HOOFDSTUK 92—DE HEILIGHEID VAN GODS GEBODEN
Zeer Geachte Broeder K.: In Januari 1875 werd mij getoond dat de geestelijke groei van de gemeente belemmeringen ondervindt. Het bedroeft de Geest van God, dat er zo velen in hun hart en leven niet recht staan; het geloof, dat ze belijden, klopt niet met hun werken. De geheiligde rustdag van de Here wordt niet gevierd zoals dat moet. Elke week wordt God beroofd door de overtredingen, die men begaat aan hef begin en aan het einde van Zijn heilige tijd; en de uren, die gewijd hadden moeten worden aan gebed en meditatie, worden besteed aan wereldse bezigheden.USG1 511.1
God heeft ons Zijn geboden gegeven, niet enkel om daarin te geloven, maar ook om die te gehoorzamen. Toen de machtige Jehova de fundamenten der aarde gelegd had, heeft Hij de gehele wereld bekleed met 1876, Vol, 4, blz. 247—254 schoonheid en daarin overvloedig voorzien in hetgeen nuttig is. voor de mens, en, toen Hij al de wonderen op het land en in de zee geschapen had, heeft Hij de Sabbatdag ingesteld en die geheiligd. God zegende en heiligde de zevende dag, omdat Hij daarop heeft gerust van al Zijn wonderlijk scheppingswerk. De Sabbat was gemaakt voor de mens, en God wilde dat hij op die dag zijn arbeid zou neerleggen, zoals Hij zelve gerust heeft na Zijn zesdaags scheppingswerk.USG1 511.2
Die de geboden des Heren eerbiedigen, zullen, nadat hun licht gegeven is ten aanzien van hef vierde gebod van de Decaloog, daaraan gehoorzamen, zonder de mogelijkheid of geschiktheid van zo ', n gehoorzaamheid in twijfel te trekken. God schiep de mens naar Zijn beeld en gaf hem dan een voorbeeld van de viering van de zevende dag, die Hij zegende en heiligde. Het was Zijn opzet dat gedurende die dag de mens Hem zou aanbidden en vereren en zich niet met wereldse zaken zou bemoeien. Niemand, die het vierde gebod veronachtzaamt, nadat hij licht ontvangen heeft aangaande de eisen van de Sabbat, kan zonder schuld staan voor Gods aan-gezicht.USG1 512.1
Broeder K., gij erkent de eisen Gods om de Sabbat te vieren, maar uw werken zijn niet in overeenstemming met het geloof dat gij belijdt. Gij staaf met uw invloed aan de kant van de ongelovige in zover gij Gods wet overtreedt. Wanneer uw wereldlijke omstandigheden de aandacht schijnen te vragen, dan overtreedt ge, zonder enige gewetenswroeging, het vierde gebod. Gij maakt het houden van Gods wet tot een kwestie van gezindheid door daaraan te gehoorzamen of niet te gehoorzamen al naar gelang uw werk of uw zin dat voorschrijft. Dat klopt niet met hef vieren van de Sabbat als een geheiligde instelling. Gij bedroeft de Geest Gods en onteert uw Verlosser door deze roekeloze handelwijze.USG1 512.2