u weerkaatst worden wanneer uw hart dat aan anderen doorgeeft. Wanneer Christus niet in het hart verblijft, zal er ontevredenheid en zedelijke mismaaktheid bestaan. De zelfzucht zal van anderen eisen, wat we niet bereid zijn hun te geven. Wanneer Christus niet in het hart zetelt, is het karakter afstotend.USG1 306.2
Het zijn niet enkel grote verwikkelingen of verheven werken, die als een last zijn voor de ziel, en moed vereisen. Het leven-van-elke-dag brengt zijn moeilijkheden, beproevingen en ontmoedigingen. Juist dat nederige werk vraagt vaak zoveel van het geduld en de kracht. Zelfvertrouwen en resoluutheid zullen nodig zijn om al die moeilijkheden het hoofd te bieden en te overwinnen. Smeek de Here om met u te zijn, om in elke plaats uw hulp en vertroosting te zijn. Een zachte, rustige geest hebt ge zozeer nodig, en zonder die kunt ge niet gelukkig zijn. Moge God u helpen, mijn zuster, om zachtmoedigheid en rechtvaardigheid te verkrijgen. Het is de Geest Gods, die ge nodig hebt. Wanneer ge gewillig zijt, iets of niets te zijn, zal God u helpen en kracht geven en zegenen. Maar wanneer gij de kleine plichten, verwaarloost, zult ge nooit grotere toegewezen krijgen.USG1 307.1