Loading...
Larger font
Smaller font
Copy
Print
Contents

Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

 - Contents
  • Results
  • Related
  • Featured
No results found for: "".
  • Weighted Relevancy
  • Content Sequence
  • Relevancy
  • Earliest First
  • Latest First
    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents

    HOOFDSTUK 73—TIENDEN EN GAVEN

    De taak van Christus’ gemeente is om verloren gaande zondaars te redden. Zij moet de liefde Gods aan de mensen openbaren en ze voor Christus winnen door het uitdragen van die liefde. De waarheid voor deze tijd moet gebracht worden tot in de donkerste hoeken der aarde, en dit werk kan beginnen in het gezin. De navolgers van Christus moeten geen zelfzuchtig leven leiden, maar aangedaan met de Geest van Christus, zullen ze in harmonie met Hem werken.USG1 369.2

    Er zijn oorzaken voor de kilheid en het ongeloof van 1875, Vol, 3, blz. 381—408 deze tijd. De liefde voor de wereld en de zorgen des levens scheiden de ziel van God. Het water des levens moet in ons zijn en uit ons vloeien, opwellend ten eeuwige leven. We moeten naar buiten uitdragen, wat God in ons gewrocht heeft. Indien de Christen het licht des levens wil genieten, moet hij zijn krachten meer inspannen om anderen tot de kennis der waarheid te brengen. Zijn leven moet gekenmerkt worden door het brengen van offers tot zegen van anderen, en dan zullen er geen klachten zijn dat blijdschap ontbreekt.USG1 369.3

    Engelen zijn steeds in de weer om het geluk van anderen te bevorderen. Dat is hun vreugde. Wat zelfzuchtige harten zouden beschouwen als vernederende arbeid, te werken voor hen die diep in de ellende zitten, en die in elk opzicht minderwaardig zijn in karakter en levenswijze, is de taak van de reine, zondeloze engelen in de koninklijke hoven des hemels. De geest van Christus’ zelfverloochenende liefde is de geest, waarvan de hemel doortrokken is, en die is ook het wezen van zijn gelukzaligheid.USG1 370.1

    Zij, die geen speciaal genoegen smaken in het streven om anderen ten zegen te zijn, in de arbeid om hun goed te doen, zelfs als dit met offers gepaard gaat, kunnen de geest van Christus of van de hemel niet bezitten, want ze hebben geen gemeenschap met het werk van hemelse engelen en kunnen niet delen in de gelukzaligheid, die hun een verheven vreugde bereidt. Christus heeft gezegd: “Blijdschap zal er zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben. Lukas 15 : 7. Wanneer het engelen vreugde verschaft, als ze zondaars tot bekering zien komen, zullen zondaren, gered door het bloed van Christus, zich dan niet verblijden, wanneer ze zien dat door hun arbeid anderen zich bekeren en tof Christus komen? Door een harmonische samenwerking met Christus en de heilige engelen, zullen we een blijdschap smaken, die zich buiten dit werk niet zal voordoen.USG1 370.2

    Het beginsel van het kruis van Christus stelt allen die geloven onder zware verplichtingen om het eigen-ik te verloochenen, het licht aan anderen over te dragen en van hun middelen af te staan om het licht te verspreiden. Wanneer ze met de hemel in verbinding staan, zullen ze met de taak bezig zijn in samenwerking met de engelen.USG1 370.3

    Het beginsel van wereldse mensen is om van de ver-gankelijke dingen van dit leven zoveel mogelijk bij elkaar te schrapen als ze maar kunnen. Zelfzuchtige liefde naar gewin is het overheersende principe in hun leven. Maar de zuiverste blijdschap wordt niet gevonden in rijkdom, en ook niet waar een hunkerende begeerte zich voordoet, maar waar tevredenheid heerst en waar zelfverloochenende liefde een heersend beginsel is. Duizenden brengen hun leven door in overdaad en hun hart is vol wrevel. Ze zijn slachtoffers van de zelfzucht en ontevreden in hun ijdel pogen om hun geest met overdaad te bevredigen. Maar op hun gezicht staat te lezen hoe ongelukkig ze zich voelen en achter hen strekt zich een woestenij uit omdat hun leven onvruchtbaar is aan goede werken.USG1 371.1

    Naarmate de liefde van Christus ons hart vult en ons leven beheerst, zal begeerte, zelfzucht en gemakzucht overwonnen worden, en het zal onze blijdschap zijn de wil van Christus te doen, waar we immers belijden Zijn dienstknechten te zijn. Ons geluk zal dan evenredig zijn aan onze onzelfzuchtige werken, daartoe gedreven door de liefde van Christus.USG1 371.2

    In het verlossingsplan heeft goddelijke wijsheid de wet van actie en reactie gesteld, waardoor het werk der wel-dadigheid in al haar vertakkingen tot een dubbele zegen wordt. Hij, die de armen geeft, zegent anderen, en is in nog groter mate een zegen voor zichzelve. God zou Zijn doel om zondaars te redden, bereikt kunnen hebben zonder de hulp van de mens; maar Hij wist dat de mens niet gelukkig kon zijn zonder een aandeel te hebben in het grote werk, waarin hij zelfverloochening en weldadigheidszin kon aankweken.USG1 371.3

    Opdat de mens de gezegende resultaten der goeder-tierenheid niet zouden ontgaan, vormde onze Verlosser het plan om hem tot Zijn medewerker te stellen. Door een keten van omstandigheden, die een beroep zouden doen op zijn weldadigheidszin, schenkt Hij de mens de beste middelen om zijn goedertierenheid aan te kweken en geregeld zijn gaven te offeren om de armen te helpen en Zijn werk te bevorderen. Hij zendt Zijn armen als de representanten van Hem zelve. Door hun nooddruft onttrekt een ondergaande wereld aan ons de middelen en de invloed om hun de waarheid te brengen, waaraan ze in hun doodsnood zo ', n behoefte hebben. En wanneer we ingaan op dit beroep door arbeid en door werken der barmhartigheid, worden we gelijk aan het beeld van Hem, Die om onzentwille arm werd. Door te geven zegenen we anderen en vergaren zo ware schatten.USG1 371.4

    Larger font
    Smaller font
    Copy
    Print
    Contents