VRAGEN OM GEBED
Mijn man en ik woonden eens een vergadering bij, waar onze sympathie werd opgewekt voor een broeder, die zwaar aan longtering leed. Hij zag er bleek en vermagerd uit. Hij vroeg om de gebeden van Gods volk. Hij zei dat er veel ziekte in zijn gezin was en dat hij een kind had verloren. Hij sprak met gevoel over zijn zwaar verlies. Hij zei dat hij al enige tijd had uitgezien naar een ontmoeting met Broeder en Zuster White. Hij had geloofd dat wanneer ze voor hem wilden bidden, hij zou genezen. Aan het einde van de vergadering vestigden de broeders onze aandacht op dit geval. Ze vertelden, dat de gemeente hen ondersteunde; dat zijn vrouw ziek was en dat zijn kind was gestorven. De broeders waren bij hem aan huis bijeengekomen en hadden gezamenlijk gebeden voor het beproefde gezin. We waren erg vermoeid en hadden nog de last van het werk in de vergadering gedragen zodat we ons wilden verontschuldigen.USG1 266.2
Ik had besloten niet in gebed te gaan voor iemand, of de Geest des Heren moest mij in hef geval daartoe leiding hebben gegeven. Ik had gezien dat er zoveel ongerechtigheid heerste, zelfs onder belijdende Sabbatvierders, dat ik niet aan het gebed wilde deelnemen voor hen, met wier geschiedenis ik niet op de hoogte was. Ik maakte mijn zienswijze bekend. De broeders verzekerden mij, dat, zover als zij wisten, hij een goede broeder was. Ik sprak enkele woorden met degene, die om onze gebeden had gevraagd, opdat hij genezen zou, maar ik kon toch geen vrijmoedigheid voelen. Hij schreide en zei dat hij op onze komst had gewacht en de zekerheid voelde dat, wanneer we voor hem wilden bidden, hij zou genezen. We vertelden hem dat we van zijn leven niets wisten en dat we liever wilden dat degenen, die hem kenden, voor hem zouden bidden. Hij smeekte ons zó voortdurend, dat we besloten zijn geval na te gaan en het ‘s avonds de Here voor te leggen; en zo alles in orde was, wij op zijn verzoek zouden ingaan.USG1 266.3
Die avond gingen wij in gebed en legden zijn geval de Here voor. We smeekten om de wil Gods aangaande hem te kennen. Alles wat we verlangden was, dat de Here mocht verheerlijkt worden. Wilde de Here dat we voor deze beproefde man zouden bidden? We wentelden de last op de Here en legden ons ter ruste. In een droom werd het geval van die man duidelijk geopen-baard. Zijn weg van af zijn kindsheid werd ons getoond, en dat, wanneer we zouden bidden, de Here ons niet zou verhoren; want Hij zag de ongerechtigheid in zijn hart. De volgende morgen zocht de man ons op om voor hem te bidden. We namen hem apart en vertelden hem dat we helaas aan zijn verzoek niet konden vol-doen. Ik vertelde hem mijn droom, en hij erkende dat dit zo was. Vanaf zijn jongensjaren had hij zich aan zelfbevlekking overgegeven en had dat ook gedaan in zijn huwelijksjaren, maar, volgens zijn zeggen, zou hij nu proberen daarmee op te houden.USG1 267.1
Die man moest een ingewortelde gewoonte overwinnen. Zijn zedelijke beginselen waren zó zwak, dat wanneer ze in conflict kwamen met die lang gekoesterde uitspatting, ze overwonnen werden. De lage hartstochten waren gaan heersen over de hogere natuur. Ik stelde hem enige vragen aangaande de gezondheidshervorming. Hij zei dat hij daarop niet kon leven. Wanneer ongebuild meel in zijn huis zou komen, dan zou zijn vrouw dat de deur uitgooien. Dit gezin werd door de gemeente geholpen. Men had ook voor hen gebeden. Hun kind was gestorven, de vrouw was ziekelijk, en de echtgenoot en vader wilde door ons zijn geval laten voorleggen aan een rein en heilig God, opdat Hij hem door een wonder zou gezond maken. De zedelijke. gevoelens van die man waren afgestompt.USG1 267.2
Wanneer jonge mensen zich overgeven aan lage praktijken wanneer de geest nog teder is, zullen ze nooit kracht verkrijgen om een physiek, intellectueel en moreel karakter ten volle correct te ontwikkelen. Hier was een man, die zich elke dag verlaagde, en nochtans zich in de tegenwoordigheid Gods durfde te wagen om meerdere kracht te vragen, die hij op zo ', n lage wijze had verspild, en die, zo ze gegeven werd, gebruikt zou worden om aan zijn lusten te voldoen. Hoe groot is de verdraagzaamheid Gods! Indien Hij met de mens zou handelen overeenkomstig diens corrupte wijze van doen, wie zou dan voor Zijn aangezicht kunnen bestaan? Wanneer we nu eens minder voorzichtig waren geweest en het geval van deze man de Here hadden voorgelegd, terwijl hij nog de ongerechtigheid pleegde, zou de Here dan gehoord hebben? Zou Hij geantwoord hebben? “Want Gij zijt geen God, die lust heeft aan goddeloosheid; de boze zal bij U niet verkeren. De onzinnigen zullen voor Uw ogen niet bestaan; gij haat alle werkers der ongerechtigheid.” “Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Here zou niet gehoord hebben.” Psalm 5 : 4, 5; 66 : 18.USG1 268.1
Dit is geen op zichzelf staand geval. Zelfs de huwelijksverhouding was niet voldoende om deze man af te houden van de corrupte gewoonten van zijn jeugd. Ik wenste dat ik overtuigd kon worden dat zulke gevallen als datgene wat mij werd voorgehouden, zeldzaam zijn, maar ik weet dat ze veelvuldig voorkomen. Kinderen, geboren uit ouders die verslaafd zijn aan verdorven passies, zijn nietswaardigen. Wat kan men anders van zulke kinderen verwachten, dan dat ze nog tof een lager peil zullen zinken dan hun ouders? Wat kan verwacht worden van het opgroeiende geslacht? Duizenden houden er geen beginsel op na. Juist dezulken dragen op hun kinderen hun eigen ellendige, corrupte driften over. Wat een erfdeel! Duizenden slepen hun beginselloos leven voort, zijn een bederf voor hun omgeving, en laten hun onterende passies voortgaan door ze over te brengen op hun kinderen. Ze dragen de verantwoordelijkheid, door hun eigen karakter hen in te griffen.USG1 268.2